Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

James Ensor, rebel van alle tijden
0 Reacties
© Mu.ZEE, Oostende / Danny de Kievith
© Mu.ZEE, Oostende / Danny de Kievith © Mu.ZEE, Oostende / Danny de Kievith
James Ensor uit de doeken
kunst

James Ensor, rebel van alle tijden

James Ensor was niet alleen de gekke, boze, solitaire schilder van maskers. Hij was ook een authentieke rebel die zijn stem als mens en kunstenaar een leven lang gebruikte om waarden te verdedigen die nog altijd geldig zijn: oog voor schoonheid, voor de natuur, voor erfgoed en voor de verbeelding van de kunst.

In standaardwerken over kunstgeschiedenis geldt James Ensor (1860-1949) als vormvernieuwer en premodernist, en wordt hij in één adem genoemd met Van Gogh, Munch en Cézanne. Maar in het interbellum gold Ensor nog vooral als een artist’s artist. Welke andere kunstenaar kan zeggen dat collega’s van het kaliber van Wassily Kandinsky, Emil Nolde, Maurice De Vlaminck en vele anderen de verre treinreis naar Oostende maakten om hem in zijn atelier te ontmoeten, als was het een bedevaart?

Na Ensors afscheid van het aardse bestaan verging het zijn kunst nog beter: ook het grote publiek heeft Ensor de voorbije decennia omarmd. Nog niet zo lang geleden waren er overzichtstentoonstellingen in het MOMA in New York, The Royal Academy of Fine Arts in Londen en het Musée d’Orsay in Parijs. En in december 2023 begint het stevig in de media geanticipeerde Ensorjaar, naar aanleiding van zijn vijfenzeventigste sterfjaar, met een uitgebreid programma in Oostende (de heimat) en Antwerpen (het KMSKA herbergt de grootste Ensorcollectie ter wereld).

Kortom: gevierd moet en zal hij worden.

Antiburgerlijke natuur

Dat was ooit anders. Op het hoogtepunt van zijn artistieke vermogen, grofweg tussen 1880 en 1900, was de aandacht voor zijn originaliteit omgekeerd evenredig met zijn grote zelfbewustzijn. Lees: publiek en critici volgden niet, op enkele lichtpuntjes na. Ensor bevond zich in de marge van het kunstbedrijf. Dat was niet alleen te wijten aan zijn perifere standplaats (Oostende was een provinciestad) en zijn tegendraadse karakter, maar zeker ook aan zijn voor tijdgenoten al te vooruitziende blik.

Ensors visionaire geest scheen niet alleen over de staat van de schilderkunst, maar ook over thema’s die vandaag nog altijd spelen in de samenleving

In Ensors esthetica liepen regels en stijlen door elkaar, los van dominante stromingen. Hij vond zijn eigen artistieke paradigma uit, als een eenmansbeweging. Zijn visionaire geest scheen echter niet alleen over de staat van de schilderkunst, maar ook over thema’s die vandaag nog altijd spelen in de samenleving. Ensor schuwde de maatschappijkritiek niet: maar al te graag fileerde hij de standenmaatschappij. Ook op latere leeftijd – van vijftiger tot hoogbejaarde – zou hij maatschappelijk bewogen blijven, zelfs nadat hij tot ridder was geslagen en in 1929 tot baron werd geadeld. Kwatongen beweren dat hij toentertijd zijn antiburgerlijke natuur verloochende. Maar zijn virulente pamfletten en toespraken bewijzen het tegendeel. Hij sprak zich fel uit tegen vivisectie in een periode van heilig geloof in de rationele wetenschap. Hij pleitte voor het behoud van historische gebouwen uit de late middeleeuwen terwijl het al modernisme was wat de klok sloeg – “weg met die rommel”. En als volbloed milieuactivist avant la lettre laakte Ensor het volbouwen van de Belgische duinengordel.

Eens een rebel, altijd een rebel. Maar dat aspect is ondergesneeuwd in de gestaag aangroeiende secundaire literatuur. Het eenzijdige beeld van solitaire, tegendraadse narcist in zijn eerste, “beste” periode valt nu eenmaal beter te slijten dan het beeld van een overjaarse, opgedirkte “baron” die in hart en nieren nog altijd een rebel is.

Vrijmoedig en baldadig Oostende

Ensor kwam dus in opstand. Maar in welk klimaat is deze rebel opgestaan? Naast zijn karakteriële gift van de natuur spelen ook zijn omgeving en zijn professionele wedervaren daarin een rol.

James Ensors thuissituatie als adolescent was om te beginnen niet bepaald rooskleurig, met een dominante moeder-nijveraarster die niet geloofde in de “schilderijtjes” van haar zoon, zeker nadat ze de inkomende centen had geteld. Zijn vader was een aan lagerwal geraakte Engelse intellectueel die niet gedijde in het volkse, ruwe milieu waarin hij was terechtgekomen. De jonge Ensor zag vooral echtelijke ruzies en een vader die zich finaal dooddronk. Hij was dermate gedegouteerd dat hij zijn liefdesleven beperkte tot platonische of niet-publieke beleving.

Eens een rebel, altijd een rebel. Maar dat aspect is ondergesneeuwd. Het eenzijdige beeld van solitaire, geniale narcist valt nu eenmaal beter te slijten

Thuis bij zijn moeder en grootmoeder – beiden hadden ze een souvenirwinkel – pikte hij zeker twee dingen op: de fascinatie voor (carnavals)maskers en het cassante Oostendse dialect. Het heeft er alles van dat de soms botte, “onwelvoeglijke” slogans in zijn karikaturen en zijn beenharde zelfspot rechtstreeks voortspruiten uit die Oostendse natuur. Schrijver Jeroen Olyslaegers noemde die ooit “vrijmoedig en baldadig”, nadat hij enkele weken in Oostende had verbleven. Het volkje van de kust staat en stond niet bekend om zijn lankmoedigheid, maar om zijn rechtdoorzee mentaliteit.

Wat een contrast moet er geweest zijn tussen het arme, bonkige visserskwartier met de vistrap (openbare visverkoopplaats) en de chique promenade die zich op enkele honderden meters van elkaar bevonden. Op die promenade paradeerden in de belle époque alle gekroonde hoofden, de sjah van Perzië incluis. Dit alles was een spreekwoordelijke koprol verwijderd van zijn ouderlijke huis, dat op vijftig meter van de zee en het strand lag. Die contrasten moeten voor botsingen én boosheid in zijn maatschappelijke denken hebben gezorgd.

Scabreuze opschriften

Hoe sloop die opstandigheid in zijn kunst? Ook daar was Ensor een rebel. Toen hij nog een prille twintiger was, ging zijn naam al over de tongen als beloftevolle schilder en in 1883 sloot hij aan bij Les XX, de avant-gardekring die een antwoord wilde bieden op het impressionisme. Hoewel hij aanvankelijk een woordvoerder was, kreeg hij steeds meer weigeringen van zijn werken te verduren, met een chronisch platte beurs tot gevolg. Zijn meesterwerk, het monumentale De intrede van Christus in Brussel in 1889, werd geweigerd voor het salon van Les XX in Brussel, terwijl Un après-midi sur l’île de la Grande Jatte (1886) van Georges Seurat een ereplaats kreeg. Ensor liet niet na Seurats tafereel van heren en dames van stand aan de Seine in pointillistische stijl te kapittelen als bourgeoiskunst.

Een ander werk van Ensor, De baden in Oostende, was op het salon van La Libre Esthétique in 1891 alleen te zien in een achterafkamer met voorhang. Beide sleutelwerken van zijn hand hadden nu eenmaal scabreuze opschriften en taferelen die volgens critici het daglicht beter niet konden zien.

Ensor was al eerder uit frustratie én fascinatie met een nieuwe stijl begonnen, in palet en in thema. Hij begon zijn vroege “academische” werken bij te schilderen met maskers. Een zwarte man in lendendoek met een papegaai op een staf uit 1887 kreeg er dertien jaar later verwonderde maskergezichten bij die hem beloeren. Of hij werkte zijn zelfportret resoluut bij met een bloemenhoed, helemaal naar analogie van de grote Rubens.

Het was een daad van travestie én van zelfaffirmatie: hij eiste dan maar zelf zijn plaats op in de kunstgeschiedenis. Ensor zocht sublimatie voor een wereld die hem ontredderd achterliet. De heersende vormentaal was niet toereikend voor wat hij dacht over en zag in die wereld. In maskers, travestie en skeletten vond hij wel toereikende beelden. Maskers verbergen wie je bent, maar leggen ook bloot wie je wil zijn. Ensors thema zit op het niveau van het existentiële, niet van het carnavaleske. In zijn nieuwe stijl verpakte hij zijn ontgoocheling in de mens en het hedendaagse kunstwezen.

Enter de picturale rebel en de fameuze peintre de masques, zoals hij lang eenduidig te boek heeft gestaan. Exit zijn kansen op schildersroem op de korte termijn. Wat Ensor op dat moment het meest wordt verweten als zijnde onzinnig, zullen critici later zijn handelsmerk noemen.

Ensor is boos

Maar Ensors oeuvre is natuurlijk veel rijker dan de maskers: hij kon van stijl, genre en invalshoek wisselen, want als goede postmodernist avant la lettre vond hij dat hij het recht had om inconsequent te zijn. Parallel met het surreëel-symbolisch aanwenden van maskers is een belangrijk deel van zijn productie openlijk maatschappijkritisch, want Ensor is boos. Zijn spotprent Alimentation doctrinaire (1889) is op dat vlak iconisch. De drie standen van die tijd – de adel, de clerus en het leger – schijten op het volk dat zich tegoed doet aan hun excrementen.

Het hele tafereel dat kamerbreed te zien is op De Intrede toont een zogezegd religieuze parade die vooral een doorsnede van de beroepsbevolking is, doorspekt met leuzen en saillante details. Dominant is het spandoek Vive la Sociale – leve het sociale, waarbij Ensor opzettelijk een taalfout maakt: het mannelijke le social heeft hij vervrouwelijkt, en refereert aan Vive la République sociale, een leuze gehanteerd tijdens de Commune van Parijs.

Op een moment dat het opkomende socialisme de vijand nummer één is van de kerk en het kapitaal (en van hun partijpolitieke pendanten) is dat een niet mis te verstane boodschap. Het valt ook op dat de centrale Christusfiguur piepklein op een ezel afgebeeld is en bespot of genegeerd wordt, terwijl hij juist de bestaansreden van de processie is. Het is niet de enige keer dat Ensor zich in zijn doeken identificeert met de Christusfiguur die het goed meent, maar niet begrepen wordt.

Als goede postmodernist avant la lettre vond Ensor dat hij het recht had om inconsequent te zijn

Andere goede voorbeelden van zijn hang naar sociale rechtvaardigheid zien we in De staking (1888) en De gendarmes (1892). De uitgehongerde en tot wanhoop gedreven vissersgemeenschap kwam op straat en de gendarmerie schoot enkele vissers dood. Het bestel deed niets. Ensor was verontwaardigd en greep naar zijn penseel.

Weinig tijdgenoten doen hem dit soort aanklachten na, en al zeker niet zo expliciet en eigenwijs-briljant. Quel culot! Wat een branie! Nog een leuk voorbeeld van Ensors engagement en kwaaie wil: Les mauvais médecins (1895). Kwakzalvers waren toen het probleem, nu heet het overmedicalisering.

Ratio is de vijand van de kunst

Eind negentiende eeuw al kwam de schilder op tegen vivisectie en voor dierenbescherming. Hij zou dat samen met enkele medestanders volhouden tot er – hij was intussen op hoge leeftijd – een minimum aan wetten in het Belgisch parlement was gestemd. Hij zag als kind met eigen ogen hoe trekhonden tot bloedens toe mishandeld werden, net als de ezels die de fameuze strandkarren (houten kleedhokken op wielen) tot bij de vloedlijn brachten. Hij trok van leer in zijn werk en in zijn toespraken. Op diverse groteske taferelen duikt de slogan Les Belges vivisecteurs insensibles op. Bij chique banketten gebruikte hij zijn stem van baron om de gestelde lichamen de levieten te lezen. Of het nu de leden van de Koninklijke Academie van België waren die hem een feestdis aanboden (al dan niet voor zijn verjaardag), een gezelschap van rechters en consuls, of de burgemeester en andere hoogwaardigheidsbekleders van de Cercle Littoral, steevast verhief hij zijn stem:

Ik heb mezelf bezworen om de uitzinnigheid van de vivisectie en zijn wanpraktijken te bestrijden. Alle gelegenheden zijn goed, zelfs die van ons zalig en aandoenlijk banket. Ik grijp dus deze gelegenheid met beide handen aan en zal kort en bondig zijn.

Deze aanhef laat weinig aan de verbeelding over, en Ensor liet er een exposé op volgen waarin onder meer de Franse verlichtingsfilosoof Descartes het moest ontgelden, want zijn positivistische discours had de vrijbrief tot zulke wandaden gegeven door de wetenschap boven menselijke waarden te stellen. “De ratio is de vijand van de kunst”, klonk het. Of in een andere toespraak: “De ongezonde doctrines van Descartes zijn gemaakt om in de naam van de pure rede het menselijk hart te steriliseren.”

Is het onredelijk te stellen dat we anno 2023 nog altijd in een antropocentrisch discours zitten dat de mens boven dier en planeet stelt met alle dramatische gevolgen van dien?

Weinig tijdgenoten doen Ensor zijn aanklachten na, en al zeker niet zo expliciet en eigenwijs-briljant

Een ander stokpaard van Ensor is het behoud van natuur en erfgoed. In zijn onnavolgbare creatieve taalgebruik hekelde hij de hypocrisie van het bestel dat hij met een zelfverzonnen neologisme beschuldigde van des crimes de lèse-beauté: misdaden tegen de schoonheid. Of beter: smaad aan de schoonheid, zoals er ook smaad aan de koning of aan de politie bestaat, van die orde dus. Hij kwam op voor het behoud van de duinen waarvan hij de gratie bezong in essays en toespraken die zijn gebundeld in Mes écrits. “Laten wij protest aantekenen van Oostende tot Blankenberge, want de maagdelijkheid van de duinen wordt aangetast”, stelde hij in ‘La Beauté Menacée: les Dunes’ (1921). Inmiddels zijn grote stukken van de oorspronkelijke Belgische kustlijn volgebouwd ten nadele van de duinengordel, die niet alleen een uitzonderlijke ecobiotoop vormt, maar ook een natuurlijke barrière opwerpt tegen storm en vloed.

In zijn aanklachten over misdaden tegen de schoonheid had Ensor het ook vaak over erfgoed. Zo pleitte hij voor het behoud van de Peperbusse, zoals het enige restant van de afgebrande Sint-Petruskerk in de Oostendse volksmond heet, een romaanse toren met spits uit 1438. Eenzelfde activisme etaleerde hij als het ging over een prachtig kerkje uit de veertiende eeuw: Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinen in Mariakerke, dat hij als jonge kunstenaar zo vaak schilderde en tekende. Het Oostendse stadsbestuur wilde het eind negentiende eeuw laten afbreken voor stadsuitbreiding, wat uiteindelijk niet gebeurde. Vijftig jaar later vereerde datzelfde stadsbestuur hem met een staatsbegrafenis, en precies bij dat kerkje vond hij zijn laatste rustplaats – het regende pijpenstelen toen men zijn kist ter aarde bestelde.

Inmiddels is in Ensors eigenste Oostende de maritieme haven op de oosteroever door het stadsbestuur uit handen gegeven aan twee immobiliënmaatschappijen voor exclusieve kopers. Aan de westelijke zijde van de stad bevindt zich op de promenade een baken van de interbellumarchitectuur, het Thermae Palace Hotel, geflankeerd door de beroemde Koninklijke Gaanderijen van het begin van die eeuw. Beide postkaarticonen zijn al decennia in een bedenkelijke staat. Men staat erbij, kijkt ernaar en roept het Ensorjaar uit.

James Ensor was dus niet alleen de gekke, boze, solitaire schilder van maskers zoals het cliché het wil, hij was ook een authentieke, visionaire rebel die een leven lang zijn stem als mens en kunstenaar gebruikte om in de wereld te staan. Hij verdedigde humanistische en maatschappelijke waarden die nog altijd gelden: oog voor schoonheid, voor dieren, voor de natuur, voor erfgoed en voor de verbeelding van de kunst.

Laat niet alleen de kunst maar ook het maatschappelijke engagement van Ensor een bron van inspiratie zijn

Ensor beïnvloedde al talloze kunstenaars, maar laat ook dat andere, maatschappelijke engagement, dat hij op zovele manieren uitdroeg, een bron van inspiratie zijn. Laat de rebelse Ensor een eenmansbeweging voor de toekomst zijn.

Voor dit artikel, het stuk van Eric Min en een reeks Ensor-verhalen werkte de lage landen samen met het tijdschrift Eos Wetenschap, dat een special over James Ensor publiceert. Meer Ensor vind je op de-lage-landen.com.

Geraadpleegde werken
  • James Ensor, Mes écrits, Éditions nationales, 1974. (Franse citaten zijn vertaald door de auteur)
  • Marcel De Maeyer, ‘De genese van masker-, travestie- en skeletmotieven in het oeuvre van James Ensor’, 1963, in: Diverse auteurs, James Ensor, tentoonstellingscatalogus, Kunsthaus Zürich, 1983
  • Patrick Florizoone, James Ensor over dierenbescherming en vivisektie, eigen uitgave, 1994
  • Herwig Todts, James Ensor, Occasional Modernist, Brepols, 2019
  • Xavier Tricot, James Ensor. Leven en werk. Oeuvrecatalogus van de schilderijen, Mercatorfonds, 2009
  • Xavier Tricot, James Ensor. The Entry of Christ into Brussels in 1889, Pandora Publishers, Antwerpen, 2020
Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.