Deel artikel

Lees de hele reeks
de franse nederlanden, taal opinie

Meer tweetalig onderwijs in de grensstreek? Richt een Noord-Franse instelling voor het Nederlands op

Door Philippe Ducourant, vertaald door Katrien Vandenberghe
25 mei 2023 9 min. leestijd De Franse Nederlanden

Tientallen gezinnen uit Frans-Vlaanderen laten hun kinderen in Belgisch-Vlaanderen naar school gaan omdat er in de regio zelf geen aanbod aan taalbaden is. Hoe kun je het tweetalig onderwijs in de grensstreek bevorderen? Philippe Ducourant, een Frans-Vlaming die zijn zoontje over de grens naar school stuurt, heeft een paar concrete ideeën. Zo wil hij op Noord-Franse schaal een overheidsinstelling die zich toespitst op het Nederlands.

Loes Vandromme, Vlaams parlementslid uit Poperinge voor de christendemocratische CD&V, volgt de problematiek van het over de grens naar school gaan nauwlettend. Ze is een van de helaas weinige politici die in het onderwerp thuis zijn en die weten wat er speelt. Op haar website staat te lezen: “In Noord-Frankrijk is er een groeiende belangstelling voor het Nederlands. Bij een groep mensen speelt het Frans-Vlaamse gedachtegoed zeker nog een rol. Enkele generaties geleden sprak iedereen er immers nog ‘Vlaams’. Daarna verwaterde dit wat, maar nu is er opnieuw meer belangstelling voor de [Belgische] Vlaamse buren en hun taal.”

De Kleine Prins, een voorbeeldschool

Deze groeiende belangstelling uit zich onder meer in het aantal Franse kinderen dat over de grens, dus in Belgisch Vlaanderen, naar school gaat. Zo telt De Kleine Prins, de dorpsschool van Abele (een deelgemeente van Poperinge), behoorlijk wat Franstalige kinderen. Bijna één op de vijf kinderen spreekt thuis Frans.

De voorbije tien jaar werd dit plattelandsschooltje op tweehonderd meter van de voormalige douanepost van Abele een voorbeeldschool voor Vlaams onderwijs in de grensstreek. De Noord-Franse kranten La Voix du Nord en L’Indicateur des Flandres (meermaals), de Noord-Franse zender Flandres tv, de Franstalige Belgische openbare omroep RTBF, het dagblad La Libre Belgique, de Franse omroepzenders France 3
en TF1 hebben met deze school als voorbeeld reportages gemaakt over het volgen van onderwijs over de grens. In Belgisch Vlaanderen is er wat minder media-aandacht voor het onderwerp, al is die er wel.

Het is ooit anders geweest. Het gezin Mercier uit Godewaarsvelde en het gezin Lobert uit Bambeke behoorden in de jaren negentig tot de wegbereiders toen ze hun kinderen over de grens
naar school lieten gaan, in een tijd waarin dat allesbehalve vanzelf sprak. Ja, het werd een beetje raar gevonden.

Siegrid Mercier (31) herinnert zich hoe zij de enigen uit Frans-Vlaanderen waren die naar school gingen in Abele. De school is sindsdien wat uitgebreid, want meer leerlingen begonnen de grens over te steken.

Éloi spreekt Nederlands als een moedertaalspreker

Mijn eigen gezin is eveneens een voorbeeld van die ontwikkeling. Mijn zoon Éloi gaat al vanaf de eerste kleuterklas naar Abele. Hij is nu acht en zit in het derde leerjaar. Éloi is perfect tweetalig. Hij spreekt Nederlands als een moedertaalspreker, met het West-Vlaamse accent van mijn vier grootouders. Het is wonderlijk. Toch moeten we beseffen dat de school van Abele niet representatief is. Elders zitten er maar een paar Franstalige leerlingen op de grensscholen, behalve in De Panne, in Watou (net als Abele een deelgemeente van Poperinge), in de Vlaamse school van Komen en in Menen.

De statistieken, een bron van frustratie

Een blik op de statistieken. Het zou interessant zijn om over mee gedetailleerde gegevens te beschikken. We moeten het nu stellen met algemene cijfers per gemeente die de Vlaamse minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) op verzoek van Loes Vandromme heeft verstrekt.

We weten dat een aantal van de ‘Franse’ of ‘Belgische’ leerlingen in grensscholen kinderen van gemengd Frans-Belgische ouders zijn, maar we weten niet aan welke kant van de grens ze dan wonen en ook niet welke taal of talen ze thuis spreken. En hoeveel kinderen komen uit puur Franstalige gezinnen?

We stippen ook aan dat Franstalige kinderen in de Vlaamse scholen aan de rand van de Rijselse metropool (in Komen, Wervik en Menen) en in Nieuwkerke (in de Westhoek) overwegend Waals zijn.

Over de grens naar school, een bescheiden fenomeen

Momenteel (cijfers van 2020-2021) volgen ongeveer 180 Noord-Franse kinderen basisonderwijs (kleuterschool en lagere school) in West-Vlaanderen, onder wie 130 in de Westhoek. Omgekeerd liggen de getallen iets lager: ongeveer 130 West-Vlaamse kinderen volgen basisonderwijs in Noord-Frankrijk.

In het middelbaar keldert het aantal jonge Noord-Fransen in Belgisch-Vlaamse scholen: zeventien leerlingen. Helaas kon ik geen cijfers vinden over de stroom in de andere richting in het middelbaar.

Treffend aan deze cijfers is dat weliswaar steeds meer kinderen over de grens naar school gaan, maar dat het fenomeen in beide richtingen toch bescheiden blijft (zij het net iets minder bescheiden in de richting van Belgisch Vlaanderen).

Win-winsituatie voor beide regio’s

Ook al stellen de cijfers wat teleur, beide regio’s winnen erbij als kinderen over de grens naar school gaan. De Westhoek kampt immers met een groot demografisch probleem. Zo heeft de bevolking van het arrondissement Veurne de op een na hoogste gemiddelde leeftijd van de Europese Unie. Jonge Noord-Fransen zijn dan ook meer dan welkom in de plattelandsschooltjes aan de grens. Ze kunnen een paar klassen, een paar onderwijsbanen redden. En voor de kinderen is het altijd verrijkend om enkele klasgenootjes te hebben die van over de grens komen en een andere moedertaal spreken. Het kan hen van vooroordelen afhelpen en bevordert het samenleven in de grensstreek.

Een eervolle vermelding verdient de niet-geringe steun in natura die de Vlaamse overheid Noord-Franse gezinnen biedt. De ouders moeten natuurlijk wel financieel bijdragen, maar niet méér dan andere ouders, en ze hebben geen administratieve rompslomp. Andere buurlanden van Frankrijk zijn veel minder gastvrij. Luxemburg, Duitsland en Zwitserland laten Franse leerlingen alleen toe op hun scholen als de ouders in het land wonen en/of werken!

Submersief en immersief

We moeten goed voor ogen houden dat het voor de overgrote meerderheid van de Noord-Franse families volstrekt ondenkbaar is om hun kinderen naar een Belgisch-Vlaamse school te sturen, zelfs al bevindt die zich maar twee kilometer verderop. ‘Submersie’ of een volledig taalbad met 100 procent Nederlandstalig onderricht lijkt voor die ouders immers een te radicale keus. En wie er toch even aan heeft gedacht, wordt afgeschrikt door bijkomende overwegingen: wat met naschoolse opvang, in welke taal verloopt dan de communicatie met de school, hoe moet je helpen met huiswerk, leren de leerlingen wel goed Frans schrijven, en ook, paradoxaal genoeg, wat voor geschiedenisles krijgen ze? Al die bezorgdheden kunnen nochtans makkelijk worden ontkracht. Ik doe daar sinds 2017 mijn best voor op de Facebookpagina ‘Les petits Flamands bilingues’, die ik in het Frans bijhoud om Franstalige ouders te bereiken.

In de Waalse gemeenten Komen en Moeskroen aan de rand van metropool Rijsel bestaat er ook immersief onderwijs

Voor ouders die er nog altijd niet gerust op zijn: in de Waalse gemeenten aan de rand van metropool Rijsel, met name in Komen en Moeskroen, bestaat er ook immersief onderwijs. In Wallonië wordt met immersief onderwijs bedoeld dat ongeveer 50 procent van de lessen in de andere taal wordt gegeven (in Frankrijk bestaat immersief onderwijs uit 100 procent lessen in een andere taal). Merkwaardig genoeg start immersief onderwijs in Wallonië pas op vijfjarige leeftijd, in de eerste kleuterklas mag het niet.

Het is belangrijk erop te wijzen dat kinderen die in Wallonië immersief onderwijs volgen niet tweetalig worden. Het is alleen de bedoeling dat ze tot een functionele beheersing van het Nederlands komen, zodat ze zich goed kunnen redden in een Nederlandstalige context. Als er in het gezin verder niets met Nederlands wordt gedaan, zoals geregeld een paar kilometer verderop in Belgisch Vlaanderen een vrijetijdsactiviteit beoefenen, dreigt het Nederlandse niveau dat een leerling in immersief Waals onderwijs haalt teleur te stellen.

Terug naar Frankrijk. In de Académie de Lille (de officiële verzameling van alle scholen in Nord-Pas-de-Calais) is er maar één afdeling met immersieonderwijs in het Nederlands. Die bevindt zich in Duinkerke, meer bepaald in twee openbare scholen in Rozendaal: de kleuterschool Alain-Savary en de lagere school Félix-Coquelle. Dankzij de vaste wil van de Duinkerkse burgemeester Patrice Vergriete en een partnerschap met het rectoraat van de Académie de Lille ging in september 2019 de kleuterschool van de ‘tweetalige afdeling’ van start. Er is een gelijke taalverdeling: de juf spreekt de kinderen twee dagen per week in het Nederlands aan. In september 2022 startte dan het CP-klasje (eerste leerjaar) van de lagere school Félix-Coquelle. Het Nederlands maakt in dit immersieonderwijs nog maar een kwart van de lestijd uit (tegen de helft in de kleuterschool).

Ik druk hier de wens uit dat de Vlaamse regering en de Nederlandse Taalunie aan het rectoraat en de stad Duinkerke alle mogelijke steun zouden verlenen om de enige tweetalige afdeling in Frans-Vlaanderen in de komende jaren tot een echt gelijke verdeling tussen beide talen te laten komen, vanaf het eerste tot het laatste leerjaar van de lagere school.

Bovendien zouden de leerlingen van de immersieafdeling in Duinkerke een minimum aan wekelijkse vrijetijdsactiviteiten met leeftijdsgenootjes in een Nederlandse context moeten kunnen doen. De Panne ligt op vijftien kilometer van Rozendaal. Hier ligt misschien een rol voor de voornoemde schoolinstellingen.

Immersie: denksporen voor Frans-Vlaanderen

Kijken we even naar een andere grensstreek. In de Elzas volgen 30.000 leerlingen onderwijs in tweetalig Frans-Duitse afdelingen met een min of meer fiftyfiftyverdeling van de talen.

We moeten natuurlijk realistisch zijn. De tweetalig Frans-Nederlandse afdelingen van Duinkerke en Rijsel kunnen van zulke cijfers alleen maar dromen, want het Nederlands heeft er niet hetzelfde prestige als het Duits in de Elzas. En toch lijkt de huidige, erg magere situatie me echt onbevredigend. Vandaar een paar ideeën om de ontwikkeling de goede kant op te laten gaan: behalve de hierboven al geformuleerde voorstellen zou de immersieafdeling van Duinkerke moeten kunnen overschakelen naar een internationale afdeling Nederlands, zou er op het Frans-Vlaamse platteland (tussen Nieppe/Niepkerke en Bray-Dunes) minstens één gelijkelijk verdeelde tweetalige afdeling moeten opengaan, zou de enige internationale afdeling Nederlands, in Halluin-Tourcoing (een afdeling die niet op een gelijke verdeling kan rekenen en ook niet start vanaf de kleuterschool) mogen worden versterkt, en zou er tot slot een afdeling in het Nederlands moeten komen in de École européenne Lille Métropole.

Het lijkt me onontbeerlijk om op Noord-Franse schaal een overheidsinstelling op te richten die zich toespitst op het Nederlands

Om deze doelstellingen op duurzame basis te bereiken zou er (net zoals in de Elzas en in Baskenland) een gunstig milieu moeten worden gecreëerd waarin alle betrokken spelers (de lokale overheden en de lokale verkozenen) zouden samenwerken. Het lijkt me dan ook onontbeerlijk om op Noord-Franse schaal een overheidsinstelling op te richten die zich toespitst op het Nederlands. Dat orgaan zou dan moeten samenwerken met het rectoraat van de Académie de Lille, onder toezicht van de lokale verkozenen en verenigingen, met de steun van lokale overheden en idealiter ook van de Vlaamse regering.

Immersie: denksporen voor Belgisch Vlaanderen

Hoewel ik Frans-Vlaming ben, wil ik toch graag eindigen met een woordje over immersie in Belgisch-Vlaanderen. Naar het voorbeeld van wat er in het middelbaar bestaat, zou er in de lagere school op zijn minst in gemeenten die grenzen aan Wallonië of Frankrijk immersie mogelijk moeten zijn. Naast het taalbad ter plekke zouden leerlingen uit Noord-Frankrijk dan in de lagere school kunnen deelnemen aan experimenten die vergelijkbaar zijn met de uitwisselingsformule in het middelbaar die in september 2022 van start ging tussen Verviers (in Wallonië) en Tongeren (in Belgisch-Vlaanderen). Een tiental Franstalige leerlingen gaat daar elke week een dag naar de partnerschool in Tongeren, en vice versa uiteraard.

In dit artikel gaat het niet over Nederlands onderwijs buiten een immersieve context. Toch is het algemene, in perspectief geplaatste percentage hier interessant: 0,5 procent van de leerlingen in de Académie de Lille kiest in het middelbaar voor Nederlands. Dit percentage is te vergelijken met 72 procent leerlingen die voor Nederlands kiezen in Wallonië en 80 procent leerlingen die voor Duits kiezen in de Elzas (telkens ook in het secundair onderwijs).

Ducourant Philippe

Philippe Ducourant

Gids in het Huis van de Slag (la Maison de la Bataille) in Noordpeene

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029180000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)