In ‘Gentlemen’ werpt Patricia Jozef een moedige vraag op: hoe geef je gehoor aan begeerte?
In haar tweede roman toont Patricia Jozef de complexe zoektocht van een vrouw naar haar seksuele vrijheid. Vindt zij een weg tussen fantasie en realiteit, tussen eigen verlangens en verantwoordelijkheid?
“Met mannelijke hoererij is niks verkeerd”, stelt Marieke, het hoofdpersonage in Gentlemen, na Glorie uit 2017 de tweede roman van filosofe Patricia Jozef (1975). Marieke mag dan wel doorsnee en onzichtbaar lijken (met een naam die suggestief naar de maagd Maria knipoogt), haar verhaal is dat allerminst. Marieke en Vik kennen elkaar al langer dan dat ze elkaar niet hebben gekend, ze vonden elkaar op de collegebanken en lieten elkaar daarna nooit meer los. Inmiddels zijn ze ouders van een tweeling en – naar Marieke beweert – nog altijd elkaars beste maatje, maar tussen de lakens blijft het stil.
Mariekes emotionele tekortkoming vormt de aftrap van Jozefs reflectie. Ze worstelt met eenzaamheid als gevolg van haar onaangeroerde lijf en gaat op zoek naar alternatieven om haar seksualiteit ten volle te kunnen beleven. In de hoop een totale persoonlijke crisis af te wenden, belandt ze op websites van gezelschapsheren – iets als mannelijke raamprostitutie blijkt onbestaande. Met een zakelijke transactie hoopt ze haar seksuele honger te kunnen stillen zonder daarmee ook haar gezinsgeluk met Vik te verspelen. Maar valt die grens wel zo scherp te trekken?
© Johan Jacobs
Het ware leven is elders, denkt Marieke. Ongeveer gelijklopend met de eerste afspraakjes met gentlemen verruilt Mariekes gezin de stad voor het platteland. Onbezonnen en halsoverkop, want de stad is Mariekes beste vriend, dat weet ook Vik, die meteen zijn twijfels uit: “Hier weg gaan zou destabiliseren […] jij bent een plantje dat gevoed wordt door stadsprikkels.” En toch kopen ze op haar voorstel een schuur met bouwvallig huis in Le Hameau de la Rêne, een fictief dorp in de Franse grensstreek en een verwijzing naar de boerderijfantasie van Marie-Antoinette in Versailles.
Vrijwel onmiddellijk blijkt dit een vlucht te zijn waar alleen Vik en zijn keramiekatelier wezenlijk van opbloeien. Marieke doorziet scherp hoe stadsbewoners hun vrijheidsidylle op het platteland planten, maar voor haar ligt de belofte van verlossing in haar ontmoetingen met gigolo’s. Jozef zet in op parallellen en opposities tussen de geliefden en kruidt ze met lichte ironie; de stadsmus met de levendige seksuele fantasie versus de geitenwollen sok die wild wordt van “zaden die openbarsten” in de lente. Het is spot die ook de tragiek van beide figuren belicht: “Ze zijn een keramieken gezin geworden. Weerbarstig en stroef.” Zorg en dwang raken met elkaar verknoopt. Al weet Jozef de ambivalentie van het moederschap mooi te vatten, ze schept ook scènes vol gezinsgeluk waarin humor en creativiteit vaak de basis vormen voor al het moois wat ze delen.
Door te schakelen tussen de personages en hun botsende taalregisters weet Jozef het ongemak treffend weer te geven
Marieke gooit dat alles niet zomaar overboord vanuit haar actieve vrijheidsstreven, ze voelt ook een zekere remming door haar verantwoordelijkheid als moeder en echtgenote. Omdat Marieke niet wil vreemdgaan, bewandelt ze het pad van de betaalde liefde, zij het aanvankelijk met weinig succes: “Elke poes die wordt gelikt, betaalt een stuk van de hypotheek. Waarom blijft dit een rare gedachte?” Door te schakelen tussen de personages en hun botsende taalregisters weet Jozef het ongemak in zulke situaties treffend weer te geven; tussen Marieke en de “gespierde Danny van de plompe taal” bestaat geen greintje connectie, maar uiteindelijk valt ze voor “de veilige haven” die Rocco haar biedt.
Tussen de chronologische vertelling vanuit Mariekes perspectief weeft Jozef bovendien een aantal elementen die thematisch verwant zijn aan Mariekes centrale zoektocht naar een volwaardige seksualiteit. Zoals de bij vrouwen altijd aanwezige angst voor geweld: “Wat als hij iets in haar drankje doet, wat als hij haar bont en blauw slaat?” Ook de ontluikende seksualiteit van Mariekes jonge dochters, die weldra geconfronteerd zullen worden met een verwarrende en complexe gevoelswereld, krijgt aandacht. Deze zijwegen dragen bij aan de ambiguïteit van Mariekes verlangen. Van mij had Jozef uitvoeriger en diepgaander op deze relevante kwesties mogen ingaan, vooral omdat ze zich nu soms, door de keuze voor psychologisch realisme, verliest in irrelevante details. Jozefs vertelling loopt gelijk op met de onrust en de handelingen van haar hoofdpersonage, er zijn geen rustpunten voor reflectie, gevoelens worden terloops geduid tijdens het gebeuren zelf. Dat voelt bij momenten als altijd maar rechtdoor schrijven, zonder omzien, tegelijk stuwt het de lezer ook moeiteloos voorwaarts.
Op vlak van toonzetting heeft Jozef oog voor evenwicht en afwisseling. Zo zijn Mamino en Papino, Mariekes schoonouders, geslaagde, (naar)geestige nevenfiguren. De twee lijken uit een advertentie van luxekledingmerk Scapa gestapt, halen het schuursponsje boven tegen het onfrisse mos op de bast van de kweeperenboom, schenken Marieke een geurkaars “voor een frisser geurtje in huis” en strooien venijnige opmerkingen in het rond. Ook bijzonder effectief is de parallel die Jozef trekt tussen Mariekes zinderende fantasiewereld en die van haar kinderen. Het typische spelletje “En jij was…”, waarbij kinderen elkaar spelenderwijs een bepaalde rol geven, krijgt een seksuele invulling. Die sterke verknoping van vorm en inhoud benadrukt Jozef door hoofdstukken te voorzien van titels als: ‘En ik deed latex aan en jij deed het in mijn kont’.
Aan het slot van de roman vraagt de lezer zich af of het hoofdpersonage wel aan zelfinzicht gewonnen heeft
Naarmate Mariekes avontuur vordert, groeien de parallellen tussen haar en haar dochters: bij beiden is het spel geworteld in verbeelding, en niet zonder gevaar. Wanneer de kinderen plots op expeditie willen gaan, waarschuwt Marieke hen niet te ver af te dwalen. Ze belanden uiteindelijk in een bushokje, amper een straat verderop, waar ze een middag lang hun fantasie beleven. Door de afstand die ze hen schenkt, kunnen ze zich voluit overgeven aan hun “ietwat zielige maar volstrekt veilige avontuur”.
Ook in Mariekes verhaal, bij wie de obsessie met haar gigolo groeit, raken fantasie en dagelijkse realiteit steeds inniger verbonden. De scheidingslijn tussen realiteit en doen alsof wordt almaar schimmiger, niet zelden vloeit het ene over in het andere. Marieke raakt stillaan geobsedeerd, haar blik lijkt op die van een verliefde terwijl ze zich ervan bewust is dat er geestelijk en intellectueel geen enkele match is tussen haar en Rocco. De fantasie doet alle werk, het is het beeld dat klopt: “Ze ziet zichzelf door zijn ogen. De vrouw in haar zwarte lingerie.”
Toch wringt er ook iets en voel je de situatie als lezer kantelen; naarmate de obsessie groter wordt en de grenzen van de vanilleseks worden verlegd, wordt Mariekes buitenechtelijke avontuur minder interessant voor de(ze) lezer. De lichamelijke connectie tussen Marieke en haar gentleman schuift meer naar de achtergrond naarmate het aantal hulpstukken groeit en de toenemende grensoverschrijding lijkt paradoxaal genoeg te resulteren in minder geile scènes en een grotere afstand; de scène in de club ademt leegte.
Als dit verhaal ons iets leert, is het vooral dat seksuele vrijheid iets is wat je samen tot stand brengt, niet iets wat je als individu kan claimen
Marieke beleeft haar crisis geheel alleen. Vanzelfsprekend is volledige transparantie tussen partners niet wenselijk. Hoe goed je relatie ook mag zijn, er blijven altijd dingen die je niet kan of wil delen. Maar de puf is uit het huwelijk van Marieke en Vik, er is geen ruimte voor gesprek, hoewel ook Vik zich niet gehoord, gezien, serieus genomen voelt. Misschien gaat Marieke het gesprek met hem niet aan omdat ze stilzwijgend respecteert dat seks voor iedereen een andere betekenis en een ander belang heeft, en dat beide fluctueren in de loop van een leven. Dat neemt echter niet weg dat Marieke zo gericht is op haar gebrek dat ze haar partner ook in die termen beziet. Ze neemt hem steeds de maat. Zelfs wanneer ze bij hem een toegenomen vitaliteit bespeurt, spreekt er een neerbuigende verbazing uit haar taxerende houding. Ze ziet de druk die Manimo en Papino hun zoon oplegden door in hem niet minder dan een uomo universale te projecteren, maar blijft blind voor haar aandeel in zijn kwetsuren. In plaats van te erkennen dat Vik óók met zaken worstelt en daar ruimte voor te scheppen, beschouwt ze hun relatie in termen van probleem en oplossing.
In se construeert Marieke een verhaal voor iedereen om haar heen: ze projecteert veronderstellingen op haar fantasie en die fantasie op haar beurt op haar omgeving, waardoor ze voorbijgaat aan de vervreemding en het zuurstoftekort in haar relatie, het gebrek aan een gedeelde wereld. Aan het slot van de roman vraagt de lezer zich af of dit personage wel aan zelfinzicht gewonnen heeft. Komen de rollen en relaties die in de loop van het verhaal ontwricht zijn uiteindelijk in een nieuw daglicht te staan? Wellicht zit Marieke daarvoor te zeer verstrikt in haar eigen fantoomwerkelijkheid.
De moedige vraag die Patricia Jozef opwerpt – hoe gehoor te geven aan de lokroep van seksuele begeerte – en die een duik in het diepe vereist, is essentiëler dan het halfslachtige antwoord dat Marieke voor zichzelf construeert. Als Mariekes verhaal ons iets leert, is het vooral dat seksuele vrijheid iets is wat je samen tot stand brengt, niet iets wat je als individu kan claimen. Het blijft altijd de vraag hoe je ruimte kan creëren voor je veelkleurige verlangen, op seksueel en op ander vlak. Met Gentlemen geeft Patricia Jozef alvast een prikkelende voorzet om hierover te blijven denken en spreken.
Patricia Jozef, Gentlemen, De Geus, Amsterdam, 2024, 392 p.