Twee keer per jaar kiest Jozef Deleu voor de lage landen uit de recente poëzieoogst vier gedichten die hem bijzonder getroffen hebben. Deze keer selecteert hij verzen van Tomas Lieske, Tijl Nuyts, Marieke Lucas Rijneveld en Mark van Tongele.
Tomas Lieske
Gebed tot de vossen
.
Rekelse roodbruine jagers op de grens van beschaving en natuur
jullie beet is roestig ijzer jullie woning een middeleeuwse roofburcht.
Licht is jullie dansante pas jullie zijn de kleuren in wilde tuinen
waar alles dooreen groeit alles druipt van vermiljoen en smaragd.
Waar het katijft en verbast en verbladert en lupijnt waar alles
twijgt en verpluist waar het onophoudelijk kruit van licht vosgeluk.
Vrouwe vos moederste van alle dieren wees ons een voorbeeld
leer ons geduld en waakzaamheid in magere tijd behagen.
Leer ons de kleinen lief te hebben te zogen te drenken te stutten
bemesten begieten verpakken in vloeibladen bloeiende poëzie.
Leer ons hunkeren naar uw lusthof waar de duistere ingang
bedekt wordt door scrupuleus groen waar de amoureuze
takken met doorns en met eigendunkelijk opstandgegroei
de poederbestoven bollen van welpenbont omhelzen.
Uit: Het spettert geluk, Querido, 2021, 96 p.
Tijl Nuyts
Thomas – Santiago de Compostela
.
Jullie hebben elk zo je redenen.
Er zijn er die, wanneer het verzamelen
van tropische kamerplanten geen vreugde meer schenkt
of wanneer in nieuwspodcasts enkel poëzie te beluisteren valt,
wekenlang gaan zwemmen in het donker
om daarna definitief een andere weg in te slaan.
Er zijn er die twijfelen
om voluit voor een carrière als pretparkpinguïn te gaan,
om zich bloot te stellen aan het oog van de camera’s,
te broeden in de sneeuw terwijl hun partner in zee
naar lantaarnvissen zoekt.
Er zijn er die resoluut kiezen
voor een bestaan als pelgrim.
Gehoor te geven aan de roep in hun borst
die ver weg klinkt en toch dichtbij
ontspringt, stil, soms
diep, maar altijd donker.
Er zijn er die weten dat het te laat is.
Er zijn er die dit, er zijn er die dat.
Samen vormen jullie een verenigde veelheid.
Uit: Vervoersbewijzen, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2021, 92 p.
Marieke Lucas Rijneveld
Beloftes van terugkomst
.
Dit vaarwel is uit mijn diepste binnenste gerukt,
geen boeiwoord meer gepreveld of je stevig
vastgepakt zoals ik je in een wervelstorm zou
beetpakken, weggaan is zo verraderlijk,
het was windstil toen je vertrok. En nu loop ik
met het lood in mijn schoenen je te zoeken,
van je poe-ze-poes maar geen hond die
daarnaar luistert, geen hond die daarin trapt.
Mezelf uiteindelijk in slaap gesust met beloftes
van terugkomst: een knerpend grindpad
en je verheugde gezicht, een uitleg waarmee ik
uit de voeten kan, zoiets, maak er wat moois van.
Maar de wind blijft in zijn kooi, de schapen groeien
van vacht naar vacht, en ik blijf zacht in mijn
verdriet, in de hoop dat het dan niet overspoelt,
dat je me niet met je in zee liegt. Want wat ik weet
wordt waar, wat ik weet is een nodeloos gebaar,
het heeft geen zin meer om je naar huis te vleien.
Je bent niet meer hier, maar op een plek waar
de wind je welterusten kust, je zachtjes toedekt.
Uit: Komijnsplitsers, Atlas Contact, Amsterdam, 2022, 104 p.
Mark van Tongele
Leve de weemoedige leegte
.
Na de omhelzing: de gaping, een lekgat
waarin de tederte tegen de vlakte
ondergeregend naar adem happend raad
zoekt in de natte kleuren van werkelijkheid
die doorweekt diepgrondiger glanst. Pas
in de benauwenis licht het schone op.
Doorleefde woorden. Bakermatten.
Wakker blijven voor het buitengewone.
De grondeloze versnaperingen wenken.
Aanhalen, dorstig leven op de aardkorst,
tussen de kokende vuurhaard van binnen
en de dodelijke koude daarbuiten.
Kun je bij de frambozenstruikjes?
Mag ik je nog wat eau-de-vie aanreiken?