In deze zomerreeks reizen we langs de kustlijn van Nederland. Een land dat groot geworden is dankzij de zee, en een land dat heeft moeten vechten tegen die zee. Vandaag: kusten die geen kusten meer zijn, omdat de zee waaraan ze lagen verdwenen is. Eeuwenlang lag de Zuiderzee in het hart van Nederland. Wás ze misschien wel het hart van Nederland, omdat van hieruit handelsschepen van de grote Hollandse steden hun weg vonden naar de wereldzeeën. Ze vormde ook een handige verbinding over water tussen verschillende delen van het land. Nu is de Zuiderzee er niet meer. Dat kwam zo.
We zijn net een grens overgestoken zonder dat ik het merkte. Het landschap ziet er nog exact zo uit als daarnet: mooi groen boerenland met uitgestrekte velden en weiden, afgewisseld met hier en daar rijen populieren of knotwilgen, verspreid wat boerderijen, en lange kaarsrechte sloten waarvan het water bijna even hoog staat als het omringende land.
Ik ben onderweg met mijn vriend Arno vanuit zijn thuisstad Groningen naar Amsterdam. We zijn zojuist de Noordoostpolder binnengereden, een gebied dat honderd jaar geleden nog zee was: de Zuiderzee. Arno wijst me op minuscule verhogingen in het landschap, ik zie ze eerlijk gezegd nauwelijks: de dijken die de zee binnen haar grenzen moesten houden, en het achterliggende land droog. Nu liggen ze midden op het land.
Onder andere die dijken waren het probleem met de Zuiderzee, een uitgestrekte binnenzee die vanuit de Noordzee in het noorden diep het land in drong. Af en toe ging het water woest te keer, braken de dijken, overstroomden grote gebieden en verdronken er mensen. Telkens weer. Al eeuwenlang werden er daarom plannen gemaakt om de hele zee in het noorden af te sluiten met een dijk, ze leeg te pompen en er landbouwgrond van te maken. Plannen die veelal weggewuifd werden als megalomaan en zelfs waanzinnig.
Een heel groot deel van Nederland leeft maar net boven de waterspiegel, en dat moet soms toch een oncomfortabele gedachte zijn
Tot het in 1916 menens werd. De grote overstroming door een stormvloed dat jaar was er een te veel. Bovendien woedde de Eerste Wereldoorlog, en hoewel Nederland niet tot de strijdende partijen behoorde, had het wel problemen met zijn voedselbevoorrading.
Er moest dus meer landbouwgrond komen om zelf meer voedsel te produceren. De Afsluitdijk werd gebouwd en was klaar in 1932, het ogenblik waarop de Zuiderzee werd gedegradeerd tot IJsselmeer. De Noordoostpolder waar we nu door rijden, was het eerste gebied in het nieuwe meer dat werd drooggepompt. En de politiek om meer voedsel te produceren is veel succesvoller gebleken dan ze toen wellicht ooit hadden kunnen denken: Nederland is intussen maar liefst de tweede grootste voedselexporteur ter wereld, na de Verenigde Staten. Bepaald indrukwekkend voor een land dat zo klein en dichtbevolkt is. Al zijn de bijbehorende milieuproblemen ook niet min, weten we intussen.
Eiland op het droge
We verlaten de weg en rijden een klein parkeerterrein op. Wat verder zie ik op een heuvel van enkele meters hoog een oud kerkje met wat mooi gerestaureerde huizen errond. Schokland, heet deze plek, en ooit was het een eiland in de Zuiderzee, lees ik tot mijn verbazing op het infobord.
© VisitFlevoland via Nederland Waterland
Als dit heuveltje een eiland was, dan kan het echt nauwelijks boven de waterlijn hebben uitgestoken. En hoe idyllisch het er wellicht ooit heeft uitgezien, het moet bepaald griezelig geweest zijn als een aanzwellende storm de golven van de omliggende zee begon op te zwepen. Een heel groot deel van Nederland leeft maar net boven de waterspiegel, heb ik de indruk, en dat moet soms toch een oncomfortabele gedachte zijn.
Van het voormalige eiland kijk ik uit over vruchtbare landbouwgronden zover het oog reikt. Ik probeer me in te beelden hoe het hier ooit geweest moet zijn: langzaam vult de omgeving zich opnieuw met water tot de golven van de Zuiderzee weer tegen de kademuur aan klotsen en ik in de verte zeilen zie opbollen.
Deze zee is ontzettend belangrijk geweest voor dit land. Lange tijd, tot de bouw van het Noordzeekanaal in 1876, was ze voor een stad als Amsterdam bijvoorbeeld de belangrijkste toegang tot de wereldzeeën. Van hieruit zeilden de trotse schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) naar verre horizonten, om maanden of zelfs jaren later beladen met rijkdommen terug te keren.
© Szilas / Collectie Teylers Museum
Evengoed voeren hier kleinere schepen af en aan, die ladingen als landbouwproducten, turf of kostbaarheden uit de havensteden vervoerden tussen de verschillende regio’s van Nederland, in tijden dat transport over het land nog moeizaam, traag en gevaarlijk was.
Het moet een vreemd gezicht geweest voor mensen op eilanden als Schokland toen op een dag het water, dat zowel levensbedreigend als levensvoorzienend was (de meeste eilandbewoners waren vissers), begon te zakken. Tot er uiteindelijk geen zee meer was, maar enkel een immense, eindeloze moddervlakte. Op oude foto’s kun je nog zien hoe mensen zich aanvankelijk via opgehoogde dijkjes of houten paden een weg baanden over de brij. Enkel de letterlijk honderden scheepswrakken die uit de bodem staken, herinnerden nog aan de zee die hier ooit was, en hoe ongenadig ze kon toeslaan.
Ordelijk en planmatig
Van die surrealistische aanblik van toen is nu, vele decennia later, niets meer te zien. Wie denkt dat zo’n drooggelegde zeebodem een saai landschap oplevert, vergist zich. We rijden van de Noordoostpolder de aangrenzende Flevopolder binnen, samen vormen die de provincie Flevoland. Alles oogt hier rijkelijk groen, dit is vruchtbaar land.
Alleen de kaarsrechte wegen in dambordpatroon verraden nog dat dit gebied recentelijk uit de zee is opgerezen. En de boerderijen die her en der verspreid liggen onder hoge bomen, lijken vaak gebouwd naar eenzelfde model. Het nieuw gewonnen land werd hier ordelijk, rationeel en planmatig ingericht.
Ook de mensen die het mochten gaan bewonen werden zorgvuldig uitgekozen. Op oude filmpjes is te zien hoe staatsambtenaren modelgezinnen selecteerden: tot in de slaapkamerkasten toe werd gecontroleerd of de kandidaat-bewoners wel ordelijk en netjes genoeg waren om uitverkoren te worden.
En eenmaal aangekomen in hun nieuwe omgeving, hield de staat nog een stevige vinger in de pap: tot en met het verenigingsleven werd van hogerhand gestimuleerd. Dit moest immers zo snel mogelijk een bloeiende gemeenschap worden. Al kan ik me voorstellen dat de eerste jaren in dat nieuwe, kale en winderige land, dat bovendien gemiddeld 5 meter onder zeeniveau ligt, bijzonder pittig en uitdagend waren.
© NASA
In totaal drie polders zijn er hier tot stand gekomen: naast de Noordoostpolder en de Flevopolder is er ook nog de Wieringermeer, die nog op de oude Zuiderzee gewonnen is, voor die IJsselmeer werd. En ook hier verdween er een eiland (al ligt het nog wel aan het water): Wieringen werd via twee dijken met het vasteland verbonden en het tussenliggende land werd drooggepompt. Wie over de Afsluitdijk rijdt – moet je zeker eens doen, het is een bijzondere ervaring om 30 kilometer lang over het water te rijden – vertrekt of komt weer aan land via het oude eiland Wieringen.
Terug naar de natuur
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ook nog het Markermeer ingepolderd zou worden. Dat is pas in 1976 tot stand gekomen door een deel van het IJsselmeer af te sluiten met een dijk tussen Flevoland en Noord-Holland. Maar de plaatselijke bevolking had het intussen wel zo’n beetje gehad, met al dat inpolderen.
Niet alleen zou er zo weer een grote oppervlakte open water uit het oude hart van Nederland verdwijnen, en zouden oude Hollandse stadjes met klinkende namen die nu nog aan het water liggen, zoals Volendam, Hoorn of Monnickendam, plots helemaal omgeven zijn door land. Maar ook ecologisch waren er heel wat bezwaren: het meer is onder andere een belangrijke pleisterplaats voor vogels, en door het droog te leggen zouden er bovendien ernstige grondwaterproblemen kunnen ontstaan in de aangrenzende gebieden.
Het water blijft dus, ook al omdat Nederland met zijn enorme landbouwproductie en doordachte stedenbouwkundige planning niet echt meer nood heeft aan nieuwe gebieden. In die mate zelfs dat sommige delen die al ingepolderd zijn, teruggegeven worden aan de natuur. Zoals de Oostvaardersplassen, een gebied met een prachtige naam waarover de al even prachtige documentaire De nieuwe wildernis werd gemaakt.
Oorspronkelijk was dit stuk polder tussen Lelystad en Almere bestemd voor industrie en kassenteelt, maar van beide hadden de Nederlanders al meer dan genoeg. En dus werd het overgelaten aan de natuur (een handje geholpen door de mens), en ontstond er in nauwelijks een halve eeuw tijd een uniek en wild natuurgebied.
Heimwee naar de zee
Bijzonder is dat op de plaats van de Oostvaardersplassen ooit het Oostvaardersdiep lag, waar eeuwen geleden de VOC-schepen voor anker gingen omdat ze vanwege hun grootte en diepgang maar moeilijk de haven van Amsterdam konden binnenvaren.
En zo zijn we weer in de oude Zuiderzee beland. Een zee die ook gemist wordt, zo bleek vorige zomer nog uit het succes van het muizektheaterstuk Het verdriet van de Zuiderzee. Aan de oevers van het water evoceerden acteurs en muzikanten het bestaan aan de verdwenen kusten. Vissers die hun broodwinning en manier van leven zagen verdwijnen. Kustbewoners met de blik op oneindig die plots ingesloten waren door land. Zeevissen die in de val zaten en stierven in het steeds zoeter wordende water.
Nederland won niet alleen landbouwgrond en veiligheid toen de dijk uiteindelijk gesloten werd, het verloor ook wat. Een zee werd een meer. En dat is niet hetzelfde.