Waarom moeten de Woorden van het Jaar altijd zo slimmig zijn, vraagt taalcolumnist Marten van der Meulen zich af. Als het aan hem lag, zetten we een heel ander soort woorden in de bloemetjes.
Als de dagen korter en kouder worden (nou ja, in ieder geval korter …), we weer herfstsalades, knolselderij en pompoen klaarmaken, we met lampionnen of verkleed langs de deuren gaan, als de pepernoten weer in de schappen liggen, we zoetjesaan onze adventskalenders klaarzetten, dan weet iedereen waar het tijd voor is.
Woord van het Jaarverkiezingen.
© Onze Taal
Als vallende bladeren worden er ieder najaar weer een hoop verkiezingen over ons uitgestort. Van Dale kiest een Woord van het Jaar (voortaan WvhJ), net als Onze Taal. Goed, akkoord, dat zijn twee redelijk gerenommeerde taalinstellingen. Maar ook is er een Slechtste Slogan van het Jaar, een Drents en een Brabants woord, zelfs een weerwoord van het jaar.
Dat laatste is niet voor de beste verbale riposte, maar voor het woord dat het meest … met het weer te maken heeft? Lieve hemel, wat bedenken ze nu weer. En dan hebben we het nog niet eens over alle andere talen. Engels heeft jaarlijks een tiental verkiezingen, en woordwinnaars vinden we ook in het IJslands, Japans, Duits, Spaans, Noors, Filipijns en ga zo maar door.
Nu is dit natuurlijk op zichzelf prima. Iedereen moet z’n tijd besteden waar-ie aan wil. Ik bedoel, er zijn ook mensen die ieder jaar weer die veel te lange en oersaaie Matteüs Passie luisteren, omdat dat erbij hoort (dit is de enige versie die nog enigszins te pruimen is). En er zijn regelfetisjisten die zeggen van taal te houden en dan op de vierkante millimeter spellingregeltjes gaan toepassen voor een prijsje.
Doe allemaal maar lekker, zolang je mij er niet mee lastig valt. Maar toch stoor ik me aan deze verkiezingen meer dan aan andere dingen. Ik sta daarin gelukkig niet alleen. Cabaretier Diederik Smit muntte voor de satirische website De Speld al in 2016 het woord woordvanhetjaarmoeheid. Ik wil wel uitleggen wat me dan zo ergert aan deze verkiezingen. Mijn irritatie heeft namelijk verschillende oorzaken.
Museumklever, trouwbieb, verwendicappen: al die woorden zijn zo ontzettend gezocht, zo nep, zo van de rauwe echte eerlijke noeste kleien werkelijkheid losgezongen
Allereerst moeten we ons even realiseren waarom er eigenlijk dit soort verkiezingen worden gehouden. Dat heeft helemaal niets te maken met liefde voor taal. Er is maar één motief: AANDACHT! Commerciële partijen, zoals bekende uitgevers, (kuch Van Dale kuch), grijpen deze verkiezing maar al te graag aan om een broodnodig nieuwsmomentje te genereren.
Want ja, als woordenboek valt er verder weinig nieuws te melden (zie hier overigens ook de reden dat er tegenwoordig twee keer per jaar nieuwe woorden worden toegevoegd: twee nieuwsmomenten!). Hetzelfde geldt voor de organisatoren van een weersite. Hoewel die iedere dag nieuws zijn, willen ook zij wel een publiciteitsstuntje om wat extra traffic te generaten naar hun website.
De tweede reden dat de WvhJ-verkiezingen me gestolen kunnen worden, heeft te maken met het type woord dat wint. Om dat te snappen moeten we heel even kijken naar de manieren waarop we nieuwe woorden kunnen verwerven. Daarvan zijn er verschillende. De ogenschijnlijk makkelijkste is om een totaal nieuw woord te bedenken. Maar dat blijkt echter enorm zeldzaam. Voorbeelden zijn mogelijk fiets (waarvan de etymologie enorm betwist is), maar ook quark en googol (waar dan Google weer op teruggaat).
Wat veel vaker voorkomt is dat we woorden ontlenen uit een andere taal (quinoa, rabona, boerka). We kunnen ze ook ontlenen en er een nieuw Nederlandstalig frame omheen zetten, zoals bij werkwoorden vooral veel gebeurt (geüpdatet, googelen).
We kunnen ook woorden maken uit bestaande woorden. Dat kan dan weer op twee manieren. We kunnen gewoon woorden achter elkaar plakken: zo krijg je een samenstelling. Of we proppen de woorden min of meer in elkaar, wat een zogenaamde portmanteau oplevert. Dát zijn de strategieën die veel van de WvhJ-woorden leveren.
© Onze Taal
De hoeveelheid kent geen enkele maat. Kijken we naar alle Woorden van de Week
(iedere wéék een nieuw woord? Alsjeblieft stop hou op kap nou) van het Instituut van de Nederlandse Taal, dan zien we daar woorden als museumklever, trouwbieb, voltijdsbonus, zeestopcontact, kerkpijn en vrijheidskonvooi. Maar portmanteaus als verwendicappen, mamanaise, dierzaamheid en flurona
zijn ook niet van de lucht.
Leuk toch? Mwah. Ik vind niet zoveel aan dit soort woorden. Het is allemaal zo ontzettend gezocht, zo nep, zo van de rauwe echte eerlijke noeste kleien werkelijkheid losgezongen. Het ruikt vooral naar de communicatieve strapatsen van goocheme marketingmensjes.
Weet je wat ik zou willen? Dat we pas na afloop een Woord van het Jaar kiezen. Een woord waarvan we vijf jaar na dato zeggen: kijk dat woord nu eens
Neem nu 2020. Het WvhJ was zelden makkelijker te bepalen: dat was zonder enige twijfel corona. Dat woord werd wél door het Vlaams GebarentaalCentrum gekozen als Gebaar van het Jaar (zo lezen we op de uitgebreide woordvanhetjaaroverzichtspagina van Onze Taal). Maar veel andere instanties kozen woorden die wel met corona te maken hadden, maar die nodeloos slimmig waren. Zo won dat jaar in België knuffelcontact, tegen anderhalvemetersamenleving in Nederland. Waarom dan niet gewoon het gewone woord? Waarom die extra laag?
Weet je wat ik zou willen? Dat we pas na afloop een WvhJ kiezen. Een woord waarvan we bijvoorbeeld vijf jaar na dato zeggen: in dat jaar kwam dit woord op, en kijk dat woord nu eens. Weg van de waan van de dag, kijken naar wat echt impact heeft gehad.
© Riverhead
Die woorden zullen zeker geen slimmigheidjes zijn. We weten namelijk uit onderzoek dat slimme woorden niet beklijven. Wil een woord succesvol zijn, dan moet het voldoen aan de zogeheten FUDGE-criteria. Het moet bijvoorbeeld onopvallend zijn, maar ook door een zo divers mogelijk publiek in een zo divers mogelijk palet aan situaties gebruikt worden.
Wat zijn dan de succesvolste nieuwe woorden? Ik denk dat voor 2013 het woord 3D-printer zou winnen. Dat is namelijk een woord dat tegenwoordig volstrekt onopvallend ingeburgerd is. Voor 2016 zou ik kiezen voor tikkie. Een mooi woord, volstrekt nieuw verzonnen, eindeloos veel gebruikt en helemaal genormaliseerd. En voor 2020 wordt het dus wel degelijk corona.
Dat zijn de stille krachten, de woorden die ongezien in de mijn van de woordproductie het zware tilwerk doen. Laten we toch die woorden eren. Net zoals we de arbeider moeten eren, en niet de oppervlakkige influencer. Leve tikkie dus! Leve 3D-printer! Leve het noeste woord.