Intiem hakken: hoe Lisa Vereertbrugghen de gabbercultuur binnenbrengt in de danswereld
Gabber kan intiem en verbindend zijn en heeft misschien zelfs een politieke dimensie, vindt choreografe Lisa Vereertbrugghen. De voorbije jaren introduceerde ze deze harde elektronische muziek, die rond 2000 in de Lage Landen op haar hoogtepunt was, in de hedendaagse danswereld.
“Gabbers luisteren naar hardcore techno van tweehonderd beats per minute. Ze dragen Nike Air Max sportschoenen, ze leven om uit te gaan, ze scheren zich kaal.” We horen de hese, iconische stem van de Vlaamse journalist Paul Jambers, die met zijn Gabbers-reportage (1999) voor televisiekijkend Vlaanderen het frame schept rond de scene: gabber als een keihard subgenre van de dancemuziek.
Gabbers zijn in de reportage witte, individualistische jongens en meisjes die met een verbeten trek om de mond staan te hakken in de club. Een kwarteeuw later toont het werk van choreografe Lisa Vereertbrugghen (1986) een heel ander gezicht van deze cultuur.
Huiselijke hardcore
© Miguel Soll / Subbacultcha
Dat ze “niet zoveel kent van de hedendaagse danswereld”, waarschuwt Lisa Vereertbrugghen bij de start van ons gesprek met onterechte bescheidenheid. Ze begon de Amsterdamse School voor Nieuwe Dansontwikkeling (SNDO) naar eigen zeggen met “zero danskennis”, maar haalde haar schade ruimschoots in. Vereertbrugghen is een bedachtzame, zichzelf bevragende maker. Sinds 2014 staan “slechts” vijf performances op haar conto, ingebed in een lang proces van onderzoeken, reflecteren en schrijven over dans. Tussen de eigen producties in danst ze in creaties van anderen of begeleidt ze processen als dramaturg. Aan kennis ontbreekt het haar allerminst, maar ze maakt geen deel uit van het hedendaagse dansveld zoals Vlaanderen dat het beste kent, met namen als Rosas of Wim Vandekeybus. Vereertbrugghen komt uit een andere hoek.
De kennismaking met hardcore techno, het kloppende hart van haar choreografieën, gebeurde in de keuken van de moederlijke woonst, waar haar broer – een liefhebber van hakken – de jonge Lisa de pasjes aanleerde. De context is belangrijk, bepalend zelfs voor de feel die Vereertbrugghen aan hardcore verbindt. Vereertbrugghen: “Ik heb leren hakken in een huiselijke setting. De clash tussen de agressie van de dans en de intimiteit van de context interesseerde me. Naar aanleiding van mijn eerste performance, Camouflaging Kelly (2014), had ik een verzameling aangelegd van YouTube-filmpjes over gabbers die thuis dansen. In de slaapkamer, in de strijkkamer, in de keuken… Met mijn eerste performances wilde ik die jeugdervaring oproepen, onderzoeken wat het met me deed om opnieuw te hakken. Daarom gebruik ik ook de ik-vorm in Softcore, a Hardcore Encounter (2018). Die performance vangt aan met de zin ‘I am hardcore’.”
Politieke potentie
Hardcore techno is een muziekstijl waarin snelheid, intensiteit en disruptie centraal staan. Het hakken gebeurt in hoekige lichaamsbewegingen waarbij handen en voeten korte, krachtige en repetitieve bewegingen maken die schijnbaar willekeurig worden onderbroken en hernomen. Hakken begint tegen minimum honderdzestig beats per minute (bpm), maar de snelheid kan oplopen tot tweehonderd bpm. Virtuositeit is minder bepalend, wat telt is ervoor te gaan. Vereertbrugghen: “Hakken volgt een vrij simpele logica, je moet er geen uitzonderlijke technische skills voor hebben. Het is zoals leren stappen: je moet het blijven doen, en uiteindelijk lukt het wel.”
De kennismaking met gabber, het kloppende hart van Vereertbrugghens choreografieën, gebeurde in de keuken van de moederlijke woonst
Groot verschil met het “spontane” dansen is natuurlijk dat Vereertbrugghens performances gechoreografeerd zijn. In While We Are Here (2023), een voorstelling waarin ze gabber conceptueel verbindt met volksdansen, bewegen de vijf performers in cirkelvormige patronen over de bühne. De timing van de beweging en de positie van de lichamen in de ruimte en ten opzichte van elkaar zijn in de choreografie verankerd. Toch is er binnen dit strakke kader ontroerend veel ruimte voor de persoonlijkheid van de dansers.
Vereertbrugghen: “Geen van de dansers in While We Are Here had ervaring met gabber of met techno in het algemeen. Ik heb met elk van hen een eigen stijl kunnen uittekenen, waarin we hun specifieke neigingen konden benadrukken – zonder buiten het geijkte register van gabber te gaan. Dat was een evenwichtsoefening: wanneer is een beweging zodanig persoonlijk dat ze te ver staat van de rest? Hoe zit de balans tussen persoonlijkheid en gemeenschappelijkheid? Bovendien choreografeer ik wel het kader, maar niet elke afzonderlijke pas – daarin maken de dansers hun eigen keuzes.”
In die individuele vrijheid van de danser schuilt, als het goed zit, ook een politieke potentie die teruggaat tot het zo essentiële begrip “disruptie”. Hardcore techno en gabber produceren geen ononderbroken, beroezende flow, waarin het lichaam (en de geest!) zachtjes kunnen verdwijnen. Daarvoor zijn er te veel breaks, onderbrekingen in de muzikale en fysieke lijn, die de danser mentaal bij de les houden. In theatertermen zou je kunnen zeggen dat het “metatheatrale” momenten zijn waarin de illusie van de fictie wordt doorbroken, het bewustzijn van de performer wordt aangescherpt. Een gabber neemt autonoom de beslissing tot zo’n break.
Lisa Vereertbrugghen: ‘Plezier is vandaag heel erg ingebed in consumptie. Voor mij ligt de meer anarchistische, politieke omgang met hardcore techno in kleinschalige feestjes’
Vereertbrugghen wijst er wel op dat die intrinsieke weerbarstigheid in muziek en dans niet “vanzelf” een politieke dimensie veroorzaken – ook de context speelt een rol. Vereertbrugghen: “Grote hardcore-techno-events beloven hun publiek wél een roeservaring, een ervaring van zelfverlies. Ik heb het zelf wat moeilijk met die massaliteit, ook omdat er een stevig prijskaartje aan hangt. Plezier is vandaag heel erg ingebed in consumptie. Voor mij ligt de meer anarchistische, politieke omgang met hardcore techno in kleinschalige feestjes. Als ik uitga, is het sowieso naar gelegenheden die zich identificeren als queer, plekken waar geen machovibes zijn. Het liefst ga ik eigenlijk dansen bij vrienden thuis.”
© Bea Borgers
Puur affect
Nog een essentieel verschil tussen een club en een choreografie is de aanwezigheid van het kijkende, niet dansende publiek. “Tegen tweehonderd beats per minuut denk je niet na”, schrijft Vereertbrugghen in een van haar teksten over haar danspraktijk. “Er is geen ruimte voor zelfexpressie, noch om bezig te zijn met zelfrepresentatie.” Het publiek dreigt met andere woorden te kijken naar performers die verzonken zijn in hun eigen lichaam, opgeslorpt door de beat, zonder enige mogelijkheid tot connectie.
Vereertbrugghen is zich bewust van dat risico. “In While We Are Here heb ik de dans bij het begin vertraagd. Als de dansers onmiddellijk tegen honderdzestig beats per minute zouden beginnen, zou het onmogelijk zijn om verbinding te maken. Nu kan elke danser zichzelf laten zien, contact maken met het publiek en dan versnellen. We willen het publiek méénemen in onze trip, niet achterlaten. En ja, aan het eind zitten we allemaal keihard in onze bubbel, maar hopelijk zit het publiek daar dan ook.”
© Miguel Soll
Dat contact zoeken is meer dan een “technische” kwestie, het is ook essentieel voor wat Vereertbrugghen uiteindelijk beoogt met haar performances: de ervaring delen van fysiek plezier, van het totaal in je lichaam zitten. Vereertbrugghen: “Als we zien dat het publiek meebeweegt en vibreert, weten we dat we goed bezig zijn.” Meer dan naar een esthetische, visuele ervaring streeft ze naar een sensitieve, misschien zelfs sensuele ervaring. Vereertbrugghen: “Hoe kan ik de mensen eraan herinneren dat ze een lichaam hebben? Hoe kan ik ze laten voelen wat ik voel? Techno is abstract, het bevat geen verhaal. Het is puur affect, in het hier en nu.”
Wat Vereertbrugghen uiteindelijk beoogt met haar performances: de ervaring delen van fysiek plezier, van het totaal in je lichaam zitten
Een aantal jaar geleden startte Vereertbrugghen met experimenten in technomeditatie, waarbij ze bij een staand publiek een mindful ervaring tracht op te bouwen via beweging en muziek. Vereertbrugghen: “Je zou zo’n meditatie in principe ook met klassieke muziek kunnen doen, maar techno heeft de ideale frequenties. Je voelt de bassen in je darmen en organen, de hoge frequenties op je huid en in je zenuwen.”
Nieuwe underground
De laatste jaren zijn er meer plekken ontstaan waar hardcore techno wordt gedraaid door dj’s met meer diversiteit, voor een diverser publiek. Bovendien heeft gabber, net als andere “populaire” dansstijlen, toegang gezocht en gevonden tot het “ernstige” bastion van de hedendaagse dans. In de afgelopen tien jaar zag deze wereld – in het Westen traditioneel bevolkt door de intellectuele erfgenamen van de postmoderne dans – zich verrijkt door genres als house, breaking of voguing. Volgens Vereertbrugghen is dat te danken aan het feit dat de danssector langzamerhand ruimte maakt voor andere mensen en stijlen.
© Bea Borgers
Dankzij YouTube en TikTok worden underground-werelden ontsloten – niet altijd tot tevredenheid van die scenes zelf. Het risico bestaat dat de oppervlakkige kenmerken van een populaire dansstijl of subcultuur worden ingepast in een mainstream poëtica en dus hun originele kracht verliezen. Toch ziet Vereertbrugghen vooral kansen: “Mensen gaan altijd manieren blijven zoeken om zich uit te drukken, los van wat er op de reguliere podia gebeurt. Er zullen dus steeds nieuwe undergrounds komen. De podia zelf hebben wel de verantwoordelijkheid om nieuwe makers kansen te geven, ook diegene die niet de ‘juiste’ opleidingen hebben gevolgd.”
Het toegenomen bewustzijn over de omgang met lichamen onderscheidt de danswereld van vandaag sterk van die uit de jaren 1990
Wat de danswereld van vandaag misschien nog sterker onderscheidt van die uit de jaren 1990, is het toegenomen bewustzijn over de omgang met lichamen. In de slipstream van de wereldwijde #MeToo-beweging kwamen ook in Vlaanderen verhalen boven over grensoverschrijdende praktijken – niet toevallig nogal vaak binnen de live arts, waar het lichaam een belangrijk werkinstrument is. Een choreograaf als Jan Fabre beweerde dat grensoverschrijding en fysieke exploitatie integraal deel uitmaakten van zijn poëtica – ze vormden soms het geësthetiseerde “doel” van een voorstelling.
Hoewel de uitputting van de performers ook bij Vereertbrugghen een zichtbaar gevolg is van de show, is het nooit de inzet. “O neen. In mijn voorstellingen draait het om het plezier van volledig in je lichaam te zitten. Daarvoor moeten we soms door vermoeidheid en frustratie heen breken, maar op het einde van de show moet het nog even leuk zijn als in het begin. Ik duw nooit door. Als er performers zijn die nood hebben aan een drink- of rustpauze tijdens de voorstelling, dan maak ik daar plaats voor. Zonder hun plezier is er geen show.”
© Bea Borgers
Het valt op dat Vereertbrugghen tot nu toe altijd werkt met vrouwelijke performers, maar een statement is dat niet – of toch niet bewust. “De traditionele man-vrouwspanning met mogelijk romantische connotatie interesseert mij niet op het podium. Ik ben meer gefascineerd door de band tussen vrouwen, een romantische band of een complexe vriendschapsband. Sowieso valt bij een all female cast die normatieve genderlaag weg. En ik kies ook gewoon graag voor performers met wie het goed klikt.”
Antipatriarchaal slowen
Over het uitstippelen van haar toekomstige carrièrepad spreekt Vereertbrugghen even bedachtzaam als over het ontwikkelen van haar artistieke onderzoek. Het lijkt alsof ze geen haast heeft – ze wikt en weegt haar verlangens en mogelijkheden, die niet per se hoeven te leiden naar grotere podia, schaalvergroting of internationale doorbraak. Momenteel is ze onderdak bij het Gentse kunstencentrum Campo, een huis waar ze zich omkaderd en geborgen weet. Een intieme context, alweer, als vruchtbare voedingsbodem voor toekomstige choreografieën.
Vereertbrugghen wil zich nu richten op een wel héél andere dansvorm: de slow, ook wel ‘tegelplakker’ genoemd
Haar nieuwe onderzoek laat na elf jaar het gegeven van hardcore techno los, om zich te richten op een wel héél andere dansvorm: de slow, ook wel “tegelplakker” genoemd. Vereertbrugghen: “Er zit heel veel onderzoekspotentieel in slow dancing. Enerzijds omdat de omgang met de tijd – de vertraging – technisch interessant is, anderzijds omdat het een heel gecodificeerde dans is in termen van genderrollen. Wie is dominant, wie is onderdanig? Die rolverdeling in vraag stellen, dat intrigeert me. Via workshops en installaties wil ik daarrond graag een praktijk ontwikkelen, op eigen tempo. Noem het gerust een onderzoek naar antipatriarchaal slowen.”
While We Are Here van Lisa Vereertbrugghen / CAMPO is op woensdag 11 en donderdag 12 december te zien in de Brakke Grond.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.