Met zijn cultklassieker ‘Braziliaanse brieven’ doet August Willemsen denken aan het beste van Reve
In zijn heruitgegeven Braziliaanse brieven
trekt schrijver en vertaler August Willemsen je zonder reserves zijn hoogstpersoonlijke denk- en gevoelswereld binnen. Bijna vier decennia na de eerste publicatie voelen de brieven nauwelijks gedateerd aan.
Vijftien jaar na zijn dood is August Willemsen terug van weggeweest. De worsteling van de Nederlander met zijn tweede vaderland – zijn merkwaardige haat-liefdeverhouding tot Brazilië – blijft fascineren. Eerder deze maand werd zijn succesboek Braziliaanse brieven opnieuw uitgebracht. Nieuw is dat deze cultklassieker uit 1985 eindelijk in Brazilië gaat verschijnen. Tegelijk komt een film in roulatie die volledig aan de schrijver en vertaler gewijd is.
Wat maakte Willemsen zo uniek, en waarom moeten we hem lezen?
Literaire parelvisser
© Bert Nienhuis
August Willemsen (1936-2007) vond zijn eerste roeping in het conservatorium, maar zou een mogelijke pianistencarrière opgeven om Portugees te studeren. Als een ware pionier begon hij grote stukken van een braakliggend taalgebied te ontginnen en literaire parels uit Portugal en Brazilië te introduceren.
Willemsen was een man met een missie, iemand die geduldig aan langdurige projecten werkte. Zowat al zijn vertalingen gingen gepaard met stevige nabeschouwingen, toegankelijke minicolleges die onbekende schrijvers voor het voetlicht brachten. Willemsen vertaalde ook alleen wat hij zelf echt goed vond. Het werk van de vandaag internationaal geroemde, “herontdekte” Clarice Lispector heeft hij altijd links laten liggen. Net als de in de jaren zestig en zeventig nog wereldberoemde bestsellerauteur Jorge Amado.
Tot het levenswerk van Willemsen behoort onder meer de Braziliaan Machado de Assis (1839-1908). In Europa was deze schrijver vrijwel onbekend, terwijl in Brazilië zijn boeken tot in de kleinste krantenkiosk te koop lagen. Willemsen had hem ontdekt in 1976, en de ontmoeting was een schok van herkenning geweest: “een man uit de vorige eeuw, maar zó dichtbij”.
Het werk van de negentiende-eeuwse Machado de Assis had met zijn mix van ironie en weemoed, zijn Mozartiaanse speelsheid en gebrek aan zwaarte alles om een Nederlands publiek voor zich te winnen. Toch bleef het een gok volgens Willemsen. Aan een Braziliaanse journalist voorspelde hij in 1981 dat De Arbeiderspers vanuit commercieel oogpunt wellicht halve zelfmoord beging met het Machado-vertaalproject.
Dat was iets te pessimistisch gedacht. Machado de Assis bereikte wel degelijk enige faam en bekoorde de critici. Al veroverde hij nooit echt een grote lezersschare. Ook andere auteurs wachtte een soortgelijk lot. Graciliano Ramos, João Guimarães Rosa en Euclides da Cunha, grootheden uit de Braziliaanse literatuur waarin Willemsen zijn tanden zette, zijn in Nederland en Vlaanderen vaak onder de radar gebleven.
Beduidend meer aandacht kreeg Willemsen voor zijn poëzievertalingen. Van Fernando Pessoa uiteraard, of van de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade. Die laatste bereikte zelfs een zekere cultstatus in Nederland na een documentaire van Heddy Honigmann over zijn (eveneens door Willemsen vertaalde) erotische poëzie.
Carlos Drummond de Andrade was de belangrijkste levende Braziliaanse schrijver met wie Willemsen ook echt contact had. In 1984 deed de op dat moment Nobelprijsfähige dichter hem een opmerkelijk voorstel. Hij vroeg hem een bloemlezing te maken in ruwe Portugese vertaling van Nederlandse poëzie, “die hij aanbood (heel verlegen) vervolgens te bewerken en te maken tot echte Braziliaanse poëzie.”
© Arquivo Nacional
Campert, Nooteboom, Kouwenaar in het Portugees, vertaald door een van de allergrootste dichters uit die taal: dit had een buitengewoon boek kunnen opleveren. Helaas stierf Drummond drie jaar later, voordat het project voltooid raakte.
Antireisliteratuur
De doorsnee lezer zal nauwelijks weten wie zijn exemplaar van Gabriel García Márquez, Philip Roth of Haruki Murakami heeft vertaald. Bij Willemsen gold precies het omgekeerde: de meeste schrijvers die hij wilde lanceren raakten amper ingeburgerd, maar zelf werd hij steeds meer een “persoonlijkheid” in de Nederlandse letteren.
De meeste schrijvers die Willemsen als vertaler wilde lanceren raakten amper ingeburgerd, maar zelf werd hij steeds meer een ‘persoonlijkheid’ in de Nederlandse letteren
Die bekendheid had hij vooral aan Braziliaanse brieven te danken, een boek waarin hij brieven bundelde die hij in de jaren zestig, zeventig en tachtig vanuit Brazilië naar het thuisfront had gestuurd. De publicatie was een instant succes, werd bekroond en is sinds de verschijning in 1985 regelmatig herdrukt.
Het is niet moeilijk vast te stellen waarom. Willemsen trekt je zonder reserves, in een prettige verteltrant, zijn hoogstpersoonlijke denk- en gevoelswereld binnen. De brieven lijken rechtstreeks aan de lezer gericht, alsof die een oude bekende van de auteur is. De toon is bijna provo-achtig en drijft voort op een onweerstaanbare ironie, die aan het beste van Gerard Reve doet denken (met wie Willemsen, naast het gevoel voor stijl, ook de kwelling door de drankduivel deelde).
Tezelfdertijd is Braziliaanse brieven op verfrissende wijze een soort antireisliteratuur. “Belangstelling voor vreemde landen heb ik niet”, schrijft Willemsen sans gêne. “In feite houd ik alleen van mij verplaatsen, of verplaatst worden, door een vreemd, bij voorkeur dunbevolkt landschap. Ik hou van vertrekken, niet van aankomen.” Ook wie geen specifieke interesse voor Brazilië heeft kan dus van Braziliaanse brieven genieten – het boek gaat evenveel over Willemsen zelf als over het Zuid-Amerikaanse land.
De brieven lijken rechtstreeks aan de lezer gericht, alsof die een oude bekende van de auteur is
Een andere kracht van het boek is zijn tijdloosheid. Hoewel Willemsen geen spatje sympathie had voor de militaire dictatuur in Brazilië hield hij zich ver van ideologie. Dat was dwars tegen de tijdgeest: omstreeks zijn eerste verblijf in São Paulo reisde Harry Mulisch vol idolatrie naar Cuba en blonk de poster van Che in ontelbare studeerkamers. Maar Willemsen onthield zich van al te politieke stellingnames. Die afzijdigheid, en de afwezigheid van verwijzingen naar de actualiteit, hebben zijn brieven nauwelijks gedateerd gemaakt.
Haat en liefde
Willemsens beeld van Brazilië is altijd onderhevig geweest aan wisselende stemmingen en omstandigheden. Zijn verblijf in 1967-1968 in de nachtmerrieachtige metropool São Paulo, in slechte materiële omstandigheden, deed hem regelmatig hunkeren van heimwee naar Amsterdam. Het idee voor de brieven was toen al ontstaan, na lezing van een Braziliaans reisverslag van Cees Nooteboom (in het tijdschrift Avenue) dat hij veel te oppervlakkig had gevonden.
Willemsen heeft Brazilië nooit willen mythologiseren en verfoeide de exotische clichés. “Ik zit hier in wat de mooiste stad ter wereld heet, en het doet me niets”, schreef hij in 1979 over Rio de Janeiro. “Nooit zie je eens iemand met een introvert gezicht. Alles is direct, onmiddellijk, spontaan, en dat begin ik te ervaren als dodelijk vermoeiend en vervelend.” Ook Braziliaanse intellectuelen waren hem vaak ondraaglijk. Het meest werd hij nog gecharmeerd door pretentieloos kroegbezoek in onhippe maar zinnelijke volksbuurten. De mondaine kant van Rio, de chic
van afgeborstelde strandwijken als Copacabana en Ipanema, lag dan weer ver van zijn leefwereld.
© Blake W Smith
Daarmee sloot hij enigszins aan bij de een jaar jongere Conrad Detrez, een in Vlaanderen geboren Franstalige schrijver die eveneens in de jaren zestig in Brazilië verbleef. Maar waar de hedonistische ex-seminarist Detrez zich compleet “brazilianiseerde”, kon de meer introverte Willemsen nooit helemaal de zijlijn overschrijden: “Soms heb ik het gevoel dat ik maar een klein stapje hoef te doen om aan de ‘andere kant’ te komen, de kant van de Brazilianen; er zijn momenten geweest dat ik dacht deel te hebben aan het open, onommuurde, handtastelijke leven, en daar voelde ik me zeer wel bij (…). Maar, maar. Die momenten komen me toch voor als rollenspel, ‘doen alsof’. En zo is het ook. Het is als Pessoa’s utopie van Caeiro: men kan niet terug.”
“Mijn passie voor Brazilië bestaat uit haat en liefde”, vertelde Willemsen ooit aan Ischa Meijer. “Dat land geeft me zo’n groot gevoel van vrijheid. Tegelijkertijd is het zo moeilijk om daar alleen te zijn. De Brazilianen zitten ontzettend dicht op elkaar. Het zijn aardige, lieve, hartelijke mensen, maar ze ergeren me ook ontzettend.”
Willemsen heeft Brazilië nooit willen mythologiseren en verfoeide de exotische clichés
Met het ouder worden begon Willemsen vooral terug te blikken en na te denken over wederzijdse vooroordelen. Hij zag dat Brazilianen andere maatstaven voor schoonheid hanteerden (“Waarom zou wat wij smakeloosheid noemen geen stoutmoedigheid zijn?”) en stelde vast dat ook zij zich doodergerden aan zogenaamd “typisch Braziliaanse” ondeugden.
Het belang van Braziliaanse brieven ligt bij nader inzien vooral in het schetsen van die kloof tussen Oude en Nieuwe Wereld, het blootleggen van de andere opvattingen die in de Braziliaanse maatschappij gelden. “In Nederland”, constateerde Willemsen, “hebben we de gewoonte met passer en liniaal de grenzen af te bakenen van elkaars fatsoen en opinie, van wat links en rechts is, wat hoort en niet hoort, en daar blijkt hier niets van te kloppen.”
Weinig Brazilië-kenners hebben die confrontatie zo knap en lucide weergegeven. Willemsen had geen epische expedities of halsbrekende avonturen nodig (“verblijf ik ergens, dan doe ik daar liefst hetzelfde als thuis”) om zijn haarscherpe observaties op papier te zetten. Altijd erudiet, nooit hoogdravend.
De bladzij en de werkelijkheid
In het laatste deel van Braziliaanse brieven schrijft Willemsen over zijn contacten, midden jaren tachtig, met fotograaf Sergio Zalis in Rio de Janeiro. Deze Braziliaanse boezemvriend had kort daarvoor zelf in de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam gestudeerd. Daar – op de afdeling Visuele Communicatie – zou ook filmstudent Frederieke Jochems zijn pad kruisen. Toen Jochems in 2016 Zalis opzocht in Rio de Janeiro spraken ze over Willemsen. Jochems had Willemsen nooit ontmoet maar voelde zich, via zijn geschriften, erg verwant met hem. Het idee voor een film ontkiemde.
Jochems interviewde bekenden van de schrijver in Nederland en maakte – de camera en het boek in de hand – researchreizen naar Rio, São Paulo en andere delen van Brazilië. Op de melancholische tonen van het Nederlandse Trio Açaí word je steeds verder het Brazilië van Willemsen ingetrokken, een land van morsige kroegjes, kurkdroge sertão en fonkelende poëzie.
“Jong en soms kinderlijk”, omschrijft Zalis zijn Nederlandse vriend op het strand van Ipanema. “Hij was gauw ontroerd. Enerzijds was hij heel calvinistisch, anderzijds heel Braziliaans.” August Willemsen, de bladzij en de werkelijkheid, zoals de film heet, maakt ook gul gebruik van archiefbeelden. Je ziet Willemsen in zowat alle Nederlandse praatprogramma’s van de jaren negentig acte de présence geven.
De indrukwekkende documentaire is gelukkig geen hagiografie. Willemsen komt eruit tevoorschijn als een erudiete en zelfs briljante geest, maar in de privésfeer ook behoorlijk moeilijke man. De taalvirtuoos had zelf moeite zijn diepste gevoelens te uiten en worstelde met een soort onvermogen tot communiceren.
© Franjo Studio Amsterdam
Jochems begroef zich ook in het Literatuurmuseum in Den Haag, waaraan Willemsen zijn archief doneerde. Daar ligt een schat aan informatie, zegt de cineast. “Hij hield bijna alles bij, van manuscripten tot kattenbelletjes en liefdesbrieven.” Of ze ooit een biografie van Willemsen wil schrijven? “Het idee is verleidelijk”, klinkt het. “Maar Willemsen schreef alles zelf zo goed op! Wat kun je daar nog aan toevoegen? Hij heeft heel veel uit zijn leven op papier gezet. Al kunnen er altijd verborgen hoofdstukken zijn.”
August Willemsen, de bladzij en de werkelijkheid, een productie van Franjo Studio Amsterdam, kwam tot stand door crowdfunding via Stichting Het Nieuwe Zuiden en bijdragen van onder andere het Nederlands Filmfonds en Prins Bernhard Cultuurfonds.
De vertaler (eindelijk) vertaald
Het mag een klein wonder – of grote onrechtvaardigheid – heten dat Willemsen niet bekender is in Brazilië zelf. Pas nu ziet dankzij Mariângela Guimarães een integrale vertaling van Braziliaanse brieven het licht. Guimarães, die onder meer werk van Grunberg vertaalde, ontdekte Willemsen twintig jaar geleden via haar toenmalige Nederlandse partner. “Hij raadde me onmiddellijk aan Braziliaanse brieven
te lezen.”
Cartas brasileiras
verschijnt in samenhang met de film en de Nederlandse heruitgave bij Arte e Letra, een uitgeverij uit Curitiba. De eigenaar van die uitgeverij, Frede Tizzot, werkt als illustrator ook mee aan de “graphic novel look” van de film over Willemsen.
Een prachtinitiatief, vindt Joris Kleverlaan de Portugese vertaling. “In mijn vele gesprekken met Brazilianen hoor ik vaak hetzelfde geluid: het wordt tijd dat Brazilië leert luisteren naar de stem van buiten.” Kleverlaan is de oprichter en zakelijk leider van Stichting August Willemsen. Die wil niet alleen de nagedachtenis aan Willemsen eren, maar ook de Portugese taal en literatuur in het algemeen bevorderen.
Het mag een klein wonder – of grote onrechtvaardigheid – heten dat Willemsen niet bekender is in Brazilië zelf
En dat is nodig: “Het aantal universitaire opleidingen Portugees in Nederland bedraagt… nul. Een taal met meer dan 250 miljoen sprekers, op vijf continenten.” Om het tij te doen keren zijn er opnieuw mensen à la Willemsen nodig. “Naast vertaler was hij de spil van een levendige studie Portugese taal- en letterkunde op de Universiteit van Amsterdam. Zo’n ambassadeurschap hebben wij ook voor ogen.”
Willemsen zelf heeft hij nooit ontmoet, zegt Kleverlaan, wel vrienden en familieleden. De Stichting zorgt nu onder meer voor het onderhoud van zijn graf, dat recent met een bronzen beeld werd verrijkt. “De man, zijn naam en zijn werk roepen nog steeds veel gevoelens op. Voor uitgeverij De Arbeiderspers blijft hij een household name. We waren betrokken bij de heruitgave en vertaling van Braziliaanse brieven. En bij de film over hem.”
De stem van Willemsen – soms kritisch-plagend, veel vaker liefdevol – is nog niet verflauwd. Benieuwd hoe ze in Brazilië gaat klinken.
August Willemsen, Braziliaanse brieven, De Arbeiderspers, pp. 286