Deel artikel

Lees de hele reeks
literatuur

Jan Fontijn (1936-2022) muntte uit door kennis, inzicht, eruditie en leesvermogen

31 januari 2022 4 min. leestijd Jan Fontijn (1936-2022)

Het werk van Jan Fontijn hoort bij het beste wat de neerlandistiek heeft opgeleverd, schrijft Marita Mathijsen in dit in memoriam voor haar oud-docent en ex-collega.

De neerlandistiek heeft een van haar parels verloren. Voor mij was Jan Fontijn, toen ik in 1966 Nederlands ging studeren, de meest inspirerende docent van allemaal. De hoogleraren van toen vielen bij hem in het niet. Mensen zoals Jan Fontijn maakten de neerlandistiek in de jaren 1970 en daarna tot een geliefd en gerespecteerd vak aan de universiteit.

Van hem heb ik het echte lezen van literatuur geleerd. Close reading beoefende hij, jazeker, hij bewonderde de Merlyn-school. Maar close reading was voor hem alleen een vaardigheid om verder te kunnen komen – om een tekst te doorgronden en daarna de breedte en de diepte in te kunnen. Nietzsche, Proust, Freud, Schopenhauer haalde hij erbij, hij liet verbanden zien, doorgrondde de literatuur in al haar facetten en met al haar tentakels naar andere schrijvers en naar de maatschappij.

Wat ík ervaren heb, hebben zoveel studenten ervaren. Op alle posten waar literatuur van belang is, zitten nu oud-studenten van hem en ze hebben hun verknochtheid aan literatuur aan hem te danken. Hij wist hoe hij het beste uit studenten kon halen en werkte dan ook graag met ze samen. Hij doceerde niet op de toen gebruikelijke manier, die bestond uit van bovenaf kennis overdragen en pronken met de eigen eruditie. Het leek bij hem of wijzelf de diepere verbanden ontdekten, maar eigenlijk dwong hij ons stap voor stap die richting in. Na afloop van een cursus maakte hij vaak met de studenten eindproducten van hoog niveau, bijvoorbeeld over het werk van W.F. Hermans. Met enkele van zijn studenten schreef hij vernieuwende studies.

De waardering van zijn studenten bleef constant in al de jaren dat hij onderwijs gaf. In de jaren van de democratisering stond hij aan hun kant, in de jaren van de toenemende bureaucratisering koos hij voor de protesterende studenten. Regels bestonden er voor hem om er uitzonderingen op te kunnen maken. De waardering van zijn studenten staat in schril contrast met wat de bestuurders van Faculteit en Universiteit hem aan erkenning gaven. Hij die het verdiende hoogleraar te worden, kreeg niet eens een benoeming tot hoofddocent.

Hij die het verdiende hoogleraar te worden, kreeg niet eens een benoeming tot hoofddocent

Wat iedereen opvalt die zijn werk kent, is zijn enorme kennis van de nationale en internationale literatuur, filosofie en psychologie, zowel oude als moderne, en dat alles in onderlinge samenhang. De Nederlandse literatuur legde hij als een puzzelstukje precies op de juiste plek in die grote puzzel van de wereldliteratuur. Beperkt was hij niet in zijn voorkeuren: of het nu over modernisme of symbolisme of naoorlogse auteurs ging, over Fritzi Harmsen ten Beek, Edgar du Perron, Frans Coenen, Louis Couperus, Willem Frederik Hermans of de vele buitenlandse auteurs die hij hoog had staan: Stendhal, Petrarca, Marcus Aurelius, Arthur Rimbaud, Dostojewski.

Daarbij valt op dat hij altijd weer het persoonlijke met het algemene verbond. Persoon en werk zijn bij hem geen gescheiden entiteiten. Het is niet vorm óf vent, maar vorm én vent, of vorm én vrouw. Hij was dan ook openhartig over zichzelf: zijn boek Opgebouwd uit hetzelfde, over broers en zusters in de literatuur, begint met een prachtig en ontroerend hoofdstuk over zijn eigen zusters. Hij citeert daarin een stuk uit zijn autobiografische roman Biefstuk en benzine.

Als geen andere literatuurwetenschapper was hij in staat om op een meeslepende en onontkoombare wijze drie elementen tot een ware drie-eenheid te verbinden: zijn eigen persoonlijke gevoelens en obsessies, de privé-obsessies van een bewonderde auteur en de literaire betekenis van diens werk. Het verst daarin gaat hij in de recente studie die hij Moederskinderen: over moeders en zonen
durfde te noemen, wetend dat hij zichzelf daarmee ook tot een moederskind verklaarde, met alle implicaties daarvan voor zijn vrouwbeeld.

De Nederlandse literatuur legde hij als een puzzelstukje precies op de juiste plek in die grote puzzel van de wereldliteratuur

Op 13 juli 2021 schreef hij op zijn Facebookpagina, met lichte trots maar ook met die fijnzinnige ironie die hem kenmerkte, dat hij “tot nu toe” 22 boeken had gepubliceerd. Het 23ste verscheen op twee december, over Stendhal, diens leven, diens werk, en dat wat Stendhal en Fontijn verbindt. In de ondertitel noemt Fontijn hem “een zwervende gelukzoeker”. Die titel kan ook betrokken worden op de lezer die Jan Fontijn was: een gelukzoeker die al zwervend door de wereldliteratuur zijn geluk vond.

Fontijns werk hoort bij het beste wat de neerlandistiek heeft opgeleverd. Inhoudelijk, en om zijn zorgvuldige stijl. Veel indruk maakte, lang geleden al, zijn gewaagde interpretatie van Louis Couperus’ verhaal ‘De binocle’, een interpretatie die nog steeds opgeld doet en op middelbare scholen een eyeopener werd. Zijn biografieën van Frederik van Eeden en van Jacob Israel de Haan zijn voorbeeldig en hebben niet voor niets veel erkenning en bekroningen gekregen. Hij is degene die Carry van Bruggen opnieuw in de belangstelling en in de canon bracht. Leven in extase, het boek over decadentie en mystiek in de literatuur rond 1900, zou op de verplichte leeslijst van studenten Nederlands moeten staan. Zijn essays over de biografie, over familieverhoudingen, over muziek, ze zijn allemaal even belangrijk en waarachtig.

Nog dierbaarder dan de neerlandicus was mij de mens Jan. Ik leerde hem kennen als docent, ik werd zijn collega

Jan Fontijn muntte niet alleen uit door kennis, inzicht, eruditie en leesvermogen. Nog dierbaarder dan de neerlandicus was mij de mens Jan. Ik leerde hem kennen als docent, ik werd zijn collega. Toen leerde ik hem echt kennen. Hoe hij zijn vrouw beminde, hoe hij zich niet geneerde om zijn verbondenheid met de hond te tonen, hoe hij vriendschappen cultiveerde, hoe vreemd jaloezie hem was, hoe hij het leven koesterde, het maakte hem de dierbaarste collega die ik heb gehad.

Kort geleden citeerde Jan Fontijn een opmerking van Nietzsche over de uniciteit van ieder mens. Hij sloot die af met zijn eigen levensopvatting: “Durven jezelf te zijn. Niet opgaan in de massa. Eerlijk durven zijn. Geloven in dat wat je doet, wat je verlangt en gelooft.” Zo leefde Jan Fontijn, zo was hij.

Een versie van dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer.
Marita_mathijsen

Marita Mathijsen

emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, lid van het bestuur van Ons Erfdeel vzw

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000291b0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)