‘Nederlands is onze taal, maar Nederlands is niet alleen van óns’
‘Kleindenken beperkt het potentieel van het Nederlands.’ Dat zei Henriette Louwerse in haar inleidende toespraak bij de Vlaams-Nederlandse taalavond Spraakmakend Nederlands? in Den Haag. Haar voorstel om het Nederlands relevanter dan ooit te maken in de 21ste eeuw: ‘Laten we een inclusief verhaal vertellen over het Nederlands, de taal die openstaat voor iedereen die ervan houdt, voor mensen die naast het Nederlands ook andere talen spreken.’
Als docent Nederlandse taal en culturen aan een buitenlandse universiteit, en met name in mijn rol als bestuursvoorzitter van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), heb ik immers al regelmatig gewezen op het kleindenken van de Nederlandse en Vlaamse overheid waar het de promotie van taal en cultuur buiten het taalgebied betreft.
© Tom Christiaens
Terwijl China wereldwijd Confucius Instituten opent, er in iedere gerespecteerde stad een Alliance Française opereert, en Duitsland en Oostenrijk overal ter wereld moedertaalsprekers in vakgroepen Duits plannen, blijven Vlaanderen en Nederland volharden in de diepgewortelde overtuiging dat Nederlands, en de talige cultuur van Nederland en Vlaanderen, geen exportproduct is dat serieus genomen dient te worden.
Het geïnternaliseerde idee van een kleine, veel te moeilijke en particuliere taal, is hardnekkig. De Taalunie heeft het uitgezocht: 7,5 eurocent per inwoner investeren we in ons internationale taalonderwijs. Portugal geeft met 2.80 euro vijfendertig keer meer uit voor het Portugees.
Ik ga ervan uit dat u die boodschap kent. En ik geloof dat er zelfs tekenen zijn dat die boodschap is doorgekomen, toch aan Vlaamse kant, waar in het nieuwe regeerakkoord is opgenomen dat de Vlaamse regering van plan is om meer te investeren in het “internationaliseren van het Nederlands”. Bravo. Maar we zijn er nog niet.
Hoort u iets nieuws als we Engels afkeuren, de afname van studenten betreuren, debatteren over standaardtaal?
In de Week van het Nederlands wordt de liefde voor onze taal bezongen in velerlei vorm. Het economische verhaal lijkt even een ver-van-ons-bedshow: die week zijn we onder elkaar en wentelen we ons in de liefde en trots voor het – al of niet standaard – Nederlands. We proeven de regels van Multatuli, we leggen de schuld van prestigeverlies bij het Engels, we eren de moedertaal op het Onze Taal-congres en we vieren de taal compleet met uitroepteken tijdens de elfde editie van de VRT Taalavond!
Feest is fijn, trots en liefde zijn mooie dingen, maar het is niet voldoende. Hoort u iets nieuws als we het Engels afkeuren, de afname van de studenten Nederlands betreuren, debatteren over de wenselijkheid van de standaardtaal? Ik niet. Ik hoor hierin niet de fundamentele verschuiving in onze houding ten aanzien van het Nederlands die we nodig hebben om spraakmakend te blijven, of ‘relevanter dan ooit’ zoals de ondertitel van deze avond luidt.
Moederlijk advies
Tijdens een recente paneldiscussie op de Nederlandse radio bij het programma De Taalstaat wordt een aantal prominenten op het gebied van het onderwijs Nederlands en neerlandistiek gevraagd waarom ze destijds Nederlands zijn gaan studeren. De antwoorden zijn voorspelbaar: liefde voor lezen, leuke leraar Nederlands.
Eén antwoord valt op: het antwoord van een hoogleraar Nederlands. Ze zegt, ‘ik wilde Frans studeren, maar mijn moeder zei, ‘dat moet je niet doen, dan word je nooit de beste. Als ze een hoogleraar Frans zoeken, dan leg je het altijd af tegen een Fransman.’ Het publiek lacht.
Engeland heeft een ongekend open en inclusieve houding ten aanzien van hun taal en de studie ervan
Laat het duidelijk zijn: ik waardeer de ambitie van de moeder van de hoogleraar en overigens ook die van de hoogleraar zelf. Maar toch zit er een fundamenteel kleindenken verscholen in dit moederlijke advies. En dat is het kleindenken waar wij, docenten en onderzoekers in de internationale neerlandistiek, bij voortduring tegenaan lopen. Dat is het kleindenken dat het Nederlands beperkt, beknopt, begrenst, klein houdt.
Ik woon in het vermaledijde Engeland. Een land dat zijn koers kwijt is. Het genereuze Verenigd Koninkrijk – trots in de internationale blik, multicultureel, Europees – is verworden tot een zuur naar binnen gerichte natie waarvan de helft zich vastklampt aan een vermeend illuster verleden en de andere helft een Iers paspoort aanvraagt en denkt over vertrek.
Maar één ding doen ze in Engeland nog altijd heel erg goed. Ze hebben een ongekend open en inclusieve houding ten aanzien van hun taal en de studie van taal en cultuur. Als ik kijk naar mijn collega’s in de vakgroep Engels in Sheffield, dan is moedertaalspreker zijn helemaal geen selectiecriterium. Sterker nog, de blik van buiten, van dr. Kook Hi Gill uit Zuid-Korea, dr. Agnes Lehoczky uit Hongarije, dr. Duco van Oostrum uit Friesland en dr. Charlotte Steenbrugge uit Vlaanderen wordt gezien als verrijking, verbreding en verdieping.
Het idee dat ‘je het niet zou redden omdat je geen moedertaalspreker van het Engels bent’ is niet alleen onwaar, maar ook volkomen absurd. Het Engels is niet uitsluitend van de moedertaalsprekers van het Engels, de Britten hebben geen alleenrecht op Shakespeare en dat dragen ze uit.
Dames en heren, Nederlands is onze taal, maar het Nederlands is niet alleen van óns.
Kleindenken over Nederlands zit in termen als moedertaal, kleedt zich in een gesloten identiteitsdebat
Nederlands is niet het exclusieve recht van mensen die zijn opgegroeid met Jip en Janneke. De teksten geschreven in Nederlands, de cultuurproducten zijn voor iedereen die zich daarin wil verdiepen, die verbanden wil zoeken, die ervan geniet, die ervan houdt, die ze wil bestuderen of er zelfs op wil promoveren. Als we Nederlands als open, middelgrote, internationale taal omarmen, en niet langer beschouwen als het monopolie van moedertaalsprekers binnen een klein taalgebied, wordt Nederlands relevanter dan ooit voor de eenentwintigste eeuw.
Het kleindenken rond het Nederlands zit verstopt in termen als moedertaal, kleedt zich in een gesloten identiteitsdebat, staart zich blind op kleine verschillen in plaats van die te zien als bewijs van onze diversiteit. Met dat kleindenken moeten we radicaal breken. Laten we vanaf nu een inclusief verhaal vertellen over het Nederlands, de taal die openstaat voor iedereen die ervan houdt, voor mensen die naast het Nederlands ook andere talen spreken: Engels (zoals mijn kinderen en ik), Frans, Marokkaans, Arabisch of Duits. Laten we trots zijn op een taal en een cultuur die groot en inclusief denkt, die investeert in onderwijs op alle niveaus, ook buiten de taalgrenzen.
Liefde voor alle gebruikers
Onlangs zat ik in een grote zaal tijdens onze jaarlijkse cursusinschrijvingen. Er verscheen een jonge man aan mij mijn tafeltje. ‘I would like to study Dutch’, zei hij. ‘What an excellent idea’, antwoordde ik, want ook in Sheffield telt iedere student. ‘I may not be a beginner’, zei hij.
Op dat moment schakelde ik over op Nederlands, en zei: ‘Nou, dat is helemaal mooi, je hebt al ervaring met de taal?’
Mijn gesprekspartner reageerde onverwacht. Zijn ogen liepen vol tranen en hij zei: ‘Sorry, ik vind het zo fijn dat er iemand Nederlands tegen mij spreekt.’
Nathan is van West-Afrikaanse afkomst, en is geboren in Rotterdam, waar hij tot zijn elfde heeft gewoond. Daarna vertrokken zijn ouders naar Engeland. Hij spreekt Engels, Nederlands, en nog twee Afrikaanse talen. Nederlands is zijn lievelingstaal. Hij wil docent Nederlands worden, het liefst op een universiteit. Wie van ons gaat hem vertellen dat dat niet mogelijk is? Dat hij in onze ogen nooit de beste zal zijn, omdat hij naast het Nederlands nog andere talen spreekt?
Laten we onze liefde van het Nederlands uitdrukken in liefde voor de gebruikers van het Nederlands, voor alle gebruikers.