Schrijver en theatermaker Rebekka de Wit schreef in se een heel politiek werk, zonder die pretentie te hebben. Automatisch overdenk je als lezer ook je eigen leven.
“Ik zeg tegen de restaurateur dat ik wel uitkijk naar het stijgen van de zeespiegel. Omdat we dan misschien ooit nog verenigd zullen worden – zoals Venetië nu.” Zo luiden de slotregels van Rebekka de Wits citybook uit 2012. Die wens tot verbondenheid vormt ook het vertrekpunt van Afhankelijkheidsverklaring, haar recente bundel anekdotes, beschouwingen en essays. Rebekka de Wit (1985), schrijver en theatermaker, viel met haar podiumwerk al meermaals in de prijzen, maar toont zich ook op papier een krachtige stem. Al is “krachtig” gezien haar insteek een ambivalent begrip; de kracht van De Wit ligt juist in een bewust cultiveren van kwetsbaarheid.
Afhankelijkheidsverklaring trapt, na een korte proloog, af met een reeks prachtige anekdotes over het kleine leven van kleine mensen, situaties zo vanzelfsprekend, alledaags en toch zo beeldend en veelzeggend. Door in te zoomen op de zowel pijnlijke als grappige details van het gebeuren tijdens een jaarlijkse barbecue brengt ze haar eigen positie in kaart. In de interactie met een voormalige beste (enige) vriendin (“Ik bedoel, die hangmat laten hangen, wat wil je daar nou mee bereiken?”) en een onhebbelijke buurman die haar naar aanleiding van een verzekeringsincident zegt dat ze het spelletje gewoon wat beter had moeten meespelen (“Je weet toch dat het zo werkt?”), verzeilt ze telkens in de rol van de naïeveling die niet weet hoe de wereld werkt.