‘Luister’ van Sacha Bronwasser: wie ziet, kan steengoed vertellen
In haar tweede roman toont kunsthistoricus Sacha Bronwasser het moeizame verpoppen van een tiener tot jonge vrouw. Tegelijk roept ze dezelfde vraag op als in haar debuut: welke waarheid ligt in een beeld of een herinnering besloten?
Luister omspant vier decennia, speelt zich af in Parijs en in een studentenstad in Nederland, en verbindt de lotgevallen van een au pair, een docent fotografie en een zakenman bij Renault. Drie kleine levens zijn het, met op de achtergrond de golf van terreur die Parijs in 1986 overspoelde en de val van de Berlijnse Muur. De ambitie spat van de bladzijden, het verhaal doet in zijn grootschaligheid denken aan het werk van Amerikaanse romanciers zoals Jonathan Franzen. Met haar zelfbewuste vertelkunst houdt Sacha Bronwasser (1968) de regie stevig in handen: “Ieder verhaal rust op drie punten. Anders valt het om.”
© Bert Wisse
De proloog zet meteen een onheilspellende toon. Het is september 2021, bijna zes jaar na de terreuraanslagen in Parijs. De processen zijn begonnen, alle schermen zenden dezelfde beelden opnieuw uit en triggeren de herinneringen van Marie. Zij reist naar Parijs (waar ze ooit au pair was), rijdt langs de locaties van de aanslagen, langs brasserie Comptoir Voltaire. Daar werd Flo getroffen, de docent fotografie tot wie ze haar verhaal richt. “Ik dankte deze stad aan jou en jij aan mij, ze was onbedoeld ons scharnier geworden”, klinkt het raadselachtig. Hun gedeelde geschiedenis is “een steentje in [haar] schoen” dat niet langer te negeren valt en dat eruit moet, in lange voice messages. Aan Flo, en ons, is het om te luisteren.
Maar eerst is er dat derde punt dat hun relaas moet stutten. Dat is het verhaal van Philippe, de vierde telg van een vermogende Parijse familie. Als kind al was hij een beetje anders, schrikachtig, gevoelig, “un peu nerveux”, iets wat volgens zijn moeder Ghislaine volledig te wijten was aan zijn geboortegrond. Hij was geboren na de verhuis van het gezin naar een wijk waar vroeger een stierenvechtersarena stond. Al dat bloedvergieten, een kind voelt dat.
Met haar zelfbewuste vertelkunst houdt Bronwasser de regie stevig in handen
Het is maar één van de vele details waarmee Bronwasser het gezin Lambert meteen weet te typeren. Het is een gezin dat op zichzelf gericht is, waar kinderen opgroeien met au pairs, “wisselende, zorgende schaduwfiguren in huis”, voor wie je niet per se interesse moet opbrengen, “zoals je je ook niet hoeft te interesseren voor de precieze werking van een wasmachine.”
Even scherpzinnig zijn Bronwassers beelden. Ze beschrijft hoe Philippe leert om zijn angsten te verbergen in een afgetimmerd hokje van zijn geest. Dat lukt wonderwel. Bij de geboorte van zijn eerste zoon komt er zowaar voor het eerst een rust over hem, die zelfs niet verstoord wordt door de eerste aanslagen in Parijs. Het is de komst van Eloïse, een zoveelste anonieme au pair, die de angst weer wakker schudt. Meteen is hij er weer, “als een geduldige hond die buiten de supermarkt op zijn baas heeft zitten wachten.”
Het verhaal van Philippe leest als een krachtige, op zichzelf staande novelle. Wat hij met de verteller en Flo te maken heeft, vernemen we pas aan het eind: nadat Marie is weggerend uit het verhaal van haar en Flo, werd hij haar werkgever.
Vooraleer we daadwerkelijk bij Flo terechtkomen, neemt Bronwasser ruimschoots de tijd om Marie als au pair door haar nieuwe stad en taal te loodsen. Ontheemd is ze, “een leeggeruimde tafel, een leeggeveegd schoolbord”. Ze leert de kinderen van Philippe kennen, de muur van taal brokkelt beetje bij beetje voor haar af. Prachtig is het beeld van Parijs als een stad vol klapdeuren waar Marie doorheen tuimelt, bovengronds en ondergronds, heden en geschiedenis, harde overgangen overal. Toch zakt het verteltempo hier ineen. Voortdurende vooruitblikken houden de lezer bij de les.
Dan is Flo daar, eindelijk. Een vrouw met een “gezicht van lichte, gladde klei”, die haar blik op Marie pint, spottend, maar ook geïnteresseerd. Marie wordt opgenomen in haar dichte entourage, krijgt fotografieboeken toegestuurd naar haar studentenkamer, wordt geportretteerd door haar docent en wanneer Flo tijdens de fotoshoot opmerkt dat Maries bottenstructuur nog beter zou uitkomen met wat minder babyvet, halveert ze de porties van haar maaltijden. Marie vermagert, meet zich de nieuwe naam M. aan.
Bronwasser houdt de lezer bij de les met voortdurende vooruitblikken
Al die tijd begrijpt ze niet waarom Flo precies haar uitkiest en wat hun verhouding betekent. Is het vriendschap, misschien zelfs liefde? Het voelt als een pretentieuze gedachte, die M. niet eens durft aan te boren. Hoe dan ook is Flo’s aandacht vleiend. De termen afhankelijkheid en gebruik komen niet in haar jonge geest op.
Meer nog dan het hoofdstuk over Philippe lijkt het verhaal van Flo en M. op zichzelf te staan. Hier is het Bronwasser om te doen, om dat “moeizame verpoppen, van tiener naar jonge vrouw” en de kwetsbaarheid die gepaard gaat met opgroeien, een proces dat iedereen doorloopt:
We schudden onze oude huiden af als slangen, dat iedereen een bijna identieke nieuwe huid aantrekt valt me nog niet op.
Dit verhaal vormt het kloppende hart van de roman. Net zoals Bronwasser eerder haar lens richtte op Philippes angst, zoomt ze nu in op het proces van volwassenwording, dat ze vergelijkt met planten die verpot worden en “toen alle kanten op groeiden, zoekend en tastend in de ruimte die ze ineens gewaarwerden.”
Marie vertelt haar versie van de feiten pas dertig jaar na datum, een versie die mijlenver zal afliggen van die van Flo. Daarmee roept Bronwasser dezelfde vraag op uit haar geprezen debuutroman Niets is gelogen: welke waarheid ligt in een beeld of een herinnering besloten? Een foto legt noodgedwongen maar één kant vast, net zoals een verhaal dat doet.
Veelzeggend is het feit dat Flo het vak narratieve technieken doceert, waarbij fotografie en vertelkunst naadloos ineen klikken. Alle vernoemde fotografen en reflecties over fotografie stofferen het verhaal niet alleen, maar geven er ook een extra betekenislaag aan. Luister doet hiermee ook denken aan de debuutromans van Bregje Hofstede (De hemel boven Parijs) en Niña Weijers (De consequenties), waarin kunst eveneens een bepalende rol speelt.
Dankzij Flo leert Marie het verschil tussen kijken en zien. Zien gebeurt pas wanneer je je blik lang genoeg op alle details richt. Het wit worden van knokkels, de klapdeuren van Parijs, de zinken daken die onder de avondzon hun weifelende kleur tonen, een blauw dat grijs wil zijn en omgekeerd. In al die details ontvouwt zich een verhaal. Of in de woorden van Marie: “Wie ziet kan vertellen.” In het geval van Bronwasser zelfs steengoed.
Sacha Bronwasser, Luister, Ambo|Anthos, Amsterdam, 2023, 254 p.