Joana Franco wil de afstand tussen de wereld en haar lichaam opheffen
De Nederlands-Portugese kunstenaar Joana Franco neemt haar eigen lichaam als uitgangspunt voor een kruising tussen fotografie, performance- en schilderkunst. Haar werk helt vaak over richting abstractie, waardoor het misschien wel over ieders lijfelijke ervaring gaat.
Het eerste dat je denkt te zien zijn abstracte schilderijen, totdat je beseft dat je naar lichamen kijkt. Het is eind juni 2023, de tijd van het jaar waarin kunstacademies door heel Nederland traditiegetrouw hun deuren openen om de werken te laten zien van hun recentste afstudeerders. Ik bezoek de presentaties van de AKI (Enschede), die afscheid neemt van een bovengemiddeld sterke lichting jonge kunstenaars. Een van hen springt wat mij betreft in het oog: de uit Portugal afkomstige Joana Franco (2001).
Haar kunst is duidelijk onderzoekend, aftastend zelfs, alsof ze bezig is de wereld te begrijpen via het maakproces. Tegelijkertijd is haar stijl behoorlijk uitgekristalliseerd; zeker voor iemand die net afgestudeerd is. Het is alleen al intrigerend hoe je in de zwart-witte, abstracte vormen langzaam ledematen begint te herkennen, of hoe er fotorealistisch ogende handen opduiken op meerdere van de kunstwerken.
© Joana Franco
Franco vertelt lachend dat die handen zo fotorealistisch lijken omdat het ook daadwerkelijk om foto’s gaat. Die heeft ze op canvas afgedrukt en enigszins bewerkt met onder meer plamuur en latex- en kalkverf. Daardoor ontstaan een gebroken wit en een textuur die niet snel aan fotografie doen denken. Veel mensen zien ze daarom al snel aan voor schilderijen of tekeningen. Franco neemt door deze manier van werken een positie in tussen schilderkunst en fotografie, met een dosis performancekunst, gezien ze zichzelf als model neemt – maar daarover later meer.
Naar eigen zeggen is ze geen fotograaf, maar schilder. Ze is opgegroeid met schilderkunst en beschouwt zichzelf als onderdeel van die traditie. Die wil ze bewust verrijken met elementen uit de fotografie, om de twee disciplines dichter bij elkaar te brengen, net zoals ze graag de afstand zou opheffen tussen zichzelf en de wereld om haar heen.
Het lichaam als gebruiksvoorwerp
Dat Franco’s kunst op zo’n jonge leeftijd al zo’n vergevorderde indruk maakt, komt doordat ze al relatief lang de mogelijkheden van deze werkwijze verkent. Op haar zeventiende kreeg ze van haar kunstdocent de opdracht om drie zelfportretten te maken. Toen ontdekte ze de potentie van haar eigen gezicht als medium. Dat ziet ze als het beginpunt van haar praktijk. Ook leerde ze van haar docent foto’s afdrukken op andere materialen.
© Joana Franco
Vanuit de fotografie ontdekte ze ook de mogelijkheden van performance; een andere belangrijke pijler van haar werk. Franco neemt vrijwel altijd zichzelf als model, of beter gezegd: haar lichaam. De ervaringen van anderen kent ze immers niet, ze weet niet wat zij voelen of denken. Je verkent de wereld per definitie vanuit je eigen afmetingen en ervaringen; een houding die door verschillende vrouwelijke, Portugese kunstenaars wordt gedeeld, merkt Franco op.
Franco neemt vrijwel altijd zichzelf als model, of beter gezegd: haar lichaam
Als het om het eigen lichaam als medium gaat, en om de kruisbestuiving tussen performancekunst en fotografie, kun je ook aan Cindy Sherman (1954) denken. Zij is met name bekend van foto’s waarop ze poseert als personages uit niet-bestaande films. Dat zijn nadrukkelijk géén zelfportretten. Franco is enthousiast over Shermans werk. Wat haar daarin aantrekt, is hoe haar Amerikaanse collega zichzelf eigenlijk losmaakt van haar lichaam, door verschillende rollen aan te nemen. Tegelijkertijd wijst Franco op een belangrijk verschil: Shermans werk draait sterk om genderrollen en dat van haarzelf niet per se.
Sterker nog: Franco’s werk heeft niet of nauwelijks iets te maken met identiteit. Het lichaam komt als het ware los van de persoon die het bewoont, zelfs in de kunstwerken waarop haar gezicht te zien is. De houdingen zijn onalledaags en omdat Franco meestal effen zwarte kleren draagt, die wat ruimer vallen, verdwijnen de grenzen tussen bijvoorbeeld armen en romp. Ze vraagt zichzelf hardop af of je leeft via je lichaam, hoewel er altijd een paar millimeter tussen jou en de wereld zit. Misschien is je lijf eerder een soort gebruiksvoorwerp.
Jezelf inwisselbaar maken
Vanuit die gedachte vindt Franco het fijn om haar lichaam in een object te veranderen door het tweedimensionaal te maken. Een fotoprint op canvas, dat is erg plat, wat haar fascineert. Al voelt ze daar tegelijk enige weerstand tegenover. Alleen al het woord ‘tweedimensionaal’ is bijna ontkennen dat een schilderij of foto deel uitmaakt van de ruimtelijke wereld eromheen, merkt ze op. Dat tweedimensionale aspect draagt natuurlijk ook bij aan de abstrahering van haar werk, die goed laat zien dat Franco geen zelfportretten maakt. Haar kunstwerken tonen weliswaar een lichaam – meestal het hare – maar op een zekere manier ook het lichaam in de algemene zin.
© Joana Franco
Franco zelf is als het ware inwisselbaar geworden in haar werk. Dat “bewijst” ook een fotoserie waarvan twee delen te zien waren in het Rijksmuseum Twenthe (Enschede), tegelijk met de afstudeerpresentatie van de AKI. De foto’s tonen een moeilijk definieerbare vorm onder zwarte stof. Daar ligt een lijf, denk je onwillekeurig. Deze keer was Franco echter niet zelf het model, maar haar vader, tijdens een eilandwandeling op de Azoren. Hij zei: “Nu ben ik even Joana”. Vervolgens begon hij houdingen aan te nemen die hij van haar werk kende. Zo nauw sluiten de foto’s aan bij haar andere werk dat je er evengoed vanuit kon gaan dat Joana en niet haar vader op de werken was afgebeeld.
Al blijft er toch iets behoorlijk atypisch aan deze foto’s, afgezien van dat Franco deze keer niet zelf het model was: er is een duidelijkere achtergrond, rotsig, waarin dat bedekte lichaam opgaat als nóg een steen. Dat zou je kunnen zien als een omkering van het typische soort vakantiefoto’s waarop de poserende persoon – door zichzelf – gezien wordt als belangrijker dan de omgeving. Ook dat houdt Franco bezig: de relatie tussen lichaam en landschap. Graag zou ze elk jaar terugkeren naar de Azoren, om dat thema verder te verkennen.
Geen zelfportret
Inmiddels woont en werk Franco in Groningen, vanwege haar masterstudie aan het Frank Mohr Instituut. Ze is er spannende nieuwe stappen aan het zetten in haar ontwikkeling. Wanneer ik haar spreek, zijn er achter haar twee opmerkelijke schilderijen te zien, in gedempte kleuren. Zo’n stap durft ze nu aan, nadat ze kleur lang te overweldigend had gevonden. Ze laat de doeken van dichtbij zien: twee keer haar gezicht, maar ook nu geldt dat het niet per se zelfportretten zijn.
© Joana Franco
De oorsprong van deze nieuwe werken ligt in een opmerking van een van haar docenten, dat zijzelf en haar kunst een gesloten indruk zouden maken. Dat bracht haar op het idee om gezichtsuitdrukkingen en kwetsbaarheid te onderzoeken. Zit de emotie nu in de ogen, in de stand van de mond, of toch in iets anders? Zorgt deze visuele manier van uiten voor een kleinere of juist grotere afstand tot de wereld? Op sommige van deze kunstwerken zijn er geen of nauwelijks ronde begrenzingen van het hoofd te zien, met een platte en aan abstractie grenzende uitstraling tot gevolg. Er ontstaan een soort gedecentraliseerde composities, die het bekende weer behoorlijk vreemd maken: het gezicht als landschap.
Joana Franco neemt deel aan de expo Somtimes It Snows In April, van 15 juni tot en met 25 augustus te zien in Galerie Pouloeuff (Naarden-Vesting).