Deel artikel

literatuur recensie

‘Marshmallow’ van Simone Atangana Bekono: meerstemmige dubbelzinnigheid

17 mei 2024 5 min. leestijd

In de langverwachte opvolger van haar debuut hoe de eerste vonken zichtbaar waren tapt Simone Atangana Bekono uit een heel ander vaatje. Ze experimenteert in Marshmallow met meerdere personages die zo fluïde zijn dat eenduidige interpretatie onmogelijk wordt.

Voor een bundel die Marshmallow heet, is de poëzie bijzonder vunzig, rauw en ongebreideld. De buitenkant is zoet en lieflijk, maar binnenin overheersen “plakkerige rituelen”, “merriespeeksel”, “hete modder”, “nat zuur en schimmels” en “verschaald bier”. De tegenstellingen openbaren zich niet alleen inhoudelijk – het lieflijke tegenover het vieze – maar ook in de vorm. Zo ontstaat er door de uitlijning van de gedichten een dialoog tussen de diverse personages en kan de lezer kiezen tussen meerdere betekenissen, die door schuine strepen gescheiden worden.

Als Simone Atangana Bekono (1991) in de proloog schrijft: “uhhh,,,i am sorry i know nothing of form!”, kunnen we dat net zo serieus nemen als wanneer Piet Gerbrandy achter in zijn bundel Niets dan dit (bekroond met de Ida Gerhardt Poëzieprijs 2024) schrijft: “De literatuurverwijzingen zijn uitsluitend bedoeld om indruk te maken. Voor de interpretatie van het gedicht hebben ze geen enkele relevantie.” Dit zijn zelfbewuste dichters die precies weten wat ze doen, en hun eigen spel met de lezer enigszins relativeren door middel van een ironische omkering die er dik bovenop ligt.

De vorm waar Atangana Bekono niets van zegt te weten, komt in Marshmallow als volgt tot uiting: de bundel bestaat naast de proloog uit vier afdelingen (‘terra’, ‘kamer’, ‘zonder kamer’ en ‘marshmallow’), waarin de gedichten telkens op een andere manier worden uitgelijnd en waarin ze soms ook typografisch de inhoud weergeven, zoals in ‘ik heb huilend heen en weer gelopen in de javastraat maar er waren ook bloemen’. Dat gedicht lijkt op een wandeling: door het verspringen van de strofes wordt een looproute uitgebeeld. Vroeger hield Atangana Bekono naar eigen zeggen niet van zulke trucjes, maar nu wel. Die verandering past bij het experimentele karakter van Atangana Bekono’s tweede bundel.

In de afdeling waarin een kamer gereconstrueerd wordt, is het lyrisch ik tegelijkertijd op zoek naar zichzelf en de ander. Wanneer het ik denkt aan de ander, raakt dat lyrisch ik zelf de draad ook kwijt: “ik weet niet meer – of je bestond / en als wat dan ja wie was / je […]”. Evenveel onduidelijkheid bestaat er over de eigen identiteit: “en wie was ik dan – of ik dan / ja wat? een kapot scharnier in je deur?”. Verderop in het gedicht ‘nomen est omen’ klinkt het: “ik een knekelhuis / jij een monstertruck was / nee, ik de monstertruck / jij een messy millennial woman was”. Lezer en spreker worden niet veel wijzer. Datzelfde geldt voor de kamer die gereconstrueerd wordt:

dus ontbreken
in een puinhoop
die ooit een kamer was
hulzen herinnering aan bevroren ogen
en geestachtige genitaliën
vind je patronen in het afval

Te midden van “pillendromen” en dronkenschap worden vaag de contouren geschetst van een kamer en wat daar gebeurd is, maar de lezer kan er niet de vinger op leggen. Daarvoor is alles veel te vaag en te veranderlijk. Dat weet het lyrisch ik ook:

ik
midden in de kamer
midden in het centrum
wilde ik iets zijn wat nog niet bestond
midden in de wereld
ik was water
bedacht kom – een jongen
ik was drinkbak
bedacht de hond

Bij het reconstrueren bevinden we ons soms ook ineens in de verkeerde kamer: “dit is niet de plek waar het gebeurde / komkom dit is niet de plek die ik bedoel” en “dit is niet waar ze haar hoofd verloor”. Niet alleen de ruimte en de nuchterheid van het lyrisch ik zijn onduidelijk, ook het tijdsverloop is vaag: “ik ben nu een oud iets en ik loop krom”. Hoe ver blikken we nu achteruit? Het ik concludeert nuchter: “wat het ook is / welke vorm (vrouw/hond/meubels) / je kunt nu niet terug”.

Het is ook maar de vraag in wat voor geestesgesteldheid het lyrisch ik verkeert. In het openingsgedicht van de afdeling ‘kamer’ lezen we meteen dat we bij het vervolg op onze hoede moeten zijn:

soppige dromen romige roomdromen
boosaardige angstzweet-en-pillen-dromen
al die vormen / dubbelzinnig druipende dromen
gedeelde dromen als ploegendiensten
al die vormen / dubbelzinnige containers

We kunnen niet zeggen dat we niet gewaarschuwd zijn.

Atangana Bekono moest naar eigen zeggen bij het schrijven van deze bundel de nodige weerstand overwinnen voordat ze zich aan de poëzie kon overgeven. Dat zal ook voor een deel van de lezers gelden. Want hoewel je poëzie niet altijd hoeft te begrijpen om haar te waarderen, blijft dit verlangen altijd op de achtergrond sluimeren. Elke poging om de betekenis van deze poëzie te reconstrueren, leidt bij gebrek aan houvast tot andere associaties. Zo vorm je je steeds een ander beeld van de kamer en wat zich daar heeft afgespeeld.

Door alle open plekken in deze poëzie word je gedwongen om zelf een en ander in te vullen óf de chaos voor lief te nemen

Wellicht kunnen er meerdere betekenissen naast elkaar bestaan. Dat uit zich onder meer in het gebruik van schuine strepen, bijvoorbeeld: “verschrikte / slaafse” of “vrolijk / misplaatst”. Je kunt bij het lezen dus meerdere wegen inslaan, die elk tot een andere interpretatie en leeservaring leiden. Als lezer probeer je je te oriënteren, maar door alle open plekken in de poëzie word je gedwongen om zelf een en ander in te vullen óf de chaos voor lief te nemen. Niet alleen vraag je je af hoeveel stemmen er in de gedichten opgevoerd worden, ook is de identiteit van die stemmen dermate fluïde dat je jezelf al lezend regelmatig de vraag stelt of er inmiddels alweer iemand anders aan het woord is. De uitlijning in de afdeling ‘zonder kamer’ brengt hier enige structuur in aan, waardoor er een soort dialoogvorm lijkt te ontstaan, maar zeker is dat allerminst.

Dat geeft de poëzie een onaf karakter. Het lijkt erop dat Atangana Bekono tijdens het schrijven meerdere opties heeft genoteerd en er bij de uiteindelijke versie van de gedichten niet uit kon kiezen. Atangana Bekono sprak in een interview met Awater zelf van een “betekeniswak”: de poëzie is onvoltooid, niet afgerond, en daardoor “blijft het leven” als je het leest. Of dat is de toch insteek. Het is een van die ideeën die op papier goed klinken, maar in de praktijk niet goed uit de verf komen.

Deze poëzie geeft zich niet makkelijk gewonnen en verlangt een actieve deelname van de lezer, zonder enige belofte van kans op slagen. Niet iedereen is bereid om dat gevecht aan te gaan en het is dan ook goed denkbaar dat een deel van de lezers de bundel onbevredigd aan de kant gooit.

Simone Atangana Bekono, Marshmallow, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024, 96 p.

1691589098746

Æde de Jong

Tekstschrijver, redacteur en recensent

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000276d0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)