Tussen de rondvliegende granaatscherven raakte Erich Heckel bevangen door het licht van het Vlaamse landschap
Het Museum voor Schone Kunsten in Gent toonde met de tentoonstelling Erich Heckel in Vlaanderen een uniek stuk (kunst)geschiedenis: het werk en wedervaren van een belangrijke Duitse expressionist aan het Vlaamse front tijdens de Eerste Wereldoorlog. De fraaie catalogus documenteert het verhaal van deze hospik-schilder wiens kunstenaarschap in het uiterste westen van de Lage Landen pas echt voldragen werd.
In 1991 schonk een zekere Tony Simon-Wolfskehl Lasnitzki enkele schilderijen van Duitse expressionisten per testament aan de stad Gent. Ze deed dat uit dankbaarheid voor het onderkomen dat ze er als joodse vluchteling had gevonden nadat ze er in de Tweede Wereldoorlog was terechtgekomen – ze zou er finaal ook blijven wonen.
De werken kwamen terecht in de collectie van het Museum voor Schone Kunsten (MSK). Een daarvan was het pregnante Haüser am Morgen van Erich Heckel (1883-1970), dat Brugge in 1917 afbeeldt. Dat schilderij was de aanleiding voor Lieven Van Den Abeele, curator en auteur van de catalogus Erich Heckel in Vlaanderen, om zich meer te verdiepen in de periode en de kunstenaar in kwestie. Dat er zich in Nederland en vooral in België weinig werk van Duitse expressionisten in de publieke collecties bevindt, vormde een extra motivatie om een ruim corpus werken uit Duitse musea en stichtingen bijeen te brengen.
In de geschiedenis van de moderne kunst is er een vaste plaats voor de Brücke voorbehouden, een kunstenaarsgroep die in 1905 ontstaat in Dresden, op een moment dat zowat alle bepalende kunststromingen van begin vorige eeuw het licht zien. Drie kompanen-studenten van de Technische Hochschule verenigen zich: Erich Heckel, Ernst Ludwig Kirchner en Karl Schmidt-Rottluff. De stichtende leden zijn naast architecten in opleiding ook verwoede “vrije” tekenaars en fervente lezers, wat uitmondt in geanimeerde gesprekken over onder meer Nietzsche en Dostojevski én in wilde plannen voor een nieuwe kunst. Die mag niet academisch zijn, als antwoord op het dan modieuze impressionisme dat het innerlijke leven onverbeeld laat.

© Nachlass Erich Heckel, Hemmenhofen / SABAM Belgium 2025
Heckel en co. werken hun romantische, niet vastomlijnde concept gaandeweg uit in schilderijen die uitblinken in felle kleuren en een expressief, uitgerekt lijnenspel als spiegels van de ziel. Vrijheid is het sleutelwoord. Hun grote voorbeelden heten Edvard Munch (om zijn psychologische diepgang) en Vincent van Gogh (om zijn dynamische lijn- en kleurvoering).
Van deze ambitieuze vriendengroep is Heckel de organisator, Kirchner de mentor. Beiden barsten van het talent en de productiviteit. Hun relatie zal altijd intens maar ook gespannen blijken. Later zullen Emil Nolde, Max Pechstein en Otto Mueller zich nog aansluiten voor de Brücke er in 1913 er een punt achter zet. Hun vertegenwoordigers worden snel opgepikt en zijn in belangrijke galerijen en avant-gardetentoonstellingen te zien, net als de parallelle expressionistische kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter uit München (1911-1914), met Franz Marc, August Macke en Wassily Kandinsky, die gelieerd is aan de fauvisten in Parijs. Beide Duitse kunstgroepen onderhouden goede banden en worden vandaag in de kunstgeschiedenis in één adem genoemd.
En dan breekt de oorlog uit. De kroonprins van de Donaumonarchie Franz Ferdinand wordt op 28 juni 1914 doodgeschoten in Sarajevo. De Duitse keizer Wilhelm II kiest partij voor Oostenrijk-Hongarije tegen de as Engeland-Frankrijk-Rusland. Er is algemene mobilisatie. Heckel meldt zich vrijwillig aan. Hij en vele kunstbroeders geloven dat de oorlog kortstondig zal zijn en er een nieuwe, betere wereld zal volgen, dus gaan ze onder de wapens. Maar in tegenstelling tot Heckel, George Grosz, of Max Beckmann zal niet iedereen levend uit de strijd terugkeren. Franz Marc en August Macke sterven “op het veld van eer”, jong en zeer getalenteerd.
Na een spoedcursus verpleger wordt Heckel ingedeeld bij de medische eenheid. In een eerste fase vangt hij de gewonden op die per hospitaaltrein in Berlijn aankomen. De toevloed is dramatisch en nauwelijks te verwerken. Het kleine België wordt begin augustus in minder dan twee weken bezet, op het uiterste westelijke punt na. Het front loopt na de Blitzkrieg vast aan de IJzer in de Westhoek. Dat gebied zou vier jaar lang het slagveld van de grootmachten vormen, uitgebreid met kilometers loopgraven langs de Somme.

© Nachlass Erich Heckel, Hemmenhofen / SABAM Belgium 2025
Begin 1915 wordt Heckel gelegerd in het noodhospitaal in het station van Roeselare om de gewonden van het westelijke front zo vlug mogelijk per hospitaaltrein te ontzetten of hen ter plaatse tijdelijke zorgen toe te dienen en eventueel te houden als hun conditie dat toeliet. Voortdurend is er de confrontatie met dood en gruwel, en die wordt zo mogelijk nog sterker wanneer de gewonden van de bloedige tweede Slag om Ieper in het voorjaar van 1915 binnenstromen. Al die tijd blijft Heckel tekenen. Zijn treffende portretten van soldaten ten prooi aan shellshock en depressie zijn dan ontstaan. Hij tekent en schildert ook de omgeving, zoals kleine dorpjes rond de frontlinie. Snel, vaardig en intens.
Heckels treffende portretten van soldaten ten prooi aan shellshock en depressie ontstaan na de Tweede Slag om Ieper
In mei 1915 verhuist Heckel naar het station van Oostende, dat ingericht is als lazaret. Hij zou er de rest van de oorlog verblijven, met als afwisseling enkele verloven in Berlijn en een tijdelijke overplaatsing naar Gent. Deze periode blijkt relatief rustiger dan voordien – al zijn er natuurlijk opflakkeringen – en hield zo’n beetje gelijke tred met de oorlogsontwikkelingen: er beweegt veel en tegelijk niets aan het front. Deze situatie – waarvoor de term “stellingenoorlog” bedacht is – geeft hem de tijd om te observeren en uitstappen te maken, bijvoorbeeld naar Brugge, wat hem inspireert tot nieuw werk. Hij gaat er ook maar wat graag de kunstcollecties – denk Memling en Van Eyck – bezichtigen.
In maart 1916 wordt Heckel tijdelijk overgeplaatst naar het Sint-Pietersstation in Gent. Hij bezoekt er het huis van de veel oudere kunstenaar Georges Minne, die in Duitsland grote faam heeft, in afwezigheid van de meester. Hij maakt dan van de gelegenheid gebruik om het lieflijke kunstenaarsdorp Sint-Martens-Latem in een bocht van de Leie te bezichtigen. Dat is de thuisbasis van de Vlaamse expressionisten “in wording”. Hun stijl is nog zoekend in vergelijking met de Duitse pioniers. De meest getalenteerden geven evenwel niet thuis: Constant Permeke is gevlucht naar Engeland, Frits Van den Berghe en Gust De Smet verblijven in het neutrale Nederland.
Bij zijn terugkeer naar Oostende, in augustus 1916, verdiept hij zich in de lokale folklore, zoals het vissersbijgeloof in “de Madonna van Oostende”. Hij maakt verschillende versies op doek en papier. Zijn monumentale versie is helaas verloren gegaan. Tijdens die relatief kalmere periode – wanneer de bombardementen op de haven van Oostende niet te heftig zijn – trekt hij er graag op uit en maakt prachtige, grote natuurlandschappen en marines. Sommige zijn intens vredig en kleurrijk zoals zijn reeks Vlaamse seizoenen, andere geanimeerd, dreigend en melancholisch, vooral zijn zeegezichten. Daar openbaart zich de hand van de meester. Het lijkt wel dat Heckel zich picturaal vrijer voelt, los van restricties. In deze volkomen andere omgeving lijkt hij zichzelf en zijn onafhankelijkheid terug te vinden. Zijn lidmaatschap van de kunstgroep Brücke begon hij sowieso als een keurslijf aan te voelen. Hun ontbinding in 1913 bleek achteraf het einde van een natuurlijk en onbewust welkom proces.

© Nachlass Erich Heckel, Hemmenhofen / SABAM Belgium 2025 / Foto: Nick Ash
Heckel gaat in Oostende regelmatig op bezoek bij de schilder James Ensor, naar wie hij opkijkt. Er ontwikkelt zich een bijzondere vriendschap. Ze zien elkaar als artistieke verwanten en wisselen ideeën en werkjes uit. Heckel portretteert hem ook. Ensor was toen al een artist’s artist en had kopers in Duitsland, ook bij de musea. Wanneer Ensor door de Duitse bezetter in de lokale gevangenis belandt wegens smaad zullen hij en zijn kunstkompanen bij het Duitse bevel bemiddelen om hem vrij te laten, wat na drie dagen ook gebeurt.
Heckel gaat in Oostende vaak op bezoek bij de schilder James Ensor, naar wie hij opkijkt
Door de toevallige samenkomst van verwante geesten in zijn Oostendse regiment groeit er als het ware een kleine kunstkolonie. Enkele minder bekende kunstenaars werken er, maar ook zijn goede vriend Walter Käsbach, kunstkenner en later werkzaam in de staf van de Berlijnse Nationalgalerie, en dichter Ernst Morwitz, met wie hij lange gesprekken voert over literatuur en poëzie. Als meest literaire van de Brücke-leden beeldde Heckel medestichter Kirchner in 1917 af als het personage Roquairol uit de roman Titan van de romantisch-decadente Duitse auteur Jean Paul in een dramatische, onnatuurlijke pose. In de roman slaat Roquairols vriendschap met Albano om in vijandigheid. Het schilderij is dan ook een verwijzing naar Heckels wedervaren met Kirchner, die met hem gebroken had, en op dat moment in Davos verpleegd werd nadat hij aan het front ineengestort was. Rockiconen David Bowie en Iggy Pop imiteerden de pose van de figuur op dat bewuste schilderij voor de hoesfoto’s van hun respectieve albums Heroes en The Idiot. Ze zagen het werk in het Brücke-Museum tijdens hun Berlijnse periode, in de tweede helft van de jaren 1970. Zo luidt de petite histoire.

© VG Bild-Kunst, Bonn / SABAM Belgium 2025 / Foto: Nick Ash
Zo snel als de Blitzkrieg voor de Duitsers verliep, zo snel moeten ze ook de vlucht vooruit nemen in de laatste dagen van de oorlog, waarvan het doek valt met de officiële Wapenstilstand op 11 november. Op 17 oktober 1918 verlaat Heckels regiment het zwaar gebombardeerde Oostende om pas na ruim een maand moeilijke omzwervingen, op 20 november, in Berlijn en bij zijn geliefde Siddi aan te komen. Deze voormalige danseres en schildersmodel had hij in 1910 leren kennen en zij werden onafscheidelijk. Ze was niet alleen zijn levensgezellin, maar ook zijn belangenbehartiger in de laatste zestig jaar van zijn leven, en ook nadien.
Na de oorlog herneemt Heckel zijn carrière in Duitsland. Daar is een bloeiend kunstklimaat ontstaan, in de hand gewerkt door een actief staatsbeleid van aankopen dat profiteert van het wegvallen van de conservatieve restricties tijdens het keizerrijk. Tot het opkomende Derde Rijk een vloek over de zogenaamd entartete Kunst uitroept en massaal ontaarde (lees: avant-garde) kunst in beslag neemt. Natuurlijk kunnen de expressionisten op deze “index” niet ontbreken. Erich Heckel is actief gebleven tot zijn laatste dagen. Zijn werk is omvangrijk en inmiddels goed vertegenwoordigd in belangrijke museumcollecties wereldwijd.
Binnen het tijdsbestek van de Eerste Wereldoorlog komt Erich Heckel naar voren als een gedreven kunstenaar met een groot inlevingsvermogen. Hij is de scherpzinnige observator van de menselijke conditie en ontwikkelt een oog voor zowel de expressieve als symbolische mogelijkheden van het landschap. Het is zijn antwoord op de uitzonderlijke omstandigheden in Flanders Fields: naast het gespat van granaatscherven en het gedonder van obussen zoekt en omarmt hij licht en kleur in een nieuw hoofdstuk van zijn oeuvre. In die periode wordt het kunstenaarschap van de jonge dertiger pas echt voldragen.
Heckels antwoord op de uitzonderlijke omstandigheden in Flanders Fields: hij omarmt licht en kleur

Dat inzicht is de verdienste van het opzoekingswerk van de curator en auteur van deze catalogus, die de werken en aangepaste informatie (minutieus notenapparaat incluis) bijeenbracht. Lieven Van Den Abeele citeert uit de correspondentie van zijn honderden brieven en duidt Heckels enorme productiviteit tijdens deze oorlogsjaren, of het nu gaat om de vijfenzeventig werken in olieverf of tempera, of de honderden vellen op steendruk, in houtsnede of met droge naald. Bij sommige stukken reveleert hij voor het eerst de exacte plaats en tijdstip van hun creatie. Hij zorgt voor een beter begrip van deze unieke kunstenaar en zijn tot nu toe onvertelde verhaal tijdens een bepalende periode op een bijzondere plek.
Lieven Van Den Abeele, Erich Heckel in Vlaanderen, Mercatorfonds / MSK, Brussel / Gent, 2024, 280 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.