Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten artefacten uit de Rijksmuseumtentoonstelling Slavernij spreken. Johannes Decat geeft in een gedicht een stem aan de turfstreepjes in een kasboek uit 1822 van de plantage Novo Sion in Brazilië.
© Nationaal Archief, Den Haag, Inv.nr 2.21.006.49 - 31
Wat strepen niet vertellen
Wij noteren,
Een julidag in het jaar 1822, Brazilië
Wij rapporteren
Palmhart, suikerriet en bakbanaan
Wij zijn
pennenstreken,
gerechte ruggen aan de horizon,
trillingen in hete lucht
Wij zijn inkthalen
Gebrand pigment
Wij zijn het metrum, wij
slaan de maat
Dit kasboek moet niet rijmen,
het moet enkel kloppen
Wij zijn slechts schaduwen
opgemeten, beslagen, geturfd, ooit
ploegden wij het veld, wij
trokken voren in kleigrond, plukten vreemde vruchten,
maar werden daar niet rijker van, wij
zijn strepen,
amper ruggengraat
Onze beulen kregen lemma’s.
Van hen is te achterhalen wie ze waren. Wat ze deden. Wat ze schreven.
Van hen weet je hoe ze stierven
aan syfilis, longontsteking, alcohol en/of eenzaamheid.
Van ons resten enkel strepen
Wij zijn
bezweringen. Korsetten in cadans.
Wij stopten nooit.
Wij begonnen veel te lang geleden en lopen nog altijd door.
Samen vormen wij een langgerekte slenk
Wij kregen nieuwe dwangbuizen aangemeten.
We werden bits en bytes, in binaire stelsels vervat.
Excelbestanden.
Wij zijn de harde cijfers die niemand horen wil, wij zijn
de zoektocht naar werk, een woonst, wij zijn
getraliede tragiek
Amechtig snakken wij naar adem en
bij protest wijzen de camera’s niet naar de woorden op onze borden, maar
naar een handvol stenen en gebroken winkelruiten en
onze stemmen zijn gesmoorde echo’s en
jullie beelden verbeelden ons niet, wij
zijn strepen
wij noteren, rapporteren
de eenentwintigste eeuw
wij zijn
pennenstreken,
gerechte ruggen aan de horizon
trillingen in hete lucht