Deel artikel

kunst interview

Kunstenaar-activist Frans Wuytack: ‘Kunst geeft de mensen goesting in de werkelijkheid’

2 december 2024 13 min. leestijd

De Vlaamse kunstenaar en vredesactivist Frans Wuytack is negentig geworden en werd zopas feestelijk gevierd met een retrospectieve en een boek. Wuytack heeft meerdere levens achter zich: als arbeider, priester, rebel en beeldhouwer. Maar het heilige vuur is geenszins gedoofd en ‘de wereldrevolutie’ wil hij nog meemaken. In het groene Wachtebeke, het ‘paradijs’ waar hij met zijn vrouw Leen woont, blikt Wuytack terug op zijn engagement, op zijn oeuvre, en op de eeuwige vraag of kunst de wereld beter maakt.

Het boek dat uw dochters aan u gewijd hebben, heet Persona non grata. Waarom past die term u zo goed?

Wuytack: ‘Wie opkomt tegen een systeem van onderdrukking, en wie op die manier ook invloed uitoefent op anderen, wordt uitgebannen. Ik ben uit de katholieke kerk gezet, in het gevang geworpen en uit Venezuela weggestuurd. De machthebbers zitten in hun paleizen en trekken muren op rondom zichzelf, zodat ze geen contact meer hebben met het volk. Dat systeem heb ik altijd bevochten, dat is de reden ook waarom ik persona non grata ben.’

U gesticuleert fors, u zet uw woorden meteen kracht bij met stevige handgebaren.

‘De machtigen der aarde hebben de mensen samengebracht onder allerlei vlaggen. De Vlaamse, de Belgische, de Russische of de Noord-Amerikaanse. Maar die vlaggen, en de grenzen die er ook mee samengaan, zijn artificieel. Maar gelukkig hebben we allemaal handen! Handen stellen ons in staat over de grenzen heen te trekken, anderen de hand te reiken, naar een planetaire en dus menselijkere samenleving te evolueren. Een ander over de grenzen van de macht heen de hand reiken, is ook de taal van de vrede spreken. Een taal die alleen van de mens zelf komt, en dus geniaal is.’

Maar uw handen zijn ook de instrumenten van uw kunst. U maakt er kunst mee, maar u beeldt ze ook af in uw kunst.

‘De relatie tussen kunst en handen is tienduizenden jaren oud. Ga naar de grot van Santa Cruz, diep in Patagonië, in Argentinië, en kijk naar al die handen die ons vanuit de prehistorie worden aangereikt. Dat zijn mooie, wat zeg ik, fantastische symbolen van nabijheid, van diepmenselijke behulpzaamheid. Zoals Sartre zei, ‘wat de taal is voor het verstand, dat zijn de handen voor het gevoel’. Ik ben geen psycholoog, maar ik heb gelezen dat om de realiteit te benaderen je naar drie dingen moet kijken, naar wetenschap, kunst en religie, en dat doe ik ook met mijn handen, want daar zit het gevoel.’

‘Vandaag is het cool om afstand te houden, de realiteit te beheersen door je van een ander af te grenzen. Door je handen te gebruiken, of zoals de Duitsers dat zeggen Fingerspitzengefühl aan de dag te leggen, accentueer je je gevoeligheid, en slaag je erin grenzen te overschrijden, iets wat we ook in het onderwijs veel meer plaats moeten geven. In het leven draait het niet alleen om kennis, het gaat ook om gevoelens. In de weg naar menswording, in de hominisatie of evolutionaire ontwikkeling van de menselijke soort zijn handen uiterst belangrijke gevoelsinstrumenten gebleken. Het probleem is dat we er niet alleen kunst mee maken, maar evengoed wapens en atoombommen.’

Waar komt uw medemenselijkheid vandaan? Met welk concreet moment uit uw lange leven zou u haar verbinden?

‘Mijn eerste bewustzijn in dat verband gaat terug tot mijn kinderjaren, tot de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog, toen ik zes was en in mijn geboortestad Sint-Niklaas de Stuka’s boven de daken vlogen. Er zijn toen honderden doden en gewonden gevallen.’

‘Vóór de bommen maakte het nog uit in welke straat of wijk je woonde, of van welke stand je was. Maar toen de bommen vielen, was dat voorbij. Ik herinner me de lotsverbondenheid tussen de mensen. Die was indrukwekkend. Het woord lotsverbondenheid, het idee dat we samen ten onder gaan of overleven, klinkt zoveel beter dan solidariteit. Het is een grote, voorhistorische kracht die geboren is vóór de uitvinding van de moraal, en die we terug moeten vinden. Een kracht van vrede ook, die de hele mensheid leven geeft – maar niet de vrede van het kerkhof uiteraard, en nog minder die van het oorlogskerkhof, waar alleen mensen liggen die vermoord zijn op last van de grote meneren, in naam van ideologie, privé-bezit en kapitaal.’

"Lotsverbondenheid klinkt zoveel beter dan solidariteit"

Maakte die lotsverbondenheid van u ook een kunstenaar? Speelde die daar een rol in?

‘In mijn kinderjaren ging ik zoals zoveel leeftijdgenoten naar de tekenacademie. Dat tekenen gebeurde in groep en was een heel volks gebeuren. Er was dus verbondenheid. Ik kom uit een wijk waar veel getekend werd. Vandaag zitten kinderen op hun smartphone, maar toen ik een kind was leerden we tekenen. Kijken naar een kop en hem tekenen, heel realistisch. In dat leren kijken en zien zat een hele brok emancipatie. Door te tekenen ontdekte ik dat mijn methode om de werkelijkheid te doorgronden het zien was, zoals in de filosofie van Teilhard de Chardin.’

Maar dan, op uw veertiende gaat u in de fabriek werken, meer bepaald op de Boelwerf in Temse. Hoe is dát gegaan?

‘In het zevende en achtste leerjaar hadden wij een pracht van een onderwijzer. Hij speelde viool, gaf ook turnles, deed alles. Ik heb grote eerbied voor het geduld dat hij met ons had. Maar ik kwam uit een arbeidersgezin, met een grootvader die dokwerker was en eeuwige socialist. Destijds was het ook zo dat voor één leerling die doorstudeerde, er zeven of acht waren die in de fabriek gingen werken. Ik was een van die laatste, heb de school dus verlaten en ben naar den Boel gegaan, een scheepswerf waar tweeduizend man werkte, onder wie enkele tientallen jonge gasten als ik. De bonken van mannen die daar al twintig of dertig jaar aan de slag waren, lachten uiteraard met ons, en noemden ons speelvogels. Tot er op een bepaald moment zo’n kleine is verongelukt, en een syndicalist onze verdediging opnam en zei ‘dat zíjn geen speelvogels’. Die man kwam dus op voor de werkelijkheid, en deed mijn ogen opengaan. Plots kreeg ik samen met andere jonge schoolverlaters de vraag gesteld: ‘wat vindt gij van uw werk?’ Dat herinner ik mij als een heel sterk moment: dat ik een eigen mening mocht hebben, de kracht van een gedachte, los van welke ideologie of religie ook.’

U was een arbeiderskind, u werkte op de scheepswerf. Maar behalve arbeider bent u ook priester geworden. Zat ook dát in de familie?

‘Mijn grootvader was gelovig en zei dat Christus de eerste socialist was. Op onze wijk hadden wij ook onderpastoor De Bruyne, een crème van een mens, die alles wat hij bezat weggaf. Wat een voorbeeld! Ik stond intussen ook met KAJ’ers (een oorspronkelijk Vlaamse, nu internationale, christelijke jongerenbeweging, ld) in contact, en kwam in aanraking met de ideeën van kardinaal Cardijn, die veel mensen bezielde met zijn woorden dat de arbeider een baken van de toekomst was. Voor Cardijn stond de waardigheid van de arbeider centraal. In de fabrieken was de uitbuiting reëel, terwijl de Kerk in handen was van de burgerij. Dat wilden we veranderen. Door te zien, te oordelen en te handelen.’

U had de Boelwerf verruild voor een plaatzagerij, leerde als plaatzager de stiel – maar kreeg toen een late roeping.

‘Ook daar trok de ene de andere mee. « Frans, ik denk dat ik eraan ga beginnen, » zei op zeker ogenblik een kameraad. Ik ben toen op probatie gegaan, en heb doorgezet, in tegenstelling tot die vriend, die na zes maanden alweer weg was. Maar ik ben nooit een studax geweest, ik was een man van het terrein. Ik kende natuurlijk wel de bevrijdingstheologie, maar de theorie op zich was niets voor mij. Ik interesseerde me meer voor de bevrijding van mensen van vlees en bloed, voor de situatie-ethiek, voor het durven handelen. Goed, je kunt spreken over theologie, over revolutie, over politieke partijen, over strekkingen en stromingen, maar voor mij ging het daar in essentie niet over. Mij was het om het diepmenselijke te doen, om het volk ook.’

Uw engagement dreef u uiteindelijk naar Venezuela, naar de sloppenwijk La Vega bij Caracas. Hoe deed u dat, de volksbevrijding in de praktijk toepassen?

‘Een van de eerste dingen die me daar overkwam, was dat mijn bed gestolen werd. Ik was amper enkele dagen gearriveerd, had mijn intrek genomen in een krot van cement en toen ik op zeker ogenblik weer binnenkwam, was meteen mijn bed al verdwenen. « Francisco, slaapt gij nu op de grond? » vroegen enkele mensen me. Resultaat: een week later stond mijn bed er terug, intussen geverfd en al. Wel, ik heb dat feit nooit als een diefstal beschouwd, wel als een uitwisseling van goederen. De echte diefstal, die zit elders, dat is het ophopen van bezit. Net zoals de misdaad niet in het kind zit dat met een steen gooit en door de politie opgepakt wordt, maar wel bij de generaal die gedecoreerd wordt omdat door zíjn toedoen en met zíjn wapens zoveel mensen doodgegaan zijn.’

Hoe was Venezuela er in uw tijd aan toe?

‘Het was een rijk maar gekoloniseerd land. We hadden een tv in de wijk maar slechts vijfentwintig procent van de uitzendingen waren Venezolaans, de rest Amerikaans. De middenklasse was inderdaad welvarend, maar ze had het land ook verkocht aan de belangen van de VS. Onder druk van onderuit is dat koloniale aspect geleidelijk weggenomen. In mijn tijd waren AD en Copei (de toenmalige klassieke machtspartijen in Venezuela, ld) met hun kliekjes sterk aanwezig in de wijk. Maar daar trok ik me niets van aan. Ik was voor de bevrijding van álle mensen. We geloofden allemaal maar in één zaak: de grens overschrijden om een ander en beter leven mogelijk te maken.’

Wat deden jullie dan concreet?

‘De werklozen organiseren en stakingen opzetten in de fabrieken, bijvoorbeeld. Ik herinner me een staking waarbij la Negrita, een vrouw van 39 met 10 kinderen, vooropliep, enthousiast en fier als een gieter. Die vrouw kon lezen noch schrijven maar geloofde in de waardigheid en in het feit dat we het met zijn allen beter konden hebben. Als we beter naar elkaar luisterden en beter met elkaar samenwerkten, konden we bergen verzetten, ook terwijl het leger ons omsingelde.’

"Ik probeerde de mensen door middel van kunst goesting te doen krijgen in de werkelijkheid"

Maar u werkte ook daar met kunst…

‘We lieten mensen onder meer tekeningen maken. Op het grote plein van La Vega hielden we expo’s met grote, mooie kunstwerken die Picasso imiteerden, of we voerden toneelstukken op die geïnspireerd waren door Bertold Brecht, zoals Moeder Courage. Een van onze grootste inspiratiebronnen was de Braziliaanse geëngageerde theatermaker Augusto Boal (met zijn ‘theater der onderdrukten’, ld). Ik probeerde de mensen door middel van kunst goesting te doen krijgen in de werkelijkheid. Tegen dan was ook mijn relatie met de Kerk allang verziekt, want het gezag van de Kerk was gebonden aan het staatsgezag.’

De handen waar u kunst mee maakte, hebben op zeker ogenblik ook de wapens opgenomen.

‘Dat was bij het FALN (Fuerzas Armadas de Liberación Nacional, een communistische guerrilla, ld), ja. Alleen: ik geloofde wel in strijd, maar niet in wapens. Zoals ik me niet hield aan wat de Kerk me voorschreef, zo hield ik me niet aan wat de commandanten zeiden. Als je een geweer in je handen hebt, moet je altijd gehoorzamen aan degene die het jou gegeven heeft. Met die verplichte onderdanigheid had ik het lastig. Ik wilde mee zijn met het volk, het volk organiseren met de middelen die het had, ik voelde dus dat ik terugwilde naar de barrio, de wijk. De guerrilla beschouwde dat als verraad.’

Terug naar vijftig jaar geleden: u was niet langer gewenst, niet in Venezuela en niet in de kerk. Ook in de Boelwerf kreeg u spreekverbod. U werkte vervolgens drie jaar mee aan de restauratie van de kathedraal van Antwerpen. Maar intussen had u ook uw vrouw Leen leren kennen, en jullie vertrokken naar Carrara, in Italië. Had die keuze, de stad van de marmergroeven, iets te maken met uw beeldhouwerschap?

‘Niet rechtstreeks. Mijn vrouw en ik wilden op trouwreis, ik was intussen 44. Dus ik dacht: we vertrekken een jaar. Maar dat was een probleem voor mijn werkgever, die mij buitengooide. Zo kon ik ook niet doppen. Ik dacht dus maar: ik ga in Carrara werken. Ik vond er een oud kot, met tachtig cm dikke muren, en kon er in het eeuwenoude atelier Nicoli aan de slag – waar ik inderdaad beeldhouwde.’

Wie zijn, als het over beeldhouwkunst gaat, uw grote voorbeelden?

Mijn eerste voorbeeld, dat zijn de mensen die werken. Die met hun handen werken, zoals de boer die zijn ploeg voorttrekt door de aarde. De boer die ploegt, is een kunstenaar. Natuurlijk, een Picasso, een Giacometti, een Donatello of een Michelangelo, dat zijn mensen die de geest in brand steken, die het lijden van de mens met de kracht van hun handen vatten, want daar dient kunst voor. De kunstenaar moet dus geen kunst maken om wereldwijd applaus te krijgen, wel om ons te raken in ons diepste menszijn. Maar ook de gewone mens die werkt, en met zijn handen inhoud geeft aan de werkelijkheid, is een kunstenaar.’

Kunst, is dat niet in de eerste plaats een individuele expressie? Hoe rijmt u de eenzaamheid van het scheppingsproces met uw drang naar de groep?  

‘Mijn expressie kan individueel zijn, maar in het individuele leeft voor mij ook het collectieve. Als het individu kan zeggen: ‘mijn hand is niet mijn hand, mijn hand behoort het collectief toe’, of als het individu erin slaagt de grens van het eigen ik te overschrijden, en te begrijpen dat bewustzijn pas ontstaat als je met tweeën bent, dan ga je de ander ook raken met je eigen zeggingskracht. Het gaat steeds weer over de grens oversteken. Alles individualiseren gaat niet, het genie dat in een kunstenaar zit, zelfs al is hij niet sociaal geëngageerd, behoort ons allemaal toe. In die zin is kunst ook liefde. Of zoals Vincent Van Gogh zei: ‘de grootste kunst is van elkaar te houden’.’

Om het met een cliché te vragen: kan kunst de wereld redden?    

‘Kunst kan de wereld niet redden, alleen het bewustzijn kan de wereld redden. De landschappen die we zien, een vergezicht, alles wat uit het bewustzijn komt, alles wat ons in staat stelt voeling te houden met het echte, met het leefmilieu, met den hof waarin we leven, ons aards paradijs, dát kan de wereld redden – maar juist dat maken we ook kapot. Door oorlogen, door kolonisatie, door belangen.’

En die gaan op tragische wijze door, het Midden-Oosten waar u als vredesactivist bent heengegaan, het Rusland van Poetin ook.

‘Als mijn handen nog mee konden, zou ik een beeld beitelen voor Gaza, maar ik heb een gedicht geschreven, en ik kan er u een stuk uit citeren: ‘raap me op en laat me drijven boven de wolken (…) twee gekooide volken, dezelfde sterren, dezelfde wind ademt in onze longen, dezelfde aarde kleurt ons bloed. Marchands de la mort, verzuip in uw wapens!’ Maar ik denk inderdaad ook aan die jongens in Rusland, die twintig zijn en zogenaamd vechten voor hun vaderland. Welk vaderland? De aarde is ons vaderland, zijzelf zijn alleen maar kanonnenvlees.’

‘Als uw handen nog mee konden,’ zegt u. Lukt het niet meer?

‘Wassen figuren boetseren gaat wel nog, het beitelen en houwen ligt achter mij.’

U hebt een lang en strijdbaar leven geleid, gelooft u nog in uw idealen?

‘Meer dan ooit. Ik geloof in de daadkracht van de mens, in de poging van de mens om een wereldrevolutie te ontketenen, die er hoe dan ook zal komen. Die zou ik graag nog meemaken – al zeg ik dat uiteraard ook omdat ik nog héél lang wil leven.’ (lacht)

Serena en Maya Wuytack, Persona non grata. Frans Wuytack, EPO, Antwerpen, 2024, 270 p.

Lode delputte aangepast

Lode Delputte

journalist

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000299f0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)