Nederlands repertoire verkeerd geholpen
(Jan Rubinstein) Ons Erfdeel - 1997, nr 5, pp. 774-775
Het was maar een enkele alinea in de in 1996 verschenen en door de Tweede Kamer aanvaarde Cultuurnota ‘Pantser of Ruggengraat' van de staatssecretaris van Cultuur, Aad Nuis, onder het tussenkopje ‘Nederlands repertoire'. Maar in 1997, toen Nuis die alinea werkelijk inhoud wilde geven, was het Hollandse huis te klein. Voor de orkesten, had Nuis laten weten, zat er voor de komende jaren niet meer subsidiegeld in, maar - en toen kwam het - ‘in de subsidievoorwaarden voor orkesten en ensembles zal ik een bescheiden minimumpercentage (7%) opnemen ten behoeve van Nederlands repertoire. Daaraan kunnen financiële santies worden verbonden, waarvan de eventuele opbrengst ten goede zal komen aan een fonds voor de uitvoering van Nederlands repertoire.'
Daarna sloeg de vlam in de pan. Twee orkesten, het Koninklijk Concertgebouworkest en het Orkest van het Oosten, gingen onmiddellijk in beroep bij de Commissie voor bezwaarschriften van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; ze kregen gelijk. Ook de pers was razend. Nuis op zijn beurt verzette zich tegen de uitspraak van de commissie dat zo'n maatregel alleen kan worden opgelegd als daarvoor van tevoren een wettelijke grondslag is gelegd en daarvan ziet Nuis de noodzaak niet in. Vervolgens liet met name het Concertgebouworkest weten dat, als Nuis hoe dan ook zijn zin zou willen doorzetten, men bij de gewone rechter in beroep zou gaan.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden