De economische en culturele meerwaarde van de studie Nederlands in het buitenland is groot, en een ambitieuze taal- en cultuurpolitiek heeft in een paar Europese landen een groot effect. Maar in vergelijking met Duitsland, Rusland, Hongarije, Polen, Portugal en Zweden investeren de Lage Landen daar zeer weinig in, waardoor kansen onbenut blijven. Dringt die boodschap door tot de overheden?
Opvallend: Hongarije heeft zijn budget voor de verspreiding van het Hongaars in het buitenland, dat bijna volledig wordt besteed aan een docentennetwerk, sinds 2010 verdubbeld. In Nederland en Vlaanderen is de rek eruit: sinds 2010 wordt de kaasschaaf gehanteerd. Blijkbaar geloven onze overheden niet in het nut en de zinvolheid van een promotie van onze taal wereldwijd. Ze reageren zonder veel ambitie – “beleidsarm”, zoals dat heet – en beperken zich tot volgen en ondersteunen van wat in dat buitenland al gebeurt. Proactief, laat staan voluntaristisch beleid is er niet.
Toch blijkt uit een veldonderzoek bij studenten Nederlands in Polen
en Italië, uitgevoerd door de Taalunie, duidelijk dat de economische en diplomatieke meerwaarde van dat onderwijs wel degelijk aanwezig is.
© Taalunie
De Taalunie ging verder en onderzocht ook het taalbeleid in landen als Duitsland, Rusland, Hongarije, Polen, Portugal en Zweden. De resultaten zijn veelzeggend. Alle landen scoren veel beter als het gaat om het actieve promoten en uitdragen van de eigen taal in het buitenland. Duitsland doet de meeste inspanningen. Eén miljoen driehonderdduizend studenten volgen wereldwijd Duits. Zevenhonderddertigduizend mensen studeren Russisch.
Goed, dat zijn grote landen en dus grote talen. Maar de veertigduizend studenten die Zweeds volgen in de wereld steken toch af tegen de bijna veertienduizend die Nederlands studeren. Dat laatste is best veel, zou je denken. Uit deze rapporten leer je dat een gerichte en ambitieuze taal- en cultuurpolitiek tot veel meer kan leiden.
14.000 studenten Nederlands in het buitenland? Dat lijkt veel, maar het kan zeker beter
Het is goed dat de Taalunie deze onderzoeken heeft gedaan. Deze instelling is en blijft uniek. Het is goed dat ze bestaat, want vandaag zou ze, zo valt te vrezen, niet meer opgericht worden. Toch maken deze onderzoeken duidelijk dat zelfs die Taalunie een gekortwiekte machine is.
Andere landen hebben blijkbaar beter begrepen dat inzetten op de verspreiding van de eigen taal – en dus cultuur – in de wereld niet alleen politiek en economisch rendabel is, maar ook diplomatiek en cultureel succesvol is. Het behoort eigenlijk tot efficiënt en intelligent buitenlandbeleid.
Zullen de Nederlandse regering en Buitenlandse Zaken, en de nieuwe Vlaamse regering, die ook volwaardig buitenlandbeleid heeft, deze boodschap horen?