literatuur
Moet er nog kaas zijn? Literatuuronderwijs in Vlaanderen
(Paul De Loore) Ons Erfdeel - 2013, nr 1, pp. 14-23
Eind mei. Ik wil het schooljaar in het zesde jaar in schoonheid afronden. “Eindelijk schrijf ik je weer omdat er grote dingen staan te gebeuren en wel door toedoen van mijnheer Van Schoonbeke.” Het begin van Elsschots Kaas. En later: “Beste, brave kinderen. Lieve, lieve vrouw.” De laatste regels.
Mijn leerlingen zijn gedurende zes lessen ondergedompeld geweest in dit superieure taalbad. Zij hebben aandachtig geluisterd, genuanceerder leren lezen, preciezer leren begrijpen en interpreteren. Zij hebben onrechtstreeks beter leren schrijven door het goede voorbeeld van onze grootste schrijver. Zij zijn grondig vertrouwd gemaakt met een literair meesterwerk, een ijkpunt waaraan zij later andere teksten kunnen afmeten. Zij hebben de ontroerende, ontwapenende kracht van literatuur ervaren. Zij hebben mijn bewondering gemerkt. Zij hebben ondervonden dat goede literatuur nooit vrijblijvend is en veel meer dan entertainment, geen praktisch nut heeft, maar wel intrinsieke waarde. Zij hebben geleerd dat Elsschot andere koek is dan Harry Potter.
De lectuur van Kaas heeft hen niet voorbereid op hogere studies of een job, maar op het leven. Ik geloof dat ik mijn tijd zinvol heb besteed, dat dit waardevol is en dat dit op lange termijn zal renderen. Kunnen we in de lessen Nederlands iets zinvollers doen?
Er lijkt niets mis te zijn met onderwijs dat deze literatuur ter harte neemt. Toch ontvangen we voortdurend signalen dat dit soort onderwijs hopeloos achterhaald is, dat dit niet meer kan. Hoe “realiseer” je immers de eindtermen en de leerplandoelstellingen als er zoveel tijd opgaat aan literatuur? Welk literatuuronderwijs schrijft het onderwijsbeleid in Vlaanderen voor?
"
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden