‘In den vreemde’ van Frida Vogels: schrijven over een leven als schrijver
Een schrijver die schrijft over een leven waarin ze voornamelijk schreef: de vijfennegentigjarige Frida Vogels lezen creëert een wonderlijk droste-effect. Met In den vreemde heeft ze de sluitsteen van haar oeuvre gepubliceerd. Ze schraapt net zo lang over de bodem van de ziel tot het ondraaglijk pijn doet, bij haar en de lezer.
Ze is in onze literatuur de schrijver die zich het minst van allemaal liet zien én van wie we de verste uithoeken van het hoofd en hart leerden kennen. Lange tijd wist zelfs bijna niemand dat Frida Vogels (1930) schreef. Veertig jaar lang werkte ze in stilte aan haar levenswerk, dat ze na lang aarzelen besloot te publiceren: De harde kern, twee delen proza (1992 en 1993) en een deel poëzie (1994).
Wie was deze vrouw die op haar tweeënzestigste zomaar uit het niets verscheen? Het lezerspubliek viel meteen bij haar debuut uiteen in twee groepen: degenen die gruwden van de sombere, autobiografische dikke turven vol zelfbeklag, navelstaarderij en zelfverachting; en degenen die haar meedogenloze eerlijkheid, harde oordelen en oog voor detail bewonderden. Vogels’ uitgesponnen, onverhulde zelfanalyse gaf bewonderaars het idee dat ze deelgenoot waren van haar geheimen en haar diepgaand mochten leren kennen.

© Thomas van Grafhorst
Ook na de vroege jaren 1990 hield Vogels haar verschijning schaars; dat vergrootte het mysterie. In de pers verschenen recensies van haar boeken zonder foto. In 1994 werd haar de Libris Literatuur Prijs toegekend voor De harde kern 2. Met zijn drieën. Haar uitgever nam de prijs in Amsterdam in ontvangst. Vogels bleef in Bologna, waar ze woonde met haar echtgenoot – en nu nog woont, alleen – en daar wenste ze beslist geen interviewers en fotografen aan de deur.
Het gaat om het werk, om niets dan het werk, luidde het adagium van de schuwe Vogels. Maar ín dat werk gaat het onafgebroken om de persoon van de schrijver, over haar overtuigingen, gedrag, relaties, inzichten en morele waarden. Die tegenstrijdigheid zat er van meet af aan in en geeft een prikkelende, vreemde spanning aan dit werk.
Het gaat om het werk, om niets dan het werk, luidde Vogels’ adagium. Maar ín dat werk gaat het onafgebroken om de persoon van de schrijver
In Vogels’ boeken volgen we de totstandkoming van haar werk, wat een wonderlijk droste-effect oplevert: een schrijver die schrijft over een leven waarin ze voornamelijk schreef. Dat geldt zowel voor haar romans – waarin de personages andere namen hebben – als voor het dagboek in elf delen dat tussen 2005 en 2014 verscheen en dat verslag doet van de periode 1954 (het jaar waarin ze in Italië ging wonen) tot 1978.
Vóór haar debuut bestond Frida Vogels al als personage, in de roman Bij nader inzien van J.J. Voskuil uit 1963, die bij de heruitgave in 1985 een groot succes werd. De roman gaat over een groep Amsterdamse studenten rond 1950. In het personage Henriette, een stug, contactgestoorde meisje, is Vogels te herkennen. De vrienden dwepen met hun literaire helden Ter Braak, Du Perron en Stendhal, schrijvers bij wie “persoonlijkheid tonen” en “een vent zijn” vooropstond. Ze verdommen het – hun lievelingswoord, net als mieters en honnêteté – te capituleren voor de burgermaatschappij, stellen vriendschap boven alles en eisen van elkaar voortdurend “rekenschap”. Die sfeer, die voorkeuren en principes, is Vogels net als Voskuil altijd trouw gebleven. Voskuil, overleden in 2008, komt ook voor in Vogels’ boeken. Met “Han” en zijn vrouw Lousje bespreekt Frida vaak haar problemen.
Onlangs, op haar vierennegentigste, besloot Vogels dat het klaar was, haar oeuvre. Met het eind 2024 verschenen In den vreemde. Kronieken publiceert ze de “sluitsteen voor haar oeuvre”, zoals dit boek wordt genoemd in de verantwoording. Voorop het omslag prijkt een vage foto van Vogels, op een van de flappen een heldere kleurenfoto. Anonimiteit is niet meer nodig. Oeuvre afgerond, deksel erop, strik erom – al klinkt dat misschien al te feestelijk voor zo’n bloedserieus werk.
In deze kronieken, oneerbiedig gezegd “restjes” (maar fraaie restjes), komen we veel bekenden uit eerdere boeken tegen, vrienden en familie, zoals haar man Ennio, haar broer Kees, haar ouders en stiefmoeder, haar vrienden en de familieleden van Ennio. Ook nu beschrijft Vogels ontmoetingen en gesprekken gedetailleerd, alsof we erbij zitten – soms ergerniswekkend langdradig, met veel herhaling en precisering. Daarna fileert ze deze scènes steevast met een vlijmscherp mesje. “Mathématiques du coeur” noemt ze het zelf.
Vogels neemt iedereen de maat, maar zichzelf het meest. In deze stukken is ze openhartiger en strenger dan ooit
Vogels neemt iedereen de maat, maar zichzelf het meest. In deze stukken is ze openhartiger en strenger dan ooit. Ze analyseert haar eigen gedrag en karakter tot op het bot. Ze acht haar leven, haar huwelijk, haar familieleven, goeddeels mislukt en de hoofdschuldige daaraan is zijzelf, hoezeer de anderen óók tekort zijn geschoten. Ze schraapt net zo lang over de bodem van de ziel tot het ondraaglijk pijn doet, bij haar en de lezer.
Het mooist, het scherpst geformuleerd en het meest pijnlijk uit In den vreemde zijn drie stukken, ‘Brief aan Ennio’, ‘Kees en ik’ en ‘Herbert’. Ze gaan over de belangrijkste mensen in haar leven: haar man, haar broer Kees en een Joodse jeugdvriend die tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijdlang zat ondergedoken in een huis waar ook Frida als puber inwoonde. Uit deze stukken blijkt hoe diep de wonden zijn die het gezinsleven heeft geslagen bij het kind dat zij was: een kind van een vader die ze verafgoodde, maar die het gezin verliet en daarna nauwelijks naar haar omkeek, en een altijd zieke moeder. Frida moest een steunpilaar voor haar moeder zijn en een beschermer van haar kleine broertje. Wat er toen is misgegaan zou alle relaties in haar leven bepalen. Kees zou degene blijven van wie ze “het meest hield van alle mensen”, maar de relatie met hem is broos en explosief. Ook de relatie met jeugdvriend Herbert is troebel. Zij zoekt hem als volwassen vrouw op, wil door hem gezien worden en is met een beetje vriendelijkheid al in de wolken.
In de brief aan haar man Ennio weegt ze af of ze bij hem moet weggaan of niet. Hun huwelijk is een gemankeerd huwelijk. Vanaf hun eerste zoen heeft Frida een afkeer van lichamelijke affectie, en ook daarna is zij niet tot seksueel contact in staat; een groot gemis voor Ennio. Dat hij uit frustratie vreemdgaat, kwetst haar wel, maar ze begrijpt het. “Wat een flutliefde is die van ons!”, zegt Ennio en ze geeft hem gelijk. Zij voelt zich schuldig, ook omdat ze hem “kinderen heeft geweigerd”. Ze blijven bij elkaar, tot Ennio’s dood in 2017. Beiden vonden geluk in dingen maken: Ennio bouwde klavecimbels, zij bouwde aan haar oeuvre. Aangrijpend is de ultrakorte sterfscène aan het slot van het boek: “‘Hij is dood’, zei ze. Ik stond op en deed zijn ogen dicht.”
Schrijven was voor haar een poging om haar vrienden en geliefden te bereiken, om te verwoorden wat ze in gesprekken niet kon zeggen
Uit deze drie stukken blijkt het sterkst dat schrijven voor Frida Vogels het enige alternatief was; een gewoon bestaan, met een gezin, een baan en een vrolijk sociaal leven, zat er niet in, dat ging niet. Schrijven was voor haar een poging om haar vrienden en geliefden te bereiken, om te verwoorden wat ze in gesprekken niet kon zeggen. Ze wilde door hen volledig gekend worden, met al haar tekortkomingen. Maar haar werk bereikte Ennio, Kees en Herbert nauwelijks, tot haar verdriet.

De enige zin van haar bestaan, benadrukt Vogels in dit “sluitstuk”, ligt in het verantwoording afleggen van haar nauwelijks geleefde leven, in haar boeken: “Dat ik woorden op papier schrijf is geen gekkenwerk.” Uiteindelijk is alle hoop gevestigd op haar lezers. “[De lezer] in zijn gunstige positie”, schrijft ze in haar proloog, “kent mij beter dan omgekeerd. Ik maak me illusies over hem, maar hij niet over mij. Dat is trouwens precies wat ik verlang.”
Frida Vogels is door veel lezers gekend en begrepen. Ze heeft zonder twijfel als buitenbeentje een waardevolle bijdrage aan de literatuur geleverd. Maar is dit boek wel een sluitstuk? Er zouden bij uitgeverij Van Oorschot nog vijf delen dagboek op de plank liggen, te publiceren na Vogels’ dood. Of is dat plan nu van de baan? We zullen zien.
Frida Vogels, In den vreemde. Kronieken, Van Oorschot, Amsterdam, 2024, 538 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.