Kleine steden, grote problemen? Op zoek naar oplossingen voor het onbehagen
Pestende jongeren in Zelzate, hoge kans- en kinderarmoede in Geraardsbergen, torenhoge scores voor extreemrechts in Ninove: nieuwsberichten schetsen vaak een weinig rooskleurig beeld van de kleinere Vlaamse steden. Journaliste Femke Van De Pontseele, opgegroeid in Geraardsbergen, zoekt naar hoopgevende signalen achter de alarmerende krantentitels. ‘Als we mensen samenbrengen, dan merken we hoeveel deugd het doet dat ze hun verhaal eens kwijt kunnen.’
De berichten over samenlevingsproblemen of verloedering in kleine steden raken me als uitgeweken Geraardsbergenaar. Maar daarover schrijven, is niet makkelijk: omdat ik ondertussen al lang in Gent woont, riskeer ik over te komen als “de verloren dochter die eventjes de redder komt spelen”. Toch wil ik weten hoe het beter kan.
Daarom kijk ik graag achter de nieuwsberichten. Welke obstakels en initiatieven zijn er op vlak van werkgelegenheid, welvaart en welbevinden, samenleven en sfeer in de stad? Joke Van Bommel, woordvoerder van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB), vertelt hoe de Vlaamse overheid iedereen aan boord probeert te houden op de arbeidsmarkt. Waarom hoge cijfers over kinder- en kansarmoede niet per se een slecht rapport voor je stad zijn, legt Nele Wouters van agentschap Opgroeien uit. Hoe verschillende groepen harmonieus kunnen samenleven, vraag ik aan Jan Langeraert van Groep Intro. En reclameman Harry Demey schetst hoe je afkomt van stempels als “marginaal”, “saai” of “vuil” en mensen weer fier maakt op hun stad. Maar eerst steek ik mijn licht op bij auteur en theatermaker Dominique Willaert.
Eerst luisteren
In zijn boek Niet alles maar veel begint bij luisteren (EPO, 2023) trekt Dominique Willaert door de Denderstreek, in het zuiden van de provincie Oost-Vlaanderen, pakweg tussen Geraardsbergen en Aalst. Willaert gaat in gesprek met kiezers van de extreemrechtse partij Vlaams Belang, die in deze regio opvallend hoge scores haalt.
© EPO
Voor Lucien, een gepensioneerde textielarbeider, is online treintickets kopen moeilijk. Hij spoort vanuit Ninove speciaal naar Denderleeuw (gemeente bij Aalst), want daar is nog een stationsloket met een bediende. Michel, een bewoner van een sociale woonwijk, zegt dat “de helft van zijn wijk” intussen uit vreemdelingen bestaat. Een factcheck leert Willaert dat maar achttien procent van de inwoners in de wijk een migratieachtergrond heeft. Maar de perceptie leeft dat de nieuwkomers sneller een sociale woning krijgen. Marc zit na de dood van zijn vrouw heelder dagen in een donkere huiskamer. Zijn computer is zowat het enige wat hij nog heeft. Willaert schetst hoe Forza Ninove (de naam waaronder Vlaams Belang in het stadje Ninove actief is) bij deze mensen op huisbezoek gaat, hen aan schoolgerei helpt voor de kinderen of opkomt voor hun huisdieren. Dat dienstbetoon geeft hun het gevoel dat iemand om hen geeft, dat ze erbij horen.
Willaert ziet bij zijn gesprekspartners wel meer motieven om voor extreemrechts te stemmen: ze voelen zich vervreemd sinds ze hun kinderen naar de grote stad zagen verhuizen; ze hebben weinig contact met anderstalige nieuwkomers; ze zitten in een verouderd woonpatrimonium; ze zijn nostalgisch naar de tijd dat er nog veel fabrieken waren; ze maken zich druk om de ongelijke verdeling van lokale middelen.
Kansarm
© Agentschap Opgroeien
“Ach, zo erg is dat hier toch niet. Dat heb je in Gent of in Brussel ook allemaal”, werpen een paar Geraardsbergenaars tegen als ik hen over Willaerts boek vertel. Het beeld van de “marginale driehoek Aalst-Ninove-Geraardsbergen” gaat al zolang mee dat sommigen meteen in het defensief schieten. Zo moet het ook voelen in de fel geplaagde banlieues, denk ik. Het kwetst als mensen je voortduren zeggen dat je wijk erop achteruitgaat. “Logisch”, zegt Nele Wouters, woordvoerster van Opgroeien, een Vlaamse overheidsinstantie die kansen wil geven aan alle kinderen en jongeren, waar en in welke omstandigheden ze ook geboren zijn. Ze is zelf geboren in Aarschot. “Mensen voelen zich verbonden met hun stad omdat het brood bij hun bakker zo goed smaakt, of omdat de verkoopster zo vriendelijk is. Oordelen komen vaak van mensen die er zelf niet wonen.”
Daarom betreurt Wouters eenzijdige berichten over “stijgende kinder- en kansarmoede” berichten in een bepaalde stad. “De cijfers worden niet altijd goed geduid. In een dorp kunnen een of twee gezinnen die migreren al een vertekend beeld geven. Als er weinig kinderen geboren worden in een gemeente, en dan plots drie in kwetsbaarheid, heeft dat een grote invloed op het cijfer.”
We spreken van kansarmoede bij borelingen als de leefomstandigheden van een gezin zich op of onder de ondergrens bevinden voor drie of meer van deze zes criteria: het maandinkomen van het gezin, de opleiding van de ouders, het stimulatieniveau van de kinderen, de arbeidssituatie van de ouders, de huisvesting en de gezondheid. In 2022 werd in Geraardsbergen 19,2 procent van de kinderen geboren in een kansarm gezin.
Nele Wouters: ‘De kansarmoedecijfers zijn een momentopname en mogen niet gezien worden als een oordeel over het lokale beleid’
Ondanks de negatieve perceptie over de Denderstreek kampt niet elke stad in die regio met een hoog kansarmoedecijfer. Aalst blijft met 10,9 procent voor datzelfde jaar 2022 onder het Vlaams gemiddelde van 12,6 procent en ook Ninove is met 13,3 procent geen uitschieter. Bovendien zie je hoge kansarmoedecijfers niet enkel in de Denderstreek. Ook in verschillende gemeenten aan de Noordzeekust ligt het cijfer hoog, met zelfs resultaten boven de 28 procent. In de provincie Antwerpen haalt Boom 27,5 procent, gevolgd door Turnhout (26,8 procent). Ook in de grote steden liggen de cijfers hoog: Gent zit met 18,9 procent boven het Vlaamse gemiddelde, in het grotere Antwerpen wordt meer dan een vierde van de kinderen (26,7 procent) in kansarmoede geboren. 40 procent van de borelingen met een moeder van buitenlandse origine leeft er in kansarmoede.
“De kansarmoedecijfers zijn een momentopname en mogen niet gezien worden als een oordeel over het lokale beleid. Binnen het agentschap Opgroeien wordt extra ondersteuning aangeboden als een baby in een kwetsbaar gezin wordt geboren”, zegt Wouters. “Verpleegkundigen van Kind en Gezin ondersteunen elk gezin met jonge kinderen, tot een kindje tweeënhalf jaar is. En we werken op veel plaatsen goed samen met lokale partners. Het Huis van het Kind in Geraardsbergen is bijvoorbeeld een dam tegen de eenzaamheid voor kwetsbare gezinnen. Tijdens een wandeling met andere ouders over opvoeding nadenken, kartonnen speelgoed maken met je kind, een prentenboekendans of kindertheater: het aanbod van het Huis van het Kind werkt empowerend.”
© Marc Ryckaert
In Geraardsbergen daalde de kansarmoede bij borelingen van een moeder met buitenlandse origine alvast van 40,5 procent in 2021 naar 33,2 procent in 2022. Maar bij borelingen van een moeder met Belgische origine nam die licht toe, van 12,8 naar 13,7 procent. Volgens David Larmuseau, voorzitter van het lokale OCMW, kampt het stadscentrum van Geraardsbergen met een grootstedelijke problematiek. “Uit een onderzoek van 2022 bleek dat de vijftien landelijke deelgemeenten eerder rond het Vlaams gemiddelde scoren. De verontrustende armoedecijfers zijn in hoge mate geconcentreerd in het stadscentrum. Decennialang heeft het lokaal bestuur al fors ingezet om de steeds complexere armoedeproblemen te counteren, maar de middelen van een grote stad heeft het kleine en financieel beperkte Geraardsbergen niet. We kunnen ook niet in dezelfde mate rekenen op de hulp van een sociaal middenveld als Gent, Antwerpen of Aalst. De budgettaire krapte van de lokale besturen, waaraan Geraardsbergen ook niet ontsnapt, leidt ertoe dat burgers de sociale inzet steeds meer in vraag stellen. Dat ondersteuning van kwetsbare mensen onze gemeenschap als geheel vooruithelpt en dat we op de goede weg zijn en moeten volhouden, wordt een steeds moeilijker uit te dragen boodschap.”
Vlaamse ‘rustbelt’
In zijn boek over de Denderstreek verwijst Dominique Willaert naar de teloorgang van de fabrieken als oorzaak van het onbehagen. Hij spreekt van een Oost-Vlaamse rustbelt. Volgens Willaert zorgden die fabrieken destijds niet alleen voor jobs maar ook voor samenhorigheid. Na het werken dronken de werknemers samen een pint. Rond Geraardsbergen creëerden enkele grote luciferfabrieken vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw een economische bloei, tot de aansteker de lucifer van de troon stootte en de productie in 1997 naar Hongarije verhuisde.
De fabrieken in de Denderstreek zorgden destijds niet alleen voor jobs maar ook voor samenhorigheid
Dominique Willaert ontmoette Patrick uit Geraardsbergen die bij de Volvofabriek in Gent werkt. Vaak moet hij ’s nachts drie kwartier naar het werk rijden. In Herzele sprak Willaert een arbeider uit de bouw die artritis kreeg. Hij werd reservechauffeur voor De Lijn in Gent. Soms krijgt hij pas ’s avonds een bericht om ’s anderendaags de ochtendshift op te nemen, en dan nog komt hij moeilijk rond. Als lezer deel je zijn machteloosheid en onbehagen. Is er wel genoeg werkgelegenheid in de Denderstreek, vraag je je dan af. Heeft de sluiting van fabrieken dan nog zo lang een invloed op de regionale werkgelegenheid?
“Schrijnende verhalen” beaamt Joke Van Bommel, woordvoerder van de VDAB. “En dat terwijl er in Vlaanderen een krapte op de arbeidsmarkt is, in de horeca- en bouwsector, bij De Lijn, in de rust- en ziekenhuizen, in scholen… Het aantal werkzoekenden daalt. We proberen nu meer mensen met een leefloon naar de arbeidsmarkt te loodsen, of mensen die een tijd voor de kinderen hebben gezorgd. Maar er is wel een competentiekloof tussen de vacatures en de kandidaten. Bedrijven stellen soms hoge eisen, en voor werkzoekenden vormen randvoorwaarden als kinderopvang en mobiliteit vaak obstakels. Niet iedereen heeft een netwerk om op terug te vallen. Of een eigen wagen. En voor vroege en late shifts is er vaak geen openbaar vervoer. Dan zou een bedrijf een shuttlebus kunnen inzetten.”
Grote werkgevers als fabrieken vervang je niet in een paar jaar. “Dat zagen we recenter nog in Genk, na de sluiting van Ford-fabriek”, zegt Van Bommel. Onder die werknemers was er een groep vijftigers die minder kansen krijgen op de arbeidsmarkt. En veel arbeidersjobs vergen ondertussen digitale of groene competenties. “VDAB zet daarom fors in op innovatiecentra. Samen met Syntra stampten we in Genk een opleidingscentrum uit de grond, waar we arbeiders bijscholen in de nieuwste technologieën. Zo ontstaat er een reserve aan werkzoekenden die mee zijn. We hopen dat bedrijven volgen en nieuwe vestigingen opstarten in die regio”, zegt Van Bommel. “Bij bedrijven groeit intussen het bewustzijn dat ze ook zichzelf moeten organiseren om werknemers bij te scholen. Sommige bedrijven hebben daarvoor al een eigen academy opgericht. Maar andere bedrijven danken soms nog werknemers af die ze mits een intensieve opleiding hadden kunnen behouden. Ons spectaculairste succes op dat vlak: een vrachtwagenchauffeur die een hand verloor, maar zijn job ten allen koste wou blijven doen, kregen we met maatwerk terug achter het stuur. Door bij- en omscholing willen we iedereen een kans geven. Ook de vroegtijdige schoolverlaters van wie één op de vijf nu nog vaak na een jaar werkloos is. Mensen die door een arbeidsbeperking in de sociale economie aan de slag zijn, bieden we zoveel mogelijk kansen om door te groeien naar een reguliere job.”
© Helena/Flickr
Ook het Europese programma Werk en Sociale Economie wil personen met een moeilijk profiel naar de arbeidsmarkt loodsen via partnerschappen tussen lokale overheden en dienstverleners zoals VDAB. En het Vlaamse project Edusprong stemt het aanbod van centra voor basiseducatie en volwassenenonderwijs af op de opleidingsbehoeften van de lokale werkzoekenden.
Al die initiatieven lijken wel resultaat te hebben. In de brief aan de inwoners van de Denderstreek waarmee Dominique Willaert zijn boek afsluit, lezen we: “Weten jullie dat de tewerkstellingsgraad in jullie streek iets hoger ligt dan het Vlaamse gemiddelde? En dat het aantal leefloners daar zelfs wat onder ligt?” Dat is globaal bekeken correct, maar een job hebben betekent nog niet dat je veel verdient. Al werkt bijna 80 procent van de inwoners van Denderleeuw, toch bedroeg het gemiddelde jaarlijks netto-inkomen per inwoner er in 2020 maar 20.520 euro. Ongeveer dezelfde cijfers vinden we voor Eeklo (kleine stad tussen Gent en Brugge). In het Limburgse Maasmechelen verdiende de gemiddelde inwoner in 2020 zelfs maar 17.058 euro. Ter vergelijking, in Sint-Martens-Latem bij Gent (een van de rijkste gemeenten van België) is dat euro 30.563. Niet alleen in Denderleeuw maar ook in Eeklo en Maasmechelen haalt het Vlaams Belang opvallend hoge scores. Speelt iemands salarisniveau dan geen grotere rol in het stemhokje dan het al of niet hebben van een job?
Vrolijk meppen
Niet zo lang geleden kreeg het doorgaans vredige Zelzate te maken met happy slapping, een rage die is overgewaaid uit het Verenigd Koninkrijk. Een groepje jongeren mept en schopt een – vaak willekeurig – slachtoffer, filmt dat en pronkt ermee op internet. Burgemeester Brent Meuleman (Vooruit): “De pestende jongeren waren niet eens uit Zelzate afkomstig. Wel hadden de slachtoffers en de daders al een voorgeschiedenis, ze waren geen onbekenden voor elkaar. De zomerkermis lokte hen mogelijk naar Zelzate. Kort na het incident doken ook in andere gemeentes filmpjes op van pesterijen. Ik polste bij politie en schooldirecties. Van jongerenbendes hadden ze geen weet. Wel bevestigden ze haast unaniem dat de agressie en mondigheid toenemen en verschuiven van de oudere tieners naar kinderen tussen elf en dertien jaar.”
Heeft het met verveling te maken? Er zijn in kleinere steden vaak activiteiten voor jonge kinderen, maar tieners zouden naar verluidt wat in de kou blijven staan. “In onze gemeente zijn een honderdtal culturele en sportverenigingen”, zegt burgemeester Meuleman, “En onze bestuursploeg werkt goed samen met het middenveld. Maar als er op nationaal niveau bespaard wordt op jeugdzorg is het dweilen met de kraan open. De pesters moeten een straf krijgen om copycats te voorkomen. Maar de wachtlijsten in de bijzondere jeugdzorg zijn zo lang dat de jongeren er niet terecht kunnen. We hangen meer veiligheidscamera’s en hebben een mobiele camera voor evenementen, maar het belangrijkste is dat je met deze jongeren aan de slag gaat. Volgens de studiedienst van mijn partij blijven vijftienduizend jongeren in onveilige thuissituaties in de kou staan. Terwijl je zulke jonge daders met gespecialiseerde hulp nog op het rechte pad kan krijgen. Hopelijk staat het personeels- en plaatstekort in de jeugdzorg hoog op de agenda bij de komende regering”, besluit Meuleman.
Vervreemd
Hoe welwillend een gemeente ook is, het is een uitdaging om verschillende bevolkingsgroepen samen te brengen. Dominique Willaert kon voor zijn boek over de Denderstreek kiezers van extreemrechts en anderstalige nieuwkomers overtuigen om samen een koffie te drinken. Naast vragen die wederzijdse ergernis verraadden en wezen op hardnekkige vooroordelen, hadden beide groepen wel een gelijkluidend verzoek: “Ik zou graag meer dingen met jullie doen, hoe begin ik hieraan?”
Dat de nood aan buurt- en jeugdopbouwwerk stijgt, merkt ook Jan Langeraert van Groep INTRO. Zijn organisatie probeert een positief buurtklimaat te creëren in wijken waar bewoners overlast ervaren of zich geïsoleerd voelen. “Vroeger ving het sociale weefsel meer op: mensen hielpen elkaar met huiswerkbegeleiding, letten op elkaars kinderen of legden elkaar administratieve zaken uit. Goede buren of collega’s doen dat nog, maar in sommige buurten overheerst de eenzaamheid. Mensen kloppen eerder aan bij overheidsdiensten dan bij elkaar en wanneer die diensten overbelast zijn, voelen ze zich opnieuw in de steek gelaten. Ik heb de indruk dat de tolerantie afneemt. Wat mensen nu soms hinderlijk vinden, zoals lawaai van spelende kinderen, werd vroeger niet zo gezien. Maar brengen we mensen samen, dan merken we hoeveel deugd het doet dat ze hun verhaal eens kwijt kunnen. In Atelier P in Eeklo mogen inwoners hun verhaal zonder dat er iets van hen verwacht wordt. Vaak gaat het om mensen die teleurgesteld zijn in de school of de VDAB, omdat ze niet aan verwachtingen voldeden of een ‘lastige’ job toegewezen kregen. Laat je hen bijvoorbeeld op een ongedwongen plek hun hobby modelbouw toelichten, dan zie je ze opbloeien. Zo wek je de interesse in elkaar op. Je hoeft niet per se te wachten op een maatschappelijk werker of een wijkregisseur. Neem je een pak koeken en een drankje mee naar de schoolpoort, dan raak je zonder afspraak met andere ouders aan de praat. Ook met wie op het eerste gezicht heel anders is.”
Weer trots
Meer ontmoetingsplekken creëren: het is een van de ambities van de Vlaamse Bouwmeester Erik Wieërs, de man die het architectuurbeleid in Vlaanderen vorm moet geven. Maar kun je dat forceren? In de ene stad zit het park meteen vol bij de eerste lentezon. In andere steden zie je in de parken, hoe opgeruimd ze ook zijn, geen kat. Het is als de middelbare school: sommige klassen “hangen goed aan elkaar”, andere niet. Ik was dan ook benieuwd naar de wedstrijdontwerpen voor een nieuwe ontmoetingsplek in het centrum van Geraardsbergen. Vrijwilliger Arne De Winde, die ook het oude shoppingcentrum Denderland op de kaart zette als decor van een boekenprogramma op Eclips-tv, lichtte enthousiast de vier ontwerpen toe: een park met grillige paadjes en ronde zitelementen, een steenoven om gezamenlijk brood te bakken, een lange overdekte picknicktafel omgeven door planten of een ommuurde patio met zandlopervormige sculpturen.
© ODA
Een paar weken later organiseerde De Winde met de stad Geraardsbergen het evenement By Locals, een kunstveiling voor artiesten die een link hebben met de Denderregio. En hij is niet de enige die in Geraardsbergen mensen wil verenigen. De vrijwilligers van het Krakelingencomité werken elk jaar een mooie stoet uit, bij Babbelonië praten mensen met en zonder vluchtverhaal met elkaar en Wim Schrever trekt de boerenmarkt op zaterdag. En Eric Martens liet petjes en mondmaskers bedrukken met ‘Dikken!’ Dat is geen fatshaming, maar het lokale alternatief voor de Gentse maat en de Antwerpse gast.
Dialect schept een band, weet ook Harry Demey, de citymarketeer achter de campagne Zot van A, die Antwerpenaren na de extreemrechtse verkiezingsoverwinningen met een uitgekiende strategie weer met elkaar moest verbinden en weer trots moest maken op hun stad. “Mensen waren toen heel verdeeld. We wilden van de stad een club maken waar iedereen bij hoort. Onze Zot van A-campagne startte met een zaaifase van twee jaar: we deelden petjes en brochures uit over plezante dingen: sport en cultuurevenementen… Pas toen ons logo, de stralende Keith Haring-A, breed bekend was, schakelden we naar serieuzere onderwerpen, zoals properheid. Onze baseline ’t Stad is van iedereen verwees naar de uitdrukking ’t Straat is van iedereen, iets wat Antwerpenaren tegen elkaar zeggen als er lawaai gemaakt wordt of iemand afval op straat gooit. Citymarketing is dus meer dan een hip logo of communicatie naar toeristen. Je doel is om je stad en je inwoners verder te helpen.”
Of dezelfde strategie ook werkt in kleinere steden, dat is verre van zeker. Maar in elke stad delen de inwoners specifieke beelden en uitdrukkingen. Buitenstaanders hoeven die zelfs niet te begrijpen. Demey: “Het kan iets uit het verleden zijn, maar ook een nieuw symbool. De vibes, het zigzaggende logo van de stad Eindhoven werd een populaire tattoo, een krachtige en hippe lidkaart van een fijne club”, zegt Harry Demey.
‘Mensen hechten weer waarde aan het lokale, zelfs in grootsteden zie je dorpen ontstaan‘ - citymarketeer Harry Demey
Een tattoo als uiting van de liefde voor je stad. Geef mij
voorlopig maar een petje. Eentje met Negenduust, de postcode van Gent,
en eentje met Dikken. Op een treinrit vanuit Geraardsbergen naar Gent
moest ik overstappen in Denderleeuw. Die twintig minuten wachten werden een
museumbezoek, dankzij de artistieke fotoportretten van inwoners in de
stationstunnel. Van Jos de amateurarcheoloog, cafébazin Jaqueline of Mentissa,
die internationaal aan The Voice deelneemt. Nooit bleef ik zo lang plakken in
een stationstunnel.
“Mensen hechten weer waarde aan het lokale, zelfs in
grootsteden zie je dorpen ontstaan”, sluit Harry Demey af. “Vaak begint dat met
een idee van een paar mensen. Een festival met lokale bands, een stadsbier, een
kunstroute. Dat is cool.”
Dit artikel is te kort om al het mooie erfgoed en al die
fraaie initiatieven in de Vlaamse steden te belichten. Ik heb mijn petjes,
zoekt u vooral het hoofddeksel dat het best bij u past. En vergeet niet naar
het park te gaan.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.