In ‘De mierenkaravaan’ van Mariken Heitman is de tuin een toevluchtsoord
Wanneer Kiek ontdekt dat ze ernstig ziek is, rijst de vraag hoe ze haar tuin in leven kan houden. In Mariken Heitmans derde roman zoekt het hoofdpersonage, net als in haar eerdere werk, geborgenheid in de natuur.
Tuinbezitters kennen het gevoel wellicht: hoe het eeuwige ploeteren in de aarde je soms zo weinig lijkt op te leveren, en je op andere momenten het meest verrukkelijke gevoel van vervulling kan bezorgen. Beide emoties wisselen elkaar af in De mierenkaravaan, de derde roman van Mariken Heitman (1983). We volgen de veertigjarige Kiek, die van tuinieren haar werk heeft gemaakt. Ze bezit een stuk grond waarop ze dag in, dag uit bezig is te zaaien, verzorgen en oogsten. Daarbij wordt ze geholpen door stagiair Vicky, vriend Bram en enkele anderen die zo nu en dan komen aanwaaien, maar geen van hen heeft dezelfde voeling met de grond als Kiek: feilloos voelt zij aan wat de bloemkolen, uien en preien van haar nodig hebben.
© Melanie Marsman
Dat het lot van de tuin zo in haar handen rust, blijkt onhandig wanneer bij Kiek multiple sclerose wordt geconstateerd: een voortschrijdende zenuwziekte die het werk tussen de planten op een gegeven moment onmogelijk zal maken. Die vervelende werkelijkheid negeert Kiek zo lang mogelijk: ze heeft al genoeg aan haar hoofd, met een haas die zich eens in de zoveel tijd tegoed doet aan de oogst en haar vriendin die haar verlaat. In die zin doet Heitmans nieuwste roman wat denken aan In het oog van Marijke Schermer, waarin een vrouwelijk hoofdpersonage na een vertrekkende partner én een tegenvaller op werkvlak een andere weg inslaat.
Langzaam maar zeker komt Kiek tot de conclusie dat ze moet stoppen haar kop in het zand te steken: de tuin moet worden overgedragen, de haas van het land geweerd. Heitman geeft die transformatie subtiel weer – iets te subtiel, wellicht: lange tijd blijft Kiek tegenover haar tuingenoten verzwijgen dat er iets aan de hand is, doet ze de pijn af als een lichte kwaal zoals die haar wel vaker treft. Ze moet zich vooral niet aanstellen, dan gaat het wel weer over, laat Heitman zien in haar kenmerkende, meanderende zinnen, die ruimte bieden aan filosofische bespiegelingen.
Het probleem van deze ziekte is dat die niet overgaat: het wordt juist alleen maar erger. Voor Kiek is het een goede stok achter de deur om zichzelf dan toch eens onder de loep te nemen. Waarom verstopt ze haar gevoelens altijd zo? Waarom komt ze niet uit voor wat ze echt wil? Haar partner Wende werd er gek van: waarom at Kiek de kapjes van het brood als ze die eigenlijk niet lekker vond? Waarom sloop ze altijd door het huis alsof ze niet te horen mocht zijn?
Zo leert Kiek, gestimuleerd door omgeving en ziekte, haar gevoelens steeds beter te uiten, treft ze meer en meer maatregelen voor een eventuele overdracht. Daarbij helpt het dat haar tuinhelpers steeds meer op eigen benen kunnen staan: ze laten de juiste ruimte tussen de planten, weten wat ze aan moeten met ongedierte, hanteren de gereedschappen op de goede manier. Langzaam groeit het vertrouwen dat de tuin het ook zonder haar overleeft.
Mariken Heitman geeft in haar derde roman prachtige beschrijvingen van een tuin, waaruit veel kennis van de natuur spreekt
Net als in haar vorige romans kiest Heitman in De mierenkaravaan voor een omgeving die haar als bioloog bekend is. Heitmans debuut De wateraap (2019) verhaalt over een biologiestudente die gefascineerd raakt door een wezen dat de link zou moeten vormen tussen aap en mens, en tegelijkertijd zoekt ze het antwoord op haar eigen vraag of je je als mens ook tussen twee categorieën in kunt bewegen: man en vrouw. In Wormmaan (2021), bekroond met de Libris Literatuur Prijs, volgen we een gewassenexpert in haar queeste naar de meest oorspronkelijke vorm van de erwt, worstelend met de kwestie of er ook zoiets bestaat als de oervorm van de menselijke identiteit.
In beide romans volgen we, kortom, een eenling die zich niet thuis voelt in de wereld waarin zij zich moet bewegen, en die houvast vindt in de analogie met Moeder Natuur. Datzelfde kan op een concreet niveau gezegd worden over De mierenkaravaan: de tuin is de wereld waarin Kiek zich terugtrekt om zich minder met de verwachtingen van anderen te hoeven bezighouden.
Toch lijkt die analogie nu minder goed te werken dan in Heitmans eerdere verhalen: Kiek stelt op een gegeven moment zelf al vast dat ze nog nooit een plant aan een auto-immuunziekte heeft zien lijden. Bovendien voelt Kiek, in tegenstelling tot de wetenschappelijke protagonisten in Heitmans eerdere romans, weinig behoefte om haar eigen situatie te onderzoeken: ze steekt liever haar kop in het zand. De grilligheid van de tuin kan worden vergeleken met de ups en downs van een mensenleven, en daar blijft het bij.
De mierenkaravaan leunt vooral op de prachtige beschrijvingen van de tuin, waaruit veel kennis van de natuur spreekt: “Die zwarte schimmen in de verte zijn de bessenstruiken, ertussen hangt grijs. Omdat het najaar is zitten planten en bomen nog vol in het blad, de volgezogen stelen buigen.” Het is de plek waar het grootste deel van het verhaal zich afspeelt: deze keer geen tocht naar Wenen, zoals in haar debuut, of een parallelle verhaallijn over de eerste boeren, zoals in Wormmaan, maar enkel de geborgenheid van het groen.
Waar Heitman in haar vorige romans de worsteling met de eigen genderidentiteit als het belangrijkste vraagstuk voor haar personages koos, is dat nu een ziekte die de schrijver minder goed in de vingers lijkt te hebben. Kieks achteruitgang gaat voor de lezer niet leven – misschien omdat het personage die signalen zelf ook het liefst negeert. De vloeiende subtiliteit van de beschrijvingen van de tuin contrasteren bovendien ongemakkelijk met het expliciete karakter van de passages waarin Kiek zich uitlaat over haar ziekte: “Zij heeft een chronische aandoening”, zegt ze zo nu en dan recht voor z’n raap, alsof de gevolgen nog tot haar moeten doordringen.
En dan zijn er ook nog de wat prekerige alinea’s over het gebrek aan een sociaal vangnet voor zelfstandige ondernemers – een conclusie die Kiek met het voortschrijdende haperen van haar lichaam nogal laat invalt – en de tuin als producent van duur elitevoedsel, alleen toegankelijk voor mensen die ervoor kunnen betalen. Heitman is op haar best als ze niet te hard probeert een maatschappelijke draai aan haar verhaal te geven – dat hebben haar bewust kleingehouden verhalen en prachtige taal geenszins nodig.
Mariken Heitman, De mierenkaravaan, Atlas Contact, Amsterdam, 2024, 176 p.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.