Deel artikel

Lees de hele reeks
de franse nederlanden, taal

Mark Ingelaere spoort de laatste sprekers van het Frans-Vlaams op

6 mei 2024 8 min. leestijd De Franse Nederlanden

Op zijn YouTube-kanaal deelt Mark Ingelaere gesprekken met de laatste mensen die nog Frans-Vlaams spreken. Zijn streefdoel? Het patrimonium bewaren, los van politieke overwegingen. Gesprek met een man die tegelijk bewaker van erfgoed én getuige van een verdwijnende taal is. ‘Ik moet het vastleggen. Niemand documenteert het nog.’

Wanneer ik na een lange rit door Vlaanderen de grens met Frankrijk oversteek, kom ik in een andere wereld terecht: het asfalt bolt net iets beter, de verkeersborden ogen anders en het houdt zowaar op met regenen. Op het marktplein van Hondschote bel ik aan bij het opaalkleurige herenhuis waar Mark Ingelaere woont met zijn levensgezel Katia. Een man met ivoorwitte haren opent de deur en begroet me in het dialect: “Kom zjere binnen, en elp mie ne kje, oe was je name nu were?”

Door mijn tewerkstelling aan Universiteit Gent bij het project Gesproken Corpus van de zuidelijk-Nederlandse Dialecten (GCND) raakte ik bekend met het werk van Mark Ingelaere. Hij documenteert het Frans-Vlaams – of “het Vlaams van Frankrijk”, zoals hij het zelf liever noemt – en gaat daarvoor in de grensstreek op zoek naar sprekers die nog een “lietje Vlaemsch klappen”. Via YouTube-video’s deelt hij die gesprekken met de wereld.

Dat is niet altijd zijn roeping geweest. Ingelaere is interieurarchitect van beroep en woonde jarenlang in Gent. Pas na zijn pensioen keerde hij terug naar zijn geboortestreek, waar zijn ouders vroeger een zaak hadden. Toen al verwonderde hij zich erover dat Franse klanten met zijn ouders Vlaams spraken.

Zijn passie voor taal ontstond later. Zo’n zeventien jaar geleden kwam Ingelaere in contact met wijlen Cyriel Moeyaert, die destijds inspecteur Nederlands was. Belangrijker nog: Moeyaert was een taalkundige die zich inspande voor de verspreiding van het Nederlands in Frankrijk. In die hoedanigheid was hij ook voorzitter van het Komitee voor Frans-Vlaanderen (KFV). Toen Moeyaert zelf niet meer kon autorijden, vroeg hij aan Ingelaere om hem rond te rijden. Tijdens die ritjes sloeg de vonk over. Met dezelfde bevlogenheid zet Ingelaere de lijn van Moeyaert voort. “Het Vlaemsch is aan het uitsterven”, zegt hij. “Ik moet het vastleggen.”

Herhaaldelijk drukt Ingelaere me op het hart dat hij geen taalkundige is. Toch ben ik verbaasd over zijn kennis van de (geschiedenis van) de streektaal. Het Vlaemsch
– ook wel Vlamsch, Westhoek-Vlaams of Frans-Vlaams genoemd – verwijst naar de dialectvariëteit die van oudsher gesproken wordt in Frans-Vlaanderen, de regio in Noord-Frankrijk die ongeveer samenvalt met het arrondissement Duinkerke (tussen de Leie en de Noordzee).. Het gaat om dezelfde variant die in Poperinge of Pollinkhove gesproken wordt. Maar blijft het dialect in die Vlaamse steden en dorpen nog enigszins overeind, dan is dat in Frans-Vlaanderen niet het geval.

Halverwege de negentiende eeuw stelde Frankrijk een officieel verbod in op alle streektalen in het bestuur en onderwijs om zijn ideaal van “één natie, één taal” te bereiken. Ingelaere laat me een foto zien van een banner met het opschrift: Il est interdit de parler flamand et d’uriner sur les murs. Twee eeuwen lang was de Franse onderwijspolitiek gericht op het doen verdwijnen van de niet-Franse talen en dialecten. Het schoolplein werd bijgevolg de voornaamste plek voor verfransing.

De straffen die leerlingen kregen als ze toch Vlaemsch spraken, lijken uit een dictatoriaal regime te stammen. Zo installeerde men op school een verklikkingssysteem. Als een kind betrapt werd op Vlaemsch spreken, dan kreeg het een signum – een houten blokje – toegestopt. Hij kon het kwijtraken door een medescholier te verklikken. Het kind dat aan het eind van de dag het signum op zak had, kreeg straf. Een andere straf omvatte het spoelen van de mond met ijskoud water, opdat de vuile Vlaemsche
woorden werden weggewassen.

Mede door zulke praktijken heeft slechts een klein en slinkend deel van de lokale bevolking die variëteit nog als moedertaal. Zeker na de Tweede Wereldoorlog brachten veel ouders hun kinderen groot in het Frans, waardoor het Frans-Vlaams ook als informeel communicatiemiddel aan belang inboette.

Op straat hoor je volgens Ingelaere tegenwoordig geen Vlaemsch meer, binnenskamers wel nog. Hij speurt die overgebleven sprekers, de “laatsten der Mohikanen” op, legt gesprekken met hen vast op video en deelt die op zijn YouTube-kanaal. In de loop der jaren kon hij al meer dan vierhonderdzestig sprekers voor zijn lens krijgen. Het minuscule cameraatje waarmee Ingelaere de conversaties op beeld vastlegt, geeft zijn opnames een authentiek gevoel. Het is ook de uiting van een respectvolle, voorzichtige benadering: een grote camera zou te bruusk overkomen.

Culturele selectie

Ik vraag Ingelaere hoe hij zijn sprekers selecteert. Eén manier is via de Vlaamse conversaties die maandelijks in verschillende dorpen georganiseerd worden en waar mensen samenkomen die Vlaemsch willen spreken. Ingelaere neemt regelmatig deel aan die conversaties en komt zo met potentiële gesprekspartners in contact. Daarnaast spitst hij zijn oren in warenhuizen en op markten, in tankstations en tijdens zijn wandelingen. Zijn guitige aanpak doet me gniffelen. Als hij vermoedt dat iemand Vlaemsch spreekt, vraagt hij in die taal de weg en probeert zo een reactie uit te lokken. Tot slot heeft hij een beperkt aantal tipgevers die het Frans-Vlaams een warm hart toedragen. Maar hij biedt niet alleen een platform aan Vlaamstalige moedertaalsprekers, maar speurt ook naar jonge(re) Frans-Vlamingen die Nederlands leren.

Toch is het niet altijd eenvoudig om mensen voor de camera te krijgen. Sommige sprekers zijn eerst laaiend enthousiast, maar zodra er een camera in de buurt komt, klappen ze dicht en willen ze plots geen Vlaemsch meer spreken, zegt Ingelaere. Zijn ze beschaamd? Of is het een relict van het vroegere strafregime?

In de loop der jaren heeft Ingelaere zichzelf strategieën eigen gemaakt om terughoudende sprekers toch te overtuigen. Wanneer iemand zich terugtrekt, keert hij meerdere keren terug en probeert hij een band met die persoon op te bouwen. Soms neemt dat proces maanden in beslag. “Uiteindelijk is het een kwestie van respect en vertrouwen”, benadrukt hij. “Per slot van rekening betreed je als een vreemde de persoonlijke sfeer van mensen.”

Het is niet altijd eenvoudig om mensen voor de camera te krijgen. Sommigen zijn eerst laaiend enthousiast, maar zodra er een camera in de buurt komt, klappen ze dicht

Ook leiden sprekers van het Vlaemsch vaak een geïsoleerd leven. Sommigen onder hen wonen zelfs in ronduit schrijnende condities. Een van de redenen waarom Ingelaere voor het medium video kiest, is omdat hij de levensomstandigheden van Frans-Vlaamse sprekers wil belichten. Interieurs onthullen veel over de sociale en economische situatie van de mensen met wie hij spreekt. Zo toont hij me een foto van een oude boer die zich, licht gebogen, van de lens afwendt. Het behangpapier komt los van de muren en op het plafond is schimmel te bespeuren.

(On)zichtbaarheid van het Vlaemsch

Volgens Ingelaere is het Vlaemsch grotendeels uit de openbare ruimte verdwenen. Toch proberen organisaties zoals Akademie voor Nuuze Vlaemsche Taele (ANVT), SOS Blootland, Vlaemsche Taele in Bellestreeke en Europa der Volkeren (EUVO) een ommekeer te bewerkstelligen. Dat doen ze bijvoorbeeld door de straatnamen van grensdorpen opnieuw tweetalig te maken. Ook in de Facebookgroepen Beelden uit Frans-Vlaanderen en Portretten uit het Noorden worden restanten van Vlaemsche toponiemen gedeeld. Tot slot zijn er nog sporen van het Vlaemsch terug te vinden in kerk- en grafopschriften die door EUVO worden gerestaureerd.

Hoewel velen het Vlaemsch niet (meer) kunnen spreken, merkt Ingelaere op dat in heel wat Frans-Vlaamse interieurs toch een Vlaams symbool te vinden is, zoals een vlag, schild of beeld. Ook op auto’s kleeft dikwijls een sticker met een Vlaams blazoen of adagium. Volgens Ingelaere is het een kwestie van identiteit. Veel mensen uit de Franse Westhoek voelen zich nu eenmaal Vlaming in Frankrijk en zijn daar behoorlijk fier op. In het historisch museum La Maison de la Bataille in Noordpeene worden zelfs T-shirts verkocht met de slogan Je ne suis pas parfait, je suis Flamand et c’est presque pareil. Het museum besteedt veel aandacht aan de taalkwestie en projecteert de taalvideo’s van Ingelaere.

Het is een paradox, zegt Ingelaere: op het moment dat het Vlaemsch als taal verdwijnt, neemt de zichtbaarheid van Vlaamse symbolen toe. De identiteitsmarkers zijn volgens hem evenwel puur cultureel en niet politiek van aard. De Frans-Vlamingen voelen de flamingantische connotaties die aan dergelijke beeltenissen kleven anders aan. Terzelfdertijd is het een zaak van “territoriale marketing”: het bevordert het toerisme.

Of er culturele instanties bestaan die zich met het Frans-Vlaams bezighouden? Ingelaere wijst op het Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen, dat voorstellingen verzorgt in West en Frans-Vlaanderen. Daarnaast is er Radio Uylenspiegel, een tweetalige Noord-Franse vrije radio die vooral folkmuziek draait. Hoewel de zender nu overwegend Franstalig is, promoot hij nog steeds de Vlaamse en Nederlandse taal en cultuur. Verder zijn er de muziekformatie Om een keër van Marie-Christine Lambrecht en Joël Devos, die Vlaemsche liedjes spelen, en het Alfred den Ouden Trio. In het genre van de opera is er Bruno Schraen-Vanpeperstraete, die ervan houdt om liederen uit het liedboek van Edmond de Coussemaker te zingen. Tot slot bestaan er nog enkele Frans-Vlaamse schrijvers. Zo is Ingelaere een groot bewonderaar van Edmonde Vanhille, die korte (liedjes)teksten in het Frans-Vlaams schrijft en zingt; van Marcel Marchyllie, auteur van de verhalenbundel T’was een keër. Vlaemsche vertellingen; van Pierre Vandevoorde, alias Keuntje, die poëzie schrijft; en van Pierre Magnier, die verhalen en ‘prullen’ (kluchten) maakt.

Onbegrip tussen gelijken

Hoewel hij veel steun ontvangt, ondervindt Ingelaere ook weerstand, van twee kanten zelfs. De voorstanders van het Vlaemsch in Frans-Vlaanderen vinden dat hij te veel pro-Nederlandse Vlamingen uit Frankrijk interviewt. En de voorstanders van het Nederlands zien zijn project als een aanval op de standaardtaal. Ze beschouwen hem als een folklorist en begrijpen niet waarom hij zich met een uitstervende taal bezighoudt. Maar Ingelaere vindt het juist boeiend dat hij getuige is van die teloorgang. Meer nog, hij ziet het als zijn plicht om de laatste restanten van het Vlaemsch te registeren, want “niemand documenteert het nog. De audio-opnames die de Universiteit Gent in de jaren 1960 en ’70 maakte, zijn pas recent hernomen en de Franse universiteiten tonen al helemaal geen interesse.” Hij hoopt dat zijn video’s later als studieobject kunnen dienen. Ingelaere vindt overigens net als hoogleraar Jean-Louis Marteel dat
het Vlaemsch en het Standaardnederlands elkaar niet uitsluiten, ze hebben elk
hun eigen functie.

Ondanks de terugval kwam er de laatste jaren toch meer aandacht voor het Vlaemsch. Zo erkende het Franse Ministerie van Onderwijs het West-Vlaams in 2021 als een officiële regionale taal in Frankrijk, waardoor het nu in Franse scholen onderwezen kan worden. Sinds het schooljaar 2022-2023 genieten leerlingen in de regio ook daadwerkelijk de mogelijkheid om de streektaal te leren. Helaas blijft het volgens Mark beperkt tot een korte introductie, zonder verdere verdieping.

De politieke gevoeligheid rond de Vlaemsche taalkwestie loopt als een rode draad door ons gesprek. Het valt me op dat verschillende organisaties die in wezen hetzelfde doel voor ogen hebben, niet bereid zijn naar elkaar te luisteren. Ingelaere erkent dat en hoopt ten stelligste dat het tij ooit zal keren. Maar politiek zal hem worst wezen: “Ik stel mij zo neutraal en apolitiek mogelijk op”, benadrukt hij. “Voor mij draait het om het patrimonium.” Tegelijk is het voor hem van belang dat hij een gratis forum kan bieden aan jonge Frans-Vlamingen die op zoek zijn naar hun Vlaamse wortels.

Dat er belangstelling is voor de taal en de Vlaamse wortel, tonen de statistieken van Mark Ingelaeres YouTube-kanaal: elke maand worden zijn video’s minstens zevenduizend keer bekeken.

Het YouTube-kanaal van Mark Ingelaere.
Lander Kesteloot

Lander Kesteloot

PhD-onderzoeker Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029180000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)