Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

In ‘Sellinger’ van Allard Schröder heeft Groningen geen horizon
0 Reacties
© Wikipedia
© Wikipedia © Wikipedia
recensie Boon Literatuurprijs 2024
literatuur

In ‘Sellinger’ van Allard Schröder heeft Groningen geen horizon

Met zijn verhalenbundel Sellinger keert Allard Schröder terug naar het Groningen van de jaren 1950. In gedragen, lucide taal schetst hij een uitzichtloos landschap dat de levensvisie weerspiegelt van wie er woont.

Weinig delen van de Nederlanden spreken zo sterk tot de dramatische verbeelding als de Oost-Groningse Veenkoloniën en omstreken. Zie bijvoorbeeld speelfilms als Het teken van het beest (1980) van Pieter Verhoeff, Alex van Warmerdams De jurk (1996) en De Poolse bruid (1998) van Karim Traïdia, of het expressionistische schilderwerk van de kunstenaars rond De Ploeg. Anthony Winkler Prins (1817-1908), schrijver en predikant, bezong het landschap in Bijbelse termen: “Wild en woest en ledig” was het oorspronkelijke veengebied volgens hem, en de uitgestrekte modderige akkerlanden die er na de turfontginning voor in de plaats kwamen, zien er vanuit de juiste hoek vrijwel even desolaat uit. “The Chilling Fields” noemde schrijver Nanne Tepper (1962-2012) ze in De eeuwige jachtvelden (1995), waarvan het slotdeel leest als een ode aan hun wrede schoonheid, opgewekt door botsende kleurvlakken; rood en zwart, groen en blauw.

Die laatstgenoemde roman gold lang als de voornaamste literaire evocatie van de streek, maar intussen heeft zich een nieuwe kandidaat voor die titel aangediend. Al in 2009 publiceerde Allard Schröder (1946) de geheel in deze regio gesitueerde verhalenbundel Wenst, die destijds goed ontvangen werd en (mogelijk daardoor) nu volkomen onvindbaar is. Bijna vijftien jaar later verscheen een vervolg, Sellinger (2022), waarmee de schrijver nog eens zeven verhalen aan de cyclus toevoegde. Het boek kreeg enkele lyrische recensies, belandde op de shortlist van de Boon Literatuurprijs en werd onlangs herdrukt (toch geen sinecure als het om kortverhalen gaat), wat ertoe leidde dat het Groningse segment van Schröders oeuvre opnieuw belangstelling geniet.

Tegen De Standaard zei de in Haren geboren auteur dat hij het gebied uit zijn vroege jeugd kende en er primair vanuit herinnering over schreef. Toch leverde Schröder geen autobiografie in brokstukken af, maar een reeks traditionele vertellingen met een nadrukkelijk klassieke toonzetting en onderwerpkeuze: een jongen probeert tevergeefs door te dringen tot een hoger milieu, een vrouw wordt door een ontmoeting met een vroegere geliefde geconfronteerd met een misgelopen leven, een assistent van een verstrooide scheikundige begint een romance met diens vrouw, een weduwe vindt op haar land een achtergelaten kind dat zij opvoedt alsof het van haar is.

Dit alles speelt zich ook nog eens af in de jaren 1950 en wordt beschreven in Nederlands dat qua register en woordkeuze niet ver verwijderd is van dat van Arthur van Schendel (1874-1946), Simon Vestdijk (1898-1971) en de jonge Gerard Reve (1923-2006). Er is dus maar weinig aan dit werk dat nadrukkelijk eigentijds te noemen is.

Deze lucide, gedragen schrijftrant wordt vaardig aangewend om natuurlyriek te bedrijven: “Buiten juichte de wereld, toen ze door de tuin naar de Chevrolet liepen. Insecten dansten gonzend om hun hoofden, bloemen zonden hun geuren als hulde aan de ontluikende liefde, de zon loeide, de hemel was blauwer dan blauw, de wind was lauw en minzaam.”

Vaker echter worden de beschrijvingen gekenmerkt door duisternis: “Het leek niet licht te willen worden. In plaats van de zon verscheen er ’s ochtends een schemerig schijnsel dat de hele dag bleef. Al die tijd lag Wenst onder een stolp van lage luchten, waar tot aan de wazige einder hier en daar op de braakliggende velden nog wat vuile sneeuw te zien was, schurftige resten van een winter die er nooit werkelijk een was geweest. Wanneer aan het eind van de middag geel gloeiend de straatlantaarns aangingen, brachten ze amper verlichting. Wat de hele dag al vaal was geweest, bleef vaal, om later langzaam grauwzwart te worden – maar waren de dagen aan het eind van februari niet altijd zo?”

Door Schröders stilistische beheersing vallen de paar dissonanten extra op. Vooral in zijn psychologisering scheert hij af en toe langs het cliché: “[W]aarschijnlijk zou hij helemaal geen hap door zijn keel krijgen, in zijn innerlijk stonden alle seinen op rood” staat er dan bijvoorbeeld, waarna de fraaie tweede helft van de opsomming wordt afgesloten met “geduldig gaapte de afgrond aan zijn voeten”. En eerder, op de tweede pagina nog maar: “terwijl ze de trap afliep, ging er een vlaag van angst door haar heen, het was alsof de grond onder haar wegzakte.”

Het landschap is de verbindende factor van deze verhalen, en in zekere zin zelfs de ware hoofdpersoon

Al die nabootsing van de natuur staat niet in dienst van esthetiek alleen. Het landschap is de verbindende factor binnen deze cyclus, en in zekere zin zelfs de ware hoofdpersoon. De typering ervan doubleert als thematisering; het land weerspiegelt de levensvisie van de figuren die het bewandelen. Opwekkend is dat samenspel zelden: Schröder benadrukt de uitgestrektheid van de akkers, het ontbreken van een horizon, wat rijmt met het gebrek aan perspectief dat de mensen daar ervaren, gevangen als ze zijn in een bestaan vol uitzichtloosheid, verveling en weemoed: “Elke dag keken ze thuis uit over die eindeloze velden en zagen ze dat er opnieuw niets was gebeurd en dat er ook niets zou gebeuren – dan kwamen herinneringen aan dingen die er wel gebeurd waren, maar alweer voorbij waren en daarna gedachten over dingen die hadden moeten gebeuren, maar niet gebeurd waren. En dan zag je ook de leegte, die al aan hun voeten begon.”

De benaming van het fictieve dorp dat hen omsluit, is wat dat betreft nogal pregnant, aangezien wenst in het Gronings dialect heimwee betekent. Alleen verlangen de personages niet terug naar hun eigen huis, waar ze meestal nog altijd bivakkeren, maar naar een onbekend elders; ze doen pogingen aan hun thuisgrond te ontsnappen, maar slagen daarin vrijwel nooit.

De troosteloosheid wordt in deze verhalen zo sterk benadrukt dat er weinig ruimte overblijft voor andere gemoedstoestanden, voor contrast of nuance – zelfs in de vroege lente schuilt bij Schröder het verderf. Het oproepen van een omineuze sfeer lijkt voor hem boven het invoelbaar maken van unieke innerlijke ervaringen te gaan, waardoor de belevenissen van zijn personages nogal eens wegvallen tegen de dreigende achtergrond. Nu kan enige eendimensionaliteit goed van pas komen bij het opzetten van een drama, en dat potentieel is in deze verhalen steeds succesvol benut, maar de vonk van emotionaliteit of de warmte van werkelijke empathie blijft meestal uit. Het Groningen van Sellinger is dan ook als het Griekenland uit klassieke tragedies: een met betekenis volgeladen speeltoneel dat niet verward moet worden met de echte wereld.

Allard Schröder, Sellinger. Wenst, het tweede boek, De Bezige Bij, Amsterdam, 2022, 235 p.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.