Deel artikel

literatuur

In jouw schoenen, in mijn hoofd: hoe verhouden literatuur en empathie zich tot elkaar?

16 november 2022 11 min. leestijd

Het is vaste prik in pleidooien voor het belang van literatuur: lezen verhoogt onze empathie, en maakt van ons betere mensen. Maar klopt die stelling wel, vraagt hoogleraar Nederlandse literatuur Lut Missinne zich af. En hoe werkt empathie in literaire teksten dan precies?

Het Londense kunstinitiatief Empathy Museum zette enkele jaren geleden een project op met als titel A Mile in My Shoes, onder leiding van kunstenaar-curator Clare Patey. In een container, omgebouwd tot een schoenenwinkel of een soort van interactieve schoenendoos, konden bezoekers hun eigen schoenen inruilen voor die van een bekende of onbekende medemens. Dat kon schoeisel zijn van een kankerpatiënt, een chirurg, een dakloze, een imam, een vluchteling, of nog iemand anders. Daarna zetten ze een koptelefoon op en konden ze het verhaal van die persoon beluisteren en – dat was vooral de bedoeling – zich inleven.

De mobiele schoenenwinkel ging de wereld rond en werd na Londen onder meer nog opgesteld in Riga, Melbourne, São Paulo, Porto, Montréal, Stockholm en Den Haag. Er werden steeds nieuwe verhalen opgenomen en aan de verzameling toegevoegd.

Empathie als weerwerk

De gedachte achter het project is niet nieuw: we leven in een gepolariseerde, conflictrijke en hyperindividualistische samenleving die nood heeft aan het weerwerk van humaniteit, solidariteit en empathie. A Mile in My Shoes illustreert het geloof dat zich inleven, waartoe de mens blijkbaar biologisch is uitgerust, gestimuleerd en getraind kan worden.

Kunst – die sowieso inleving vraagt – kan daarbij helpen, en velen zien vooral literatuur als een geschikt experimenteerterrein daarvoor. De Amerikaanse filosoof
Martha Nussbaum en psychologen als Steven Pinker en Martin Hofman zijn bovendien van mening dat het menselijke vermogen om zich in de ander in te leven onze morele gevoeligheid en onze sociale vaardigheden tout court verhoogt.

En wie erin slaagt om het perspectief van de ander aan te nemen, is eveneens in staat om zijn eigen perspectief kritisch te bekijken en te herzien. Kortom, door boeken te lezen word je empathischer. Wie empathie kan opbrengen, wordt een beter mens.

Aan de Radboud Universiteit Nijmegen liep in de zomer van 2021 een vak voor geneeskundestudenten om te leren “hoe zij fictie kunnen gebruiken in hun toekomstige baan als arts”. Uit de communicatie van de universiteit: “Als onderdeel van de minor kwetsbare groepen nemen dertig studenten geneeskunde deel aan het vak ‘literatuur en empathie’. Het idee is dat zij door middel van het lezen van literatuur zich meer kunnen inleven in het leven van kwetsbare mensen en de problemen waar zij tegenaan lopen.”

Op de leeslijst stonden onder meer: Wij zijn licht van Gerda Blees (2020), Miss dakloos van Lydia Rood (2010) en Zomervacht van Jaap Robben (2018). Het veronderstelde effect van lezen op het vermogen om empathie te tonen of ruimer om moreel te handelen, tref je ook aan in zowat elk recent rapport over leesbevordering: lezen als “onontbeerlijke oefening voor de geest”. Literatuur wordt gezien als een safe space
voor emotionele exercities, omdat er geen reële actie van de lezer wordt verwacht of hoeft te worden gevreesd.

Naast de loftuitingen over de effecten van empathie klinken er ook herhaaldelijk waarschuwingen tegen de “empathiegolf” en de oproepen tot een “empathierevolutie”. Als ieder zich in de ander zou inleven en met hem of haar zou meevoelen, zou dit niet noodzakelijk uitmonden in een betere maatschappij.

Literatuur geldt als safe space voor emotionele exercities: er wordt geen reële actie van de lezer verwacht

Dat een empathische ingesteldheid vooral gericht is op wie ons het naaste staat – familieleden, vrienden of al wie op ons gelijkt – maakt die juist bijzonder ongeschikt als kompas voor politiek beleid. Empathische gevoelens zijn bovendien beperkt in duur, ze komen intuïtief tot stand en kunnen snel in hun tegendeel omslaan: woede en wraak.

Lezen en empathie

Ook wanneer het over literatuur gaat, zijn er wel wat vraagtekens te plaatsen bij de positieve inschatting van de invloed die lezen zou hebben op ons empathische vermogen. In de eerste plaats is het bijzonder moeilijk om empirisch onderzoek uit te voeren naar het effect van lezen, laat staan naar het effect op de empathische reacties van lezers. Dergelijk onderzoek gebeurt doorgaans met vragenlijsten, waarbij de ondervraagden mogelijk meer gewenste dan reële antwoorden geven.

Een vraag naar empathie voor een bepaald personage kan intiem overkomen. Hoe kun je controleren of het wel klopt wat een lezer beweert en of hij zijn eigen empathische gedrag wel goed inschat? En zou het niet net zo goed kunnen dat je niet door literatuur te lezen empathischer wordt, maar dat van nature empathische mensen intensiever en beter lezen?

Wat in vele beschouwingen hierover ook zelden aandacht krijgt, is het literaire genre. Over welk soort van boeken gaat het eigenlijk? Wekken hoogstaande literaire boeken, canonwerken, gemakkelijker of minder gemakkelijk empathie op dan pageturners? Geldt dit evenzeer voor poëzie als voor proza? Moeten we niet vrezen voor negatieve effecten bij moreel verwerpelijke boeken? Is uiteindelijk de nadruk op het empathische effect van lezen misschien niet meer dan een truc om de vele projecten tot leesbevordering gefinancierd te krijgen, en simpelweg wishful thinking?

Een Changing Lives Through Literature-programma in Massachusetts liet veroordeelde gevangenen in leessessies discussiëren over literatuur, samen met een student of docent literaire studies, een reclasseringsambtenaar en een rechter. Men kwam tot het resultaat dat bij de deelnemers de kans op recidivisme met de helft verminderde. Alleen is het de vraag wat hier precies effect had: de literatuur, het feit dat er intensieve gesprekken werden gevoerd, dat de gevangenen zich gerespecteerd voelden, of nog andere factoren?

Boeken doen het niet in hun eentje, schreef literatuurwetenschapper en empathieonderzoeker Suzanne Keen. De rol van leraren, ouders, vrienden of bibliothecarissen kan even belangrijk zijn als het boek zelf. Uit de explosie aan leesclubs in de Lage Landen kunnen we misschien ook afleiden dat een gedeelde leeservaring even belangrijk is als het gelezen boek.

Misschien is literatuur wel het meest ethisch wanneer ze ons confronteert met de paradoxen en de complexiteit van het leven, en niet wanneer ze een beroep doet op onze empathie en compassie

Ten slotte is er nog de ethische problematiek van het empathisch lezen, iets waar de Joods-Italiaanse auteur Primo Levi voor waarschuwde. Wie onderwijs over de Holocaust richt op empathisch engagement en identificatie, loopt het gevaar die gebeurtenissen en ervaringen te normaliseren en te trivialiseren.

Dan stapt een lezer niet in de schoenen van iemand anders, maar stelt hij die iemand anders in zijn eigen schoenen, gaat hij uit van zijn eigen ervaringen. Hongerlijden in een kamp met de dood voor ogen is iets geheel anders dan rondlopen met een lege maag, een ervaring die iedereen weleens heeft gehad.

Fleur Speet deed in een artikel over de Hongaarse schrijver en Holocaustoverlever Imre Kertész precies datgene waar Levi zo voor waarschuwde. Ze las Kertész niet in het kader van de holocaustliteratuur, maar associeerde haar leeservaring met eigen dagelijkse ervaringen: “Als je een bord dampend eten ziet, denk je aan de knagende maag van de hoofdpersoon, als je de deur uitstapt, denk je aan het prikkeldraad en de stroomdraden die hem omringden, als je een kop koffie drinkt, schiet je het slootwater te binnen waar hij zich aan vastklampte.”

Een dergelijke “empathiserende” lectuur zou Levi immoreel hebben gevonden. Misschien is literatuur wel het meest ethisch wanneer ze ons confronteert met de paradoxen en de complexiteit van het leven, en niet wanneer ze een beroep doet op onze empathie en compassie.

Inbeelding en inleving

Ook in de Nederlandstalige literatuurkritiek is er tegenwoordig veel aandacht voor empathie. Voor wie het graag in cijfers heeft: in de laatste tien jaar komen de woorden empathie of empathisch in Nederlandstalige recensies over literatuur gemiddeld zeven tot tien keer zo vaak voor als in de jaren daarvoor (gebaseerd op de databank LiteRom).

Men zou dit terzijde kunnen schuiven als een modefenomeen, een nieuw woord voor een eeuwoude vanzelfsprekendheid. “Er zou waarschijnlijk geen fictie bestaan als we niet het vermogen hadden om ons in te beelden hoe het voelt om iemand anders te zijn of ons in andermans situatie te bevinden”, schreef de Duits-Amerikaanse literatuurwetenschapper Fritz Breithaupt.

De laatste tien jaar komen ‘empathie’ of ‘empathisch’ in recensies zeven tot tien keer zo vaak voor

Uitspraken over empathie in recensies en interviews blijken verschillende ladingen te dekken. We gaan er gewoonlijk vanuit dat empathie een fenomeen is dat zich voordoet bij de lezer die met een personage meevoelt. Maar empathie speelt evenzeer aan de auteurszijde.

Veel schrijvers wijzen op het belang van empathie in hun creatieve proces: “Zonder empathie en verbeelding zou het in mijn boek niet lukken”, getuigde Hafid Bouazza over Paravion
(2003); Ilja Leonard Pfeijffer in een interview over La Superba (2013): “Cruciaal voor een schrijver is zijn vermogen tot empathie.” Over De laatste deur, zijn zelfmoordboek, zei Jeroen Brouwers in 2017: “Met mijn empathie, die tamelijk groot is, kan ik me toch in de zelfmoordenaar verplaatsen, ook al maakte ik niet hetzelfde mee als hij. Zijn leed begrijp ik, niet de daad die daar tenslotte het gevolg van was.”

Toen Robbert Welagen van zijn uitgever te horen kreeg dat hij eens iets niet-autobiografisch moest schrijven, deed hij dat in zijn roman Raam, sleutel (2021) door … zich in te leven: “Een optelsom van ervaring, empathie en verbeelding.”

Schrijvers willen hun verhaal op zo’n manier presenteren dat de lezer erin meegaat. Omdat empathisch engagement aan de kant van de lezer altijd voor een deel subjectief is, bestaat er kans op “inaccurate empathie”. Laura Broekhuysen toont zich bewust van dit probleem in haar boek Flessenpost uit Reykjavik (2019): “… het gaat er bij de depressie van mijn personage niet om of ik die voel, of zelfs maar navoel, het gaat erom dat ik haar in beeld kan brengen, dat ik een tekst maak waardoor de lezer zich kan inleven. Schrijven is niet zozeer je inleven in je personage als wel je inleven in je lezer. Het personage is degene in wie lezer en schrijver samenkomen, een en dezelfde zijn.”

Interessanter nog dan de voorgaande opmerkingen zijn de romans die het fenomeen empathie in het verhaal zelf uitdiepen. Een opmerkelijk voorbeeld is Harnas van Hansaplast (2017) van Charlotte Mutsaers. Daarin vertelt het ik-personage C. hoe ze samen met haar zus het ouderlijk huis moet leegruimen, nadat de laatste bewoner, haar broer Barend, er dood werd aangetroffen naast een stapel porno. C. probeert “vat op Barends leven” te krijgen, maar beseft al in het begin dat dit geen eenvoudige opgave is: “Dat zal nog een hele toer worden. Vis maar eens uit hoe iemand zichzelf bij leven ervoer en waardoor hij werd aangestuurd.”

In een artikel van de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel, ‘What Is It Like to Be a Bat?’, leest C. “dat we nooit ofte nimmer zullen achterhalen hoe het voor een vleermuis voelt om vleermuis te zijn of hoe hij de wereld ervaart”. Dat is “een verrassende en zelfs schokkende constatering” voor C. “omdat hiermee de zin van empathie op losse schroeven wordt gezet, wat de meeste mensen ikzelf incluis nogal bedreigend vinden. Aan de andere kant: empathie is ook niet alleen maar zaligmakend. Het heeft de funeste neiging om uit de pan te rijzen en tot toestanden te leiden waar niemand wel bij vaart.”

Expliciet maar ook impliciet is de worsteling met toenadering en afstand nemen in de hele roman aanwezig, tot in Barends korte notities, die de zussen op het einde van het verhaal ontdekken. Een ervan luidt: “Een gadegeslagen tafereel is slechts raadselachtig zolang de waarnemer de nodige informatie mist om een ander te begrijpen.”

Moeilijke empathie

Harnas van Hansaplast is een typisch voorbeeld van “moeilijke empathie”, waarbij ervaringen en morele opvattingen van personage en lezer ver uit elkaar liggen. Makkelijke empathie gaat uit naar situaties die ons vertrouwd zijn of naar wie in de algemene opinie onze empathie het meest verdient: vluchtelingen, kinderen, slachtoffers, al wie negatieve ervaringen heeft meegemaakt, of we die nu delen of niet.

In het geval van moeilijke empathie kan een verhaal de lezer over morele grenzen heen proberen te trekken, in verhalen die “meedogenloos en overrompelend […] betoverend en afschuwwekkend” zijn, zoals de Librisjury het formuleerde in haar rapport over Mijn lieve gunsteling (2020) van Marieke Lukas Rijneveld.

Het doel is niet zozeer om de lezer de gevoelens te laten delen, maar om een zeker begrip op te wekken of inzicht te bieden in stuitende handelswijzen. Vaak komt er in het leesproces een dubbel perspectief naar voren, zodat de lezer de dader niet alleen meer als dader, maar ook als slachtoffer gaat zien.

Rijnevelds verhaal over de negenenveertigjarige veearts die het hele boek lang als enige aan het woord komt met zijn obsessionele verlangen naar een veertienjarig meisje, roept tegelijk weerzin maar ook een zeker begrip op, al zullen weinig lezers echt “empathiseren” met dit personage. “Weerstand en walging mogen er zijn, maar niet alléén. De veearts is geen banale personificatie van het kwaad. Hij is juist heel menselijk. Je leert zijn wanen en angsten kennen”, aldus de auteur.

Ook het personage Jonathan in Muidhond (2015) van Inge Schilperoord, een boek over dezelfde problematiek, is zo’n voorbeeld. In deze debuutroman (verfilmd door Patrice Toye) kruipt forensisch psycholoog Schilperoord onder de huid van een pedoseksueel. Door de tegenstrijdige gevoelens van Jonathan te laten zien, zorg én lust voor een jong meisje, woede én eenzaamheid, zet ze hem niet neer als een gevaarlijke misdadiger, maar weet ze ook sympathie voor hem te wekken.

Omwegen om te spreken

Als we nu toch aannemen dat het lezen van literaire fictie op de een of andere manier het begrip voor de ander bevordert, dan nog blijft het onduidelijk welke aspecten daarvoor verantwoordelijk zijn en hoe dat precies in zijn werk gaat. Soms lees je dat vooral ik-verhalen of beschrijvingen van innerlijke gedachten of een realistische stijl voor empathie zouden zorgen, maar net zo vaak wordt ook het omgekeerde beweerd.

Mijn lieve gunsteling illustreert in alle geval dat ik-verhalen niet automatisch empathie oproepen. Andere perspectieven kunnen dat evenzeer, en dat hoeven niet eens realistische te zijn, zoals Wij zijn licht van Gerda Blees aantoont. Deze roman vertelt de (waargebeurde) geschiedenis van een woongroep in Utrecht, die op “lichtvoeding” wou leven, wat een van de bewoners het leven kostte door ondervoeding.

‘Mijn lieve gunsteling’ illustreert dat ik-verhalen niet automatisch empathie oproepen

De roman maakt gebruik van steeds wisselende wij-perspectieven, niet alleen van personages, maar ook van voorwerpen: de geitenwollen sokken en de cello en zelfs abstracte begrippen, de twijfel en de sinaasappelgeur, komen aan het woord.

De trekker van die bizarre woongroep, Melodie, manipuleert haar huisgenoten én zichzelf door zich als bijzonder empathisch voor te stellen, een gedrag dat door middel van de verschillende perspectieven wordt geproblematiseerd. Zo wordt de schuldvraag niet eenduidig beantwoord en evenmin of Melodie zich bewust is van de manier waarop haar “empathie” de anderen gevangenhoudt.

Het onderzoek naar de empathische effecten van lezen staat nog in de kinderschoenen. De hypotheses waar onderzoekers van uitgaan, staan soms lijnrecht tegenover elkaar. Sommigen veronderstellen dat toegankelijke teksten in een realistische stijl het makkelijkst empathie opwekken. Anderen gaan uit van hypotheses die veel lezers contra-intuïtief in de oren zullen klinken. Zij menen dat elementen die het leestempo vertragen, zoals opvallende stilistische kenmerken en metaforen, bijdragen tot empathie. De lezer zou door deze “vertragingen” aangespoord worden om dieper in de tekst door te dringen en na te denken over complexe, gevoelens en gedachten van verteller of personages.

En zelfs wanneer een lezer zich slechts minimaal herkent in een personage zou die er toch empathisch op kunnen reageren. Literatuur functioneert immers door suggestiviteit, metaforen zijn “omwegen om te spreken waarover we niet kunnen spreken”, zoals Peter Verhelst in Voor het vergeten (2018) schreef.

Men mag het er oneens over zijn of literatuur nu al dan niet onze spontane emotionele reacties traint, in alle geval confronteert literatuur ons met moreel complexe situaties die aanzetten tot reflectie.

Lut-Missinne

Lut Missinne

hoogleraar moderne Nederlandse literatuur aan de Westfälische Wilhelms-Universität Münster

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002a860000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)