Kemphanen met eenzelfde doel: familiebelang en macht. De Slag bij Kassel
Op 22 februari is het 950 jaar geleden dat in Kassel (Cassel) een belangrijke veldslag werd geleverd. Verschillende partijen probeerden hun macht uit te breiden en kwamen met elkaar in conflict. Ludo Milis legt uit wat er aan deze slag voorafging, hoe hij verliep en wat er de gevolgen van waren.
Een dynastie bouwt Vlaanderen op
In 1067 overleed te Rijsel de Vlaamse graaf Boudewijn V. De grafelijke dynastie had zich toen, van vader op zoon, al bijna twee eeuwen succesvol ingespannen om macht, rijkdom en territorium te vergaren. Aan de oorsprong ervan stond Boudewijn I, gouwgraaf van de Pagus Flandrensis
(de streek rond Brugge) in dienst van de Karolingische keizer. Om meer macht te verwerven had hij bekende trucs gebruikt: ’s keizers dochter Judith ontvoeren en er mee trouwen of nog, dreigen te heulen met de opdringerige Noormannen.
Dat machtsstreven kaderde binnen de feodaliteit in het West-Frankische Rijk en versterkte de positie van leenmannen (graven en hertogen) tegenover hun leenheer, de vorst. Dat lukte het best in Vlaanderen en Normandië.
De volgende generaties breidden hun grondgebied uit, vooral in zuidelijke richting, het rijke Artesië met zijn opkomende handel, rijke landbouw en oude verbindingswegen. Graaf Arnulf I (918-965) is de belangrijkste geweest: hij verlegde de grenzen tot aan de Somme. Verdere expansie was evenwel onmogelijk, omdat ook de hertogen van Normandië hun machtsbasis vergrootten, uiteraard naar het noorden toe.
© Jan van der Asselt (Publiek domein, via Wikimedia Commons)
Wat later richtte graaf Boudewijn IV (988-1035) zijn aandacht noodgedwongen op oostelijk gebied. Hij annexeerde het Land van Aalst, tussen Schelde en Dender, dat behoorde tot het Roomse (Duitse) Rijk. Deze stap impliceerde dat de Vlaamse graven niet alleen van de Franse koning, maar ook van de Roomse keizer leenman werden. Deze leenhulde betekende dus trouw aan twee meesters – met altijd tegenstrijdige belangen – en dat schiep kansen: schipperen tussen beiden uit eigenbelang.
De graven waren daar handig in en het bracht hun dynastie veel baat. Door een uitgekiende huwelijkspolitiek werden doorheen de generaties hun zonen en dochters gelinkt aan grote dynastieën. Zo huwde Boudewijn IV zijn zoon Boudewijn V (1035-1067) uit aan de Franse koningsdochter Adela en die koppelde op zijn beurt zijn dochter Mathildis aan de hertog van Normandië, Willem (de Veroveraar), die in 1066 Engeland binnenviel en er de koningstroon besteeg. Boudewijn V werd trouwens de belangrijkste Franse leenman dankzij zijn voogdij over de minderjarige koning Filips I. De Vlaamse dynastie speelde volop mee op het politieke schaakbord.
De antecedenten van de slag
Dat de Slag bij Kassel veel verschillende actoren samenbracht is in deze context niet verwonderlijk, maar hoe zat dat in elkaar? Boudewijn V had, naast zijn dochter, ook twee zonen: Boudewijn VI, die hij uithuwelijkte aan Richildis, die via haar eerste man gravin van Henegouwen was, en Robrecht die met Geertrui trouwde, ook al als weduwe gravin van Holland. Beiden bestuurden ze de graafschappen van hun echtgenotes trouwens op eigen houtje. In concreto was Boudewijn dus graaf van Henegouwen (dat in het Duitse Rijk lag) en na de dood van zijn vader volgde hij op in Vlaanderen. Deze koppeling werd de inzet van de gebeurtenissen waar de Slag bij Kassel een onderdeel van zou zijn.
© Landesmuseum Württemberg, Stuttgart
Toen Boudewijn V zijn einde voelde naderen, wilde hij er zeker van zijn dat zijn oudste zoon, Boudewijn (VI), zou opvolgen en niet diens broer Robrecht, die bekend stond als ambitieus en vermetel.
Laatstgenoemde moest plechtig zweren dat hij geen aanspraak zou maken op de Vlaamse graventitel en zijn trouw ook gestand zou doen jegens zijn twee neefjes, de kinderen van Boudewijn (VI). Robrecht ‘de Fries’ deed dat maar in ruil voor een hoop geld, pecunia maxima zegt de ‘Genealogia Bertiniana’, de oudste verhalende tekst die hierover bericht. Boudewijn V stierf in 1067 en Boudewijn VI volgde op. Hij deed zijn broer voor alle zekerheid zijn eed hernieuwen. In 1070 stierf Boudewijn al en Robrecht ontpopte zich onmiddellijk tot stokebrand. Hij stuurde gezanten uit naar aanzienlijke edelen in Vlaanderen, ook naar patriciërs in de steden voor wie economische groei een prioriteit was. Zij hadden bij Robrecht geklaagd over de al te grote wreedheid van zijn schoonzus Richildis die het bestuur waarnam in naam van haar opgroeiende zoon Arnulf III, de nieuwe graaf. Haar werden nieuwe belastingen kwalijk genomen. Robrecht wilde dus de grafelijke macht in Vlaanderen (niet die in Henegouwen, dat tot Richildis’ bezit behoorde) veroveren; gunsten en vrijheden wachtten de meelopers.
© Rijksmuseum
De spanning tussen beide kampen steeg. Richildis zocht contact met de Franse koning Filips I, over wie haar schoonvader nog de voogdij had uitgeoefend. Hij zou haar, als het erop aan kwam, wel te hulp snellen. Nog andere allianties werden aangegaan, dure eden gezworen, want macht verwerven en zo rijkdom vergaren was in en dankzij de feodaliteit het streefdoel van de adel. Onder het mom van de feodale trouw werden kleine legertjes gevormd, bendes eigenlijk van enkele ridders in wapenrusting met wat voetvolk erbij, niet die grote scharen die in technicolor onze verbeelding kleuren. Zo ging het toch hier: strategie, verraad, spionage zeker ook, en nadien van beide kanten nog bijna 150 jaar lang partijdige verslaggeving.
22 Februari 1071
Robrecht kwam vanuit Holland naar Vlaanderen gevaren. In Clipello, een verder onbekende plaats, zette hij een hoeve in lichterlaaie als afgesproken teken voor zijn aanhangers om zich te verzamelen. Vijftig jaar later schreef de geestelijke Galbert van Brugge dat deze “verraders
een menigte van allerlei slag en krachtdadig” vormden.
Arnulf (III), als puber de opvolger van zijn vader Boudewijn VI, was de tegenstander. Hij had zich teruggetrokken meer in het zuiden, in Kassel en rond Sint-Omaars, en wachtte daar op wat gebeuren zou. Zijn moeder Richildis was naar de machtsbasis van haar familie teruggekeerd, het Henegouwse Bergen. Dat is toch wat enkele bronnen vertellen, terwijl andere haar aanwezigheid op het slagveld bij Kassel, op de Wouwenberg, situeren. Op een morgen viel Robrecht aan. Hij had in zijn rangen ridders en voetvolk uit zeker veertien steden en heerlijkheden, van o.m. Gent, Brugge, Ieper en Sint-Omaars. Arnulf beschikte over troepen van minstens negentien heerlijkheden, vooral uit het Zuiden van Vlaanderen en het door de graven gecontroleerde randgebied. Daar verscheen ook koning Filips met een schare bisschoppen en edelen, tot zelfs uit Bourgondië en Poitou. Zij vormden de vasta multitudo, de grote massa tegenover Robrechts multo pauciores, een veel kleinere groep. Giselbrecht van Bergen, de kanselier van de graaf van Henegouwen, zag er meer dan een eeuw later de strijd in tussen Vlamingen en Henegouwers. De afloop van de slag? Arnulf werd vermoord door een eigen dienaar en Richildis – zij was er dan toch! – gevangen genomen. Robrecht, die In zijn overmoed de vluchtende vijand achternaging, werd ook gevat. Zijn aanhang won de slag, de twee gevangenen werden uitgewisseld. Velen werden gedood, velen gewond, velen gevangen. Arnulfs broer Boudewijn ontsnapte terwijl de koning zich in verwarring terugtrok in het versterkte Montreuil-sur-Mer om verdere strategieën te bedenken.
Meer dan de herinnering aan de veldslag was het de laffe moord op Arnulf die de tijdgenoot frappeerde.
Meer dan de herinnering aan de veldslag was het de laffe moord op Arnulf die de tijdgenoot frappeerde. En rond 1200 wist een attent auteur, Lambrecht van Guînes – op basis van mondelinge overlevering – wat de afloop had bepaald: Richildis had toverpoeder uitgestrooid om Robrecht te verslaan, maar de wind keerde en kwam op haar eigen troepen terecht.
De gevolgen
Robrecht was nu onbetwist de heerser in Vlaanderen. De meningen van de tijdgenoten over zijn bestuur, verwoord in bronnen van kerkelijke oorsprong, liepen uiteen. De ene vermeldt de stichting van het klooster van Waten en de kapittelkerk van Kassel, de andere dat hij regeerde met harde hand wat de geestelijkheid niet beviel.
Robrecht bestuurde dus Vlaanderen en zijn stiefzoon Dirk V Holland (tegelijk ook Friesland), zeg maar de hele westflank van de Noordzee. Zijn neef Boudewijn (II), Arnulfs broer, volgde zijn moeder op, enkel in Henegouwen natuurlijk. Robrecht zocht onmiddellijk toenadering tot de Franse koning, had doorlopend problemen met die van Engeland en schaarde zich aan de kant van de hervormingsgezinden binnen de kerk, dus tegen de Roomse keizer. In Vlaanderen zelf had hij oog voor de verzuchtingen van de stedelingen, de openbare veiligheid en de uitbouw van een bestuurlijk apparaat, uitzonderlijk modern voor die tijd.
© Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel
Het zou tot 1191 duren eer Vlaanderen en Henegouwen weer onder één graaf verenigd werden. Toen stierf de graaf van Vlaanderen Filips van de Elzas – een achterkleinzoon van Robrecht – en Boudewijn V van Henegouwen – nog verdere familie – volgde hem op. Het was een personele unie, geen fusie, die minder dan een eeuw zou duren, ook weer gekarakteriseerd door dynastiek toeval en gekrakeel. Het was wachten op de Bourgondiërs en zelfs de Habsburgers eer zich een idee van grotere unificatie opdrong.