Deel artikel

VL ⇄ NL

‘Industrieel erfgoed is een deel van onze identiteit

16 december 2024 10 min. leestijd

Vol passie zetten betrokken burgers zich in om bedreigd industrieel erfgoed te redden en er een tweede leven aan te geven. In België zijn meer waardevolle gebouwen overgebleven dan in Nederland, waar lang het idee “opgeruimd-staat-netjes” leefde. Toch kan Vlaanderen inspiratie opdoen bij de noorderburen: in Nederland is de aandacht voor de inbedding van de gebouwen in de omgeving en voor bewustwording groter. “Wat er staat wordt goed verpakt en beter verkocht.”

“Spoorstaven”, wijst Bart Vanacker naar een glazen bevloering in de grote hal van Tour & Taxis. Daaronder is te zien waar destijds de treinen gerangeerd stonden. Het tot bedrijfs-, restaurant- en winkelcomplex omgebouwde goederenstation in Brussel, hoog als een kathedraal, “is een mooi voorbeeld van herbestemming, ook al zit het verleden hier maximaal onder de vloer en is een doorkijkje alles wat overblijft.”

Vanacker, bezieler van de cultuurtoeristische website www.industriecultuur.be, weet waarover hij het heeft: hij werkt scenografieën uit voor tentoonstellingen die met industriële archeologie verband houden, schrijft bedrijfsgeschiedenissen, doet aan research en is eindredacteur bij TICCIH, The International Committee for the Conservation of Industrial Heritage. “Wat begon als hobby, is een voltijdse professionele bezigheid geworden”, zegt hij.

Het is 2003 als Vanacker, dan een twintiger, “uit nieuwsgierigheid” naar de pas uitgebrande cokesfabriek van Marly gaat kijken, enkele kilometers noordwaarts van Tour & Taxis. “Ik had geen er idee van wat industriecultuur inhield, maar die fabriek met haar monumentale destillatietorens, en de brand met die rookpluim die tot in Duitsland gemeten werd, ja, dat trof me. Allerlei lijnen kwamen hier samen: geschiedenis, arbeid, technologie en economie. Toen ik dat doorhad, is het begonnen.”

Het is een verhaal dat voortdurend terugkeert: industrieel erfgoed als passie, die op een mooie dag toeslaat en mensen niet meer loslaat. Meer zelfs: individuele burgers de tanden laat zetten in een bedreigd gebouw, om dat met vereende kracht te redden. “Tour & Taxis”, zegt Vanacker, “zou nooit overeind zijn gebleven zonder de mateloze inzet van wijlen Guido Vanderhulst, de bezieler van La Fonderie (het Molenbeekse industriemuseum, LD).”

Samen sterk

“Of het nu de bescherming van kastelen, kerken of fabrieken betreft, het gaat erom dat je samen sterk staat”, bevestigt Karel Loeff, architect-historicus, auteur van een werk over industrieel erfgoed en al tien jaar directeur van Heemschut, de grootste Nederlandse erfgoedvereniging.

Karel Loeff, directeur Heemschut: ‘Je ziet dat mensen zich industrieel erfgoed opnieuw toe-eigenen, niet per se omdat het mooi is, wel omdat het deel uitmaakt van een identiteit en een regio haar trots terug kan geven’

“Als ze een stuk industrieel erfgoed zien, denken mensen nu eenmaal vaak, nog altijd, platgooien die boel”, zegt Loeff. “Maar laat diezelfde mensen door een fabriekshal lopen, en plots denken ze niet langer aan zwaar werk of karige lonen, dan zie je dat dat gebouw iets in hen losmaakt, en krijg je draagvlak. Je ziet dat mensen zich industrieel erfgoed opnieuw toe-eigenen, niet per se omdat het mooi is, wel omdat het deel uitmaakt van een identiteit en een regio haar trots terug kan geven, denk maar aan de Strokartonfabriek in Groningen.”

“Het blijft uitkijken, in Gorinchem worden de restanten van metaalfabriek De Vries Robbe bijvoorbeeld ernstig bedreigd, maar de grote sloopgolf uit de jaren 1970 en ’80 is gelukkig voorbij”, zegt Erik Nijhof, de niet minder gepassioneerde voorzitter van de Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (Fien). Die met Heemschut bevriende organisatie doet dienst als koepel voor een vijftigtal kleinere groepen. Die zijn opdeelbaar in categoriële organisaties, die zich op gemalen, watertorens, sluizen, treinstations enzovoort richten, en regionale of lokale, die zich over het erfgoed van een bepaalde streek of plaats ontfermen. “Allemaal mensen die zich druk maken om gebouwen met een industrieel verleden”, lacht Nijhof.

“Een wake-upcall voor Nederland”, herinnert de historicus zich, “was destijds de afbraak van katoenspinnerij Van Dooren, in 1975, in Tilburg. Nederland raakte in de negentiende eeuw later geïndustrialiseerd dan Engeland of België, oude industrielandschappen als de Borinage in Wallonië vind je hier minder, maar als handelsnatie en logistieke hub hebben we heel wat; het modernisme en de nieuwe zakelijkheid geven ons industrieel erfgoed een net iets andere aanblik dan dat in Vlaanderen en België.”

Toegegeven, naar monumentale mijnsites als die van Genk, Waterschei of Beringen is het in Nederland ver zoeken, omdat de mijnen in Nederlands-Limburg vroeger dichtgingen en een “opgeruimd-staat-netjes”-behoefte meer dan in Vlaanderen tot afbraak en sanering leidde. Maar neem de Philipsgebouwen in Eindhoven, de Westergasfabriek in Amsterdam of de LocHal, een voormalige locomotievenwerkplaats in Tilburg, en het spreekt voor zich: sinds in 1996 het Europees Jaar van de Industriële Archeologie plaatsvond, heeft het Nederlandse industrieel erfgoed een geweldige impuls gekregen, en werden tig industriële panden herbestemd, als woon- of werkplek, als museum- of bedrijvencentrum.

Alleen: hoe begin je eraan, aan zo’n herbestemming? Arno Boon, die in een vorig leven in de kraakbeweging zat en zo aandacht vroeg voor leegstaande gebouwen in Nederland, vindt in elk geval niet dat “je vijftien jaar over een gebouw moet blijven praten, je moet de wind pakken als het de goede kant opgaat”.

Boon is een referentie in Nederland en Vlaanderen, want in alle gesprekken duikt zijn naam op, of beter, die van zijn organisatie, BOEi, voluit Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed.

“We zijn een projectontwikkelaar met een ideële doelstelling en oog voor sociale cohesie”, legt Boon uit. “Duurzaamheid en circulariteit staan centraal. BOEi is geen commerciële maar wel een zakelijke vennootschap. Onze projecten kunnen breed zijn, maar winkels en woningen doen we minder vaak.”

BOEi – het beeld van de “reddingsboei” is een mooie toevalligheid veeleer dan een doelbewust effect – heeft sinds 1995 een vijfhonderdtal gebouwen onder zijn vleugels genomen. Bij driehonderd daarvan heeft de vennootschap vooral een adviserende rol gespeeld, zo’n tweehonderd heeft ze zelf opgekocht.

Neem het kantinegebouw van de voormalige ENKA-kunstzijdefabriek in Ede, bij Arnhem. Tot die in 2002 dichtging, gebruikten de arbeiders er hun middagmaal; vandaag zitten er kinderen, want dankzij BOEi is de kantine een basisschool geworden.

Inzetten op verhalen

Betekenisvolle plekken bewaren, er een tweede leven aan geven, de eraan verbonden verhalen veiligstellen voor het collectieve geheugen, het is waar erfgoedverenigingen voor ijveren. “Die verhalen worden belangrijker dan vroeger”, beklemtoont Erik Nijhof. “In de jaren 1990 vertrokken we van een gebouw en zochten we daar getuigenissen bij. Vandaag nemen we steeds meer het verhaal als uitgangspunt en wekken we zo aandacht voor minder aaibare dingen, een cokesfabriek is nu eenmaal niet hetzelfde als een prachtige oude brouwerij.”

Erik Nijhof (FIEN): ‘Vandaag nemen we steeds meer het verhaal als uitgangspunt en wekken we zo aandacht voor minder aaibare dingen’

Inzetten op verhalen als deel van het immaterieel industrieel erfgoed is ook een van de taken van de Expertisecel voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed (ETWIE) van het Industriemuseum in Gent. “We beginnen bij de mensen”, zegt Davy Herremans, de coördinator.  “Sinds de jaren 1970 is in onze industriecultuur niet alleen veel materieel erfgoed verloren gegaan, dat is nog meer het geval voor gebruiken en ervaringen, voor de mondelinge geschiedenis dus, en voor de knowhow die met het werken met instrumenten of machines gepaard ging.”

Ateliers Bonte in Leuven is zo’n verhaal, zegt Robin Debo, die bij ETWIE over bedrijfserfgoed gaat. “Het familiebedrijf van Roger Bonte, die vierentachtig is en helaas geen opvolging heeft, is uniek omdat hij de laatste is in België die nog “riffelt” – maalwalsen herslijpt voor bloemmolens, voor koffiebranderijen, veevoederfabrieken en brouwerijen. Veel Belgische maalderijen zijn klant, maar ook Nederlandse bedrijven als Van Nelle of Douwe Egberts vonden de weg naar Bonte. Bij ETWIE probeerden we Rogers kennis en verhaal te documenteren, om te laten zien dat ook relatief kleine ateliers essentieel zijn in dat grotere verhaal.”

“Al gaan we niet alleen over verhalen, maar ook over alles wat verplaatsbaar is”, gaat Herremans verder. “Machines, werktuigen, producten, relicten, afbeeldingen van patroonheiligen als Sint-Barbara of Sint-Elooi, fotomateriaal en noem maar op. Als lokale overheden, eigenaars, musea of bedrijfscollecties niet meer weten wat ze met hun spullen aan moeten, kunnen wij helpen. We registreren en kijken naar de blinde vlekken in het onderzoek, gaan na wat er nog verzameld of alweer ontzameld kan worden, en scheppen draagvlak.”

Toch blikken ze bij ETWIE niet alleen terug op de fraaie kant van het industrieel verleden. Actuelere insteken als slachtofferschap – neem de asbestproblematiek – krijgen evengoed aandacht. Niet voor niets staat er een vraagteken achter Plastic Fantastic?, de expo waar de laatste hand aan wordt gelegd terwijl we door het Industriemuseum stappen.

“Plastic is een genuanceerd verhaal”, zegt Robin Debo, “met ups en downs werd het in de twintigste eeuw terecht geroemd als wonderproduct, maar even terecht verguisd als groot probleem. Wat plastic maakt of kraakt heeft onder meer te maken met de soort toepassing, of met maatschappelijke, politieke en industriële keuzes. Voor deze vele tinten grijs, in plaats van het vereenvoudigde zwart-witverhaal, is bij opiniemakers zelden plaats. Op deze expo net wel.”

Plastic, zo leren we in Gent, kan ook gaan over upcycling en recycling. Dat doortrekken van een thema naar hedendaagse hangijzers als ecologie en hergebruik is een van de manieren waarop erfgoedactoren ook een andere uitdaging aangaan: jongere generaties bij de les houden. Zoals zoveel traditionele verenigingen in Nederland en Vlaanderen staan ook industriële-erfgoedverenigingen voor de uitdaging dat hun ledenbestand ouder wordt. Jonge mensen vinden de weg niet langer omdat ze op andere fronten druk zijn, omdat ze kinderen hebben of gewoon geen zin hebben om overuren te draaien als penningmeester of secretaris. Clubs waarvan de leden in hun jonge jaren ooit die prachtige draaibrug of dat met de sloophamer bedreigde treinstation hebben gered, hebben zich met hart en ziel aan hun zaak gewijd, maar zo’n langetermijnengagement doorgeven is een ander paar mouwen. Zoals Robin Debo zegt: “Ik ben als dertiger gepassioneerd door industrieel erfgoed, en ik ben ook lid van een paar verenigingen, maar als ik tweemaal per jaar op hun vergaderingen raak, ben ik al blij.”

Toch vallen jongeren nog warm te maken voor industriecultuur. In de herbestemmingsprojecten van BOEi blijken zij actieve gebruikers, in het Gentse Industriemuseum worden succesvolle workshops voor makers opgezet, en hippe kleuren of Instagram-achtige ingrepen doen soms wonderen op plaatsen die op het eerste gezicht moeilijk leesbaar lijken voor een publiek dat in de postindustriële tijd groot geworden is. Ook de urbexcultuur schept kansen, waarbij urban explorers verlaten en vervallen gebouwen betreden en fotograferen. Zie de foto’s van de Nederlandse urbexer André Joosse (www.urbex.nl), die onder meer de opgedoekte Droste Cacao Fabriek bij Haarlem fotografeerde, of de eertijds in het Zeeuwse Sluiskil gevestigde Association Coopérative Zélandaise de Carbonisation (ACZS).

Vurige samenwerking

Niet enkel verjonging houdt het vuur levend of consolideert de band tussen industriecultuur en samenleving, dat doet geheid ook de grensoverschrijdende samenwerking. Tussen West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen is onlangs bijvoorbeeld het Netwerk Scheldeland Industriecultuur opgezet, dat industrieel erfgoed in Vlaanderen en Nederland zichtbaarder wil maken.

Ook het door Joosse op camera vastgelegde ACZS, een in 1911 opgerichte cokesfabriek, kan in dat binationale plaatje passen: er stond immers een door de Gentse onderneming Van den Kerckhoven geproduceerde stroomgenerator die in 2010, een decennium na de sluiting van ACZS, een plaats kreeg in het Industrieel Museum Zeeland in Sas Van Gent, terwijl het peterschap in Gentse handen bleef, of toch die van het Industriemuseum.

Er zijn wel meer voorbeelden van samenwerking. In Tilburg vonden zo laatst opnieuw de Vlaams-Nederlandse Ontmoetingsdagen voor Industriële Archeologie plaats, waar organisaties uit Noord en Zuid van gedachten wisselen of projecten onder de aandacht brengen. Keynotespreker op het gebeuren was Karel Loeff, de Heemschutvoorzitter, die het over de “boegbeeldfunctie” van industrieel erfgoed had, dat niet langer een “buitenbeentje” is. “Echt begonnen is het destijds allemaal in het Ruhrgebied, in Duitsland”, herinnert Loeff zich, “waar de herontdekking van het industrieel erfgoed zowel aan de vergroening als aan de vorming van een nieuwe regionale identiteit heeft bijgedragen. Even later zijn ook Nederland en België gevolgd.”

En hoe! Het industrieel erfgoed in de Lage Landen in kaart brengen, moet een duizelingwekkend karwei geweest zijn: voor de leek is het als kijken over de rand van een weidse afgrond waar alles, van de meest microscopische slijpdiamant tot de kolossaalste staalfabriek, zijn plaats heeft. Het is intense arbeid ook, die gedrevenheid en inzet eist, en in haar eindeloze verscheidenheid geenszins voor een gat te vangen valt.

Maar zelfs dan, wat onderscheidt in al die veelheid Vlaanderen van Nederland? Ook die vraag lokt een waaier aan antwoorden uit. Afhankelijk van de vraag of een stuk industrieel erfgoed een rijks- of gemeentelijk karakter heeft, gaan in Nederland respectievelijk de  Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) of het betrokken college van burgemeester en wethouders over bescherming. In Vlaanderen is het de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed (VCOE) die de minister adviseert, waarna een gebouw beschermd kan worden.

“Vlaanderen richt zich meer op individuele gebouwen”, constateert Erik Nijhof, “terwijl in Nederland de aandacht voor omgevingskwaliteit groter is.” “In Vlaanderen doet de overheid iets minder aan bewustmaking”, vindt Karel Loeff. “Bij ons speelt de vastgoedsector een actievere rol in de herbestemming”, zegt Arno Boon.

Davy Herremans (ETWIE): ‘In Vlaanderen strijden de enen voor behoud van machines en gebouwen, terwijl anderen op zoek gaan naar het diepmenselijke verhaal erachter’

“In Vlaanderen strijden de enen voor behoud van machines en gebouwen, terwijl anderen op zoek gaan naar het diepmenselijke verhaal erachter. De kracht van de Vlaamse erfgoedsector zit in de verscheidenheid en dynamiek die hieruit ontstaat”, denkt Davy Herremans.

“In Nederland zijn allicht minder industrieel-archeologische objecten overgebleven dan in België, maar wat er staat wordt goed verpakt en beter verkocht”, besluit Bart Vanacker – buiten, op de site van Tour & Taxis.

Daar springt naast het Entrepôt de monumentale Gare Maritime in het oog die Brussel destijds met de haven van Antwerpen verbond; het spoorpark ook, dat naar station Bockstael leidt; of nog, een voorlopig niet gerestaureerde watertoren met bijgebouwen, een door de bijstandsorganisatie OCMW opgekocht art-nouveaucomplex dat in al zijn industriële schoonheid schreeuwt om aanpak – maar kennelijk nog niet herbestemd is.

“Ik weet niet wat de plannen zijn”, haalt Vanacker de schouders op, “want ja, nog altijd worden monumenten bedreigd : de watertoren van Denderleeuw bijvoorbeeld of het station van Kortrijk, dat  in 2023 geselecteerd werd als een van de meest bedreigde sites van Europa. Maar als je dit soort erfgoed niet in de kijker zet, zien mensen het vaak ook niet. In de monumentenzorg had decennialang alleen het esthetische echt waarde, van fabrieken bleef veelal enkel de schoorsteen rechtstaan, als een obligatoir schaamlapje, bevroren in de geschiedenis. Neen, industrieel erfgoed lééft, het is eindig, het is broos en het is des mensen. Net daarom moeten we er zoveel zorg voor dragen.”

Lode delputte aangepast

Lode Delputte

journalist

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002aef0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)