Hoe deBuren uitgroeide tot Vlaams-Nederlands huis voor literair talent en debat
In binnen- en buitenland beschouwen mensen deBuren als synoniem voor literair talent en debat. Dat is niet altijd zo geweest. Nu het huis zijn twintigste verjaardag viert, duiken we in de geschiedenis. Wat was de missie voor het Vlaams-Nederlandse project in Brussel eigenlijk en is de organisatie erin geslaagd om die uit te voeren?
Een vijfkoppig orkest komt op een langgerekte tandemfiets aan bij deBuren. ‘Pom pom pom’ blaast één van de muzikanten door zijn tuba, terwijl een ander de ronde kaas tevoorschijn haalt. Die heeft het kwintet opgehaald bij de Nederlandse ambassade. Het is typisch deBuren: een orkest uit Eindhoven heel Brussel laten doorkruisen om een kaas op te halen bij de Nederlandse ambassade.
De kaas belandt bij deBuren aan de Leopoldstraat. Daar zijn vaste gasten, culturele partners en hoogwaardigheidsbekleders samengekomen. Het feestjaar werd op 24 juni al aangekondigd. Het grote jubileumfestival vindt plaats op 7, 8 en 9 november. Voor de zomer werd ook al het thema daarvan onthuld: ‘We zullen doorgaan’, een knipoog naar het bekende lied van de Nederlandse zanger Ramses Shaffy.
Screeshot uit videofilm van Stanislav Dobak
Een poort naar de Nederlandse cultuur in Brussel
Twintig jaar geleden opende deBuren haar deuren, en tekenden Vlaanderen en Nederland een samenwerkingsakkoord. Maar eigenlijk ontstond het idee voor een Vlaams-Nederlands huis al veel eerder. De oprichter van Ons Erfdeel, Jozef Deleu, net als de leden en sympathisanten van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen (CVN), die de Nederlandse en Vlaamse regeringen adviseerden over samenwerking, zagen een Vlaams-Nederlands huis als ‘logisch vervolg’ op het cultureel verdrag dat in 1995 werd gesloten.
Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux gaf uitdrukking aan die wens. Hij maakte met staatssecretaris voor Cultuur Rick van der Ploeg eind jaren 1990 plannen om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen te versterken.
Anciaux was in Nederland op bezoek geweest bij de Brakke Grond, dat volle zalen trok in Amsterdam met Vlaamse makers in theater, dans, muziek en beeldende kunst. De Vlaamse politicus droomde ervan ook zo’n theater- en cultuurcentrum in Brussel op te zetten en daar Nederlandse artiesten uit verschillende disciplines naartoe te halen. Het nieuwe cultuurhuis zou fungeren als toegangspoort tot de Nederlandse cultuur in Brussel. Dit paste perfect binnen zijn levensdoel: van Brussel een bruisende stad maken waar het Nederlands een plaats heeft.
De jaren daarop werden de mogelijkheden onderzocht. Het werd duidelijk dat het huis er zonder de gezamenlijke steun van Vlaanderen en Nederland niet zou komen. Uiteindelijk kwam de financiering rond: Nederland zou twee derde voor zijn rekening nemen en Vlaanderen zou één derde betalen en stelde ook een pand beschikbaar in de Leopoldstraat, dat gerenoveerd zou worden en een nieuwe uitbouw zou krijgen. Het huis paste bovendien perfect binnen het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Raad, in 2004.
Zoals Anciaux het ziet, werkten de Stad Brussel en het Brussels Gewest het nieuwbouwproject voor deBuren tegen, uit vrees voor ‘vervlaamsing’ van het centrum
Vlaanderen zou de nieuwbouw mogelijk maken. Daarvoor was geld voorzien, en ook een architectenbureau had al tekeningen gemaakt. Er zou een auditorium komen, evenals een Grand Café dat ‘Kaas’ zou heten. Bovendien voorzag het ontwerp ook appartementen voor ‘artists in residence’.
De nieuwbouw kwam er niet. De Stad Brussel maakte bezwaar tegen het gebrek aan woonruimtes in het ontwerp. Vlaanderen had hier met het gemeentebestuur over kunnen onderhandelen, maar dat is nooit gebeurd. Zoals Anciaux het ziet, werkten de Stad Brussel en het Brussels Gewest het project tegen, uit vrees voor ‘vervlaamsing’ van het centrum, waar toen ook al Muntpunt en het Vlaams-Nederlands huis Darna waren. Ook raakte in 2011 bekend dat het huis tien procent subsidie moest inleveren. Toenmalig directeur Dorian Van der Brempt vroeg om de nieuwbouw achterwege te laten in ruil voor behoud van subsidie. Bevoegd minister Joke Schauvliege (CD&V) was opgelucht toen deBuren voorstelde om de nieuwbouwplannen te laten varen en in plaats alleen het bestaande pand te renoveren.
Vlaams-Nederlandse uitwisseling
Is de missie van deBuren daarmee mislukt? Niet noodzakelijk. De opdracht van het huis was om een ‘platform voor het debat over Europa’ te worden. Het memorandum uit 2004 noemt het een huis waar wetenschappers, journalisten, kunstenaars, beleidsmakers en politici elkaar konden ontmoeten. Ook literatuur, lezingen en debatten maken deel uit van deze missie, net als documentatie. Elke directeur, na de korte opstart door de Nederlandse directeur Greetje van den Berg, gaf hieraan een andere invulling: Dorian Van der Brempt, Wim Vanseveren en Willem Bongers-Dek.
“Wij wilden vooral samenwerken met Nederland”, zegt Van der Brempt, die tussen 2005 en 2015 zijn stempel op het huis drukte. Eerder was hij directeur van de koepelorganisatie Boek.be en had hij op het kabinet van Anciaux de oprichting van deBuren mee voorbereid. In tegenstelling tot de Brakke Grond, dat Vlaamse cultuur in Amsterdam presenteert, hoefde deBuren niet alleen Nederlandse cultuur naar Brussel te brengen. Op welke manier Nederland en Vlaanderen dan samen zouden werken in Brussel, lag op dat moment nog niet vast: “Ik had het geluk dat niemand precies wist wat het huis moest zijn.”
Dat gaf Van der Brempt de artistieke vrijheid om zelf vernieuwende projecten uit te werken. In die eerste periode ontstonden verschillende projecten die vandaag nog belangrijk zijn voor het huis. Denk aan de Radioboeken – “een soort podcasts avant la lettre” – en Citybooks, waarvoor bekende of minder bekende schrijvers gevraagd werden om een audioverhaal over een stad in te spreken. Van der Brempt noemde die audioverhalen – die toen nog helemaal niet zo gangbaar waren als vandaag – “‘een filetroost’”.
Van der Brempt beperkte zich niet tot Vlaamse en Nederlandse cultuur, maar zocht actief naar partners in België en daarbuiten. Zo werkte het huis samen met verschillende ambassades, zoals die van Georgië. Ook stuurde Van der Brempt een fotograaf naar Iran om de verkiezingen vast te leggen. Schrijfster Judith van der Wel mocht in opdracht van deBuren een jaar lang meereizen op wereldtournee met het Concertgebouworkest en schreef na afloop haar debuut Stemmen: het geheim van het Koninklijk Concertgebouworkest.
Dorian Van der Brempt: 'Jos Aelvoet zei me dat de kamers van de studentenresidentie in Parijs in de zomer leegstonden. "Allez, kom aan!" zei ik. We mochten vanaf toen twintig kamers gebruiken, gedurende twee weken in de zomer'
Ook zonder de nieuwbouw met kunstenaarsresidenties ontpopt het huis zich als een plek voor talentontwikkeling. Onder Van der Brempt gaat de eerste lichting schrijvers naar Parijs. Hij herinnert zich nog goed hoe hij de kamers in de Parijse studentenresidentie Stichting Biermans-Lapôtre in het vizier kreeg. Door het jaar heen verblijven er een tweehonderdtal Belgische en Luxemburgse studenten en promovendi in het pand dat door die landen beheerd wordt. Van der Brempt rook een kans in de vakantieperiodes. “Ik was bevriend met de directeur, Jos Aelvoet”, zegt hij. “Hij zei me dat de kamers in de zomer leegstonden. ‘Allez, kom aan!’ zei ik. We mochten vanaf toen twintig kamers gebruiken, gedurende twee weken in de zomer.”
Steeds meer richting literatuur en debat
Toen cultuurconsultant en oud-VRT-directeur Wim Vanseveren in 2015 het stokje overnam, wilde hij deBuren – dat onder Van der Brempt een multidisciplinaire invulling had gehad, waar je ook wel eens naar een dansvoorstelling of expositie kon bekijken – scherper positioneren. Dit betekende dat sommige onderdelen uit de werking moesten verdwijnen, maar welke precies? Vanseveren sprak bij zijn start met alle betrokkenen en kreeg een duidelijke boodschap te horen: behoud talentontwikkeling. “Zelf vond ik dat ook heel belangrijk”, zegt Vanseveren. “Tot op de dag van vandaag ken ik weinig organisaties die dat zo goed doen als deBuren.”
Daarnaast bleek de positie van debat ook essentieel. Vanseveren vond het een belangrijke toevoeging aan het culturele aanbod in de Belgische hoofdstad. “In Vlaanderen verlopen debatten vaak gemoedelijk”, merkt hij op. “Jij denkt zus, ik denk zo en op het einde drinken we samen een pintje”. Vanseveren wilde dat deBuren een plek zou zijn voor écht debat, waar verschillende standpunten mogen botsen.
Wim Vanseveren: 'In Vlaanderen verlopen debatten vaak gemoedelijk. Jij denkt zus, ik denk zo en op het einde drinken we samen een pintje'
Dat meningen kunnen botsen, bleek toen het huis zich in het publieke debat begon te mengen. In november 2016 publiceerde deBuren het zogenaamde ‘Pietenpact’. Dat was een leidraad van nog geen zes alinea’s lang, die opriep om de Sinterklaas-traditie verder te zetten als zonder raciale stereotyperingen. Het document kreeg steun van heel wat organisaties, maar kon ook rekenen op een stortvloed aan haatmails, soms zelfs gestuurd door geautomatiseerde bots.
“We hadden de draagkracht van de organisatie onderschat”, geeft Vanseveren toe. “Onze communicatie kon de omvang van de reacties niet aan, maar het leverde ons wel nieuwe inzichten op.” Vanseveren ging zelf persoonlijk in gesprek met tegenstanders, waaronder leden van het Vlaams Belang. Ook binnen de raad van bestuur van deBuren werd een diepgaand debat gevoerd over de grens tussen debat en activisme. De uitkomst? DeBuren moest in de eerste plaats een plek voor het debat blijven, “het is de vraag of je activisme als organisatie wil inzetten.”
Talentontwikkeling en debat vinden elkaar
Willem-Bongers Dek, die vijftien jaar bij deBuren werkt en directeur werd in 2019, wilde de talentwerking én de focus op debat verder uitbouwen. “Ik heb zelf bijgedragen aan het idee om cultuur te definiëren als ‘talige cultuur’”, zegt hij. “Ik stond volledig achter de focus van mijn voorganger. Maar ik vond dat we ons in onze talentontwikkelingstraject daar té eenzijdig op concentreerden, terwijl debat ook behoort tot onze missies.”
© Xander Stroo
De vraag naar residenties is altijd groot geweest, en Bongers-Dek wilde daarom het aanbod verder uitbreiden. Hij bedacht een talentontwikkelingsprogramma – vergelijkbaar met de schrijfresidentie, maar dan specifiek gericht op talentvolle opiniemakers: Nieuw Geluid. In het traject, dat in 2024 aan zijn derde editie begint, leren deelnemers in groep opiniestukken schrijven en publiek spreken, maar ook debatteren en technieken voor presenteren op televisie en radio.
“Het was schrijver Chris Keulemans die zei: van de deBuren krijg je nooit een vrijblijvende vraag. Je moet je altijd inspannen. Maar hij zag dat als iets positiefs. Je kan dat evolutionair biologisch trouwens ook hard maken. De dingen waarvoor je je moet inspannen, die renderen. Leren lezen is zo’n voorbeeld. Dus hoe meer je je moet inspannen voor teksten, hoe beter je als lezer wordt. Dat geldt niet alleen voor topsport, maar ook voor literatuur en debat.”
Ook de residenten gaan aan de slag met een opdracht, zodat ze de kans krijgen om op het podium te staan met iets wat ze gemaakt hebben. “Daarnaast bieden we ondersteuning voor hun eigen artistieke ideeën en projecten, zonder dat we precies vastleggen wat dat moet zijn. We moedigen experimenten aan.”
Bovendien wilde Bongers-Dek meer deelnemers van de Parijse schrijfresidentie en Nieuw Geluid op het podium zien. Vanaf 2022 kwamen er daarom quota: jaarlijks vierentwintig makers voor de schrijversresidentie en twaalf jonge opiniemakers via Nieuw Geluid op het programma van deBuren. “In het begin werd er intern wel wat gemord, maar ik zei: over een paar jaar willen jullie niet anders meer. En nu zien we de enorme meerwaarde van deze talenten in onze programmering.”
De droom van Bert Anciaux
Terug naar Bert Anciaux. Hoe kijkt hij, als aanjager van het project, terug op de ontwikkeling die het huis de afgelopen twintig jaar heeft doorgemaakt? De oud-minister betreurt dat de nieuwbouw er nooit kwam. Ook spijt het hem dat de brede multidisciplinaire aanpak van de kunsten niet is doorgezet. “Het was de bedoeling om een plek te creëren voor debat tussen verschillende culturen. Talentontwikkeling zou daarbij de kern zijn. Helaas zijn niet alle kunstvormen meegenomen”, zegt hij.
Bert Anciaux: 'De ontmoeting tussen culturen had sterk kunnen zijn, maar daarvoor waren geld en ruimte nodig. De plannen en het geld waren er, maar het is verprutst'
Dat neemt hij deBuren dan niet kwalijk, maar wel de politiek. “Die ontmoeting tussen culturen had sterk kunnen zijn, maar daarvoor waren geld en ruimte nodig. De plannen en het geld waren er, maar het is verprutst. Na mijn periode als minister in 2009 werd openlijk gezegd: het is tijd om cultuur aan banden te leggen. Cultuur werd te luxueus ondersteund, vond men toen. Het was tijd om het terug te draaien.”
Sommigen vragen zich af of het huis zichzelf vandaag duidelijk genoeg heeft gepositioneerd. Met het memorandum uit 2004 voor ogen, kun je je afvragen: werd deBuren wel een platform voor Europees debat? Toch duikt Europa regelmatig impliciet of expliciet op in de programma’s. Denk aan de Green Deal of recenter een debat over een Europees leger met sprekers uit Vlaanderen en Nederland. Bovendien is deBuren mede-oprichter van talentontwikkelingsprogramma’s. In 2017 ging Connecting Emerging Literary Artists (CELA) van start, gericht op schrijvers en vertalers. Dit traject wordt voor de derde keer ondersteund door Creative Europe (EU).
Ook in het buitenland bestaat er geen twijfel over de rol die het huis speelt in het culturele Nederlandse taalgebied. “DeBuren heeft een duidelijke keuze gemaakt, ze hebben ervoor gekozen om een platform te zijn voor jong talent – vaak literair maar niet altijd”, klinkt het bij de Brakke Grond. Ook voor de deelnemers van het initiatief Nieuw Geluid zet de Brakke Grond en andere debatinstellingen de deuren in de toekomst graag open.
“De opinieleiders van morgen moeten vlieguren opdoen, in de zalen staan en debatteren met een publiek en wennen aan de spotlights”, zegt ook Henk Kennepohl, voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Debatcentra, die deBuren prijst omdat er dankzij hun samenwerking meer Vlaamse opiniemakers naar Nederland komen.
Mag deBuren doorgaan?
Kan en mag deBuren doorgaan “met de stootkracht van de milde kracht”, zoals zanger Ramses Shaffy zou zeggen? Of moet het huis zijn huidige koers in de komende decennia bijstellen? Voorlopig lijkt dat niet het geval. Hoewel de nieuwe beheersovereenkomst met Vlaanderen nog getekend moet worden, twijfelt Bongers-Dek er niet aan dat dit zal lukken dankzij de warme steun vanuit Vlaanderen.
Toch zijn er ook zorgen binnen de cultuursector. De steun vanuit Nederland is momenteel slechts deels gegarandeerd. De bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is vastgelegd in de Miljoenennota tot 2029, met een lichte daling van het jaarbudget in 2028, die een jaar later weer wordt gecompenseerd.
Een ander deel van de subsidie komt van Buitenlandse Zaken. “Daar gaan de komende jaren bij ongewijzigd beleid harde klappen vallen, zowel bij het personeel als de werking”, zegt Bongers-Dek. “Toch weet ik nu al dat we de komende jaren op onverminderde steun van Buitenlandse Zaken kunnen rekenen. Zelfs als er bezuinigd zou moeten worden – en dat is helemaal niet zeker – dan zou dat zeker niet van ganser harte zijn.”
Twintig jaar deBuren, dat betekent ook steeds meer talenten terugzien in het publieke debat. Oud-residenten duiken op in essays in tijdschriften en kranten, uitgeverijen drukken hun boeken en redacteurs bellen ze voor een televisieoptreden. Of, zoals Van der Brempt met enige bravoure zegt: “De helft van de redactie van ‘De Groene Amsterdammer’ heeft meegedaan aan de schrijfresidentie.”
Zijn opvolger, Vanseveren bewondert het festivalprogramma ‘We zullen doorgaan’, daarom des te meer. “Het staat niet bol van de grote namen. Om een paar voorbeelden te noemen: Lucas Rijneveld en Lize Spit hebben ook ooit meegedaan aan de schrijfresidentie, maar zij staan niet per se op de affiche. deBuren kiest bewust voor jong talent. Ik hoop dat dat zo kan blijven en dat Nederland en Vlaanderen dit blijven ondersteunen.”
“We hebben een moeilijke missie, maar we gaan ervoor,” besluit Bongers-Dek, als hij vooruitblikt naar de toekomst. “De mensen op onze podia zetten zich daar ook voor in.” Dat bleek ook in juni dit jaar: de gasten van deBuren luisteren sprakeloos naar zangeres en performer Maya Mertens, die het werk van Ramses Shaffy op het podium brengt. “We zullen doorgaan. Met het zweet op ons gezicht, om alleen door te gaan. In een loopgraaf zonder licht. We zullen doorgaan. Tot we samen zijn.” Met langgerekte uithalen geeft ze het lied een persoonlijke draai. Het gaat haar gemakkelijk af – of lijkt dat maar zo?
“Nee, dat was niet gemakkelijk,” zegt Bongers-Dek. “We vroegen iets uitzonderlijks: een bekend werk herinterpreteren en live te brengen voor een volle zaal, met de Vlaamse minister van Cultuur erbij. Dat is een flinke uitdaging.”
Grote uitdagingen staan deBuren waarschijnlijk nog wachten, nu uit Nederland een nogal gure culturele wind waait en de regering flink wil bezuinigen op het internationale cultuurbeleid. De steun uit Vlaanderen lijkt steviger. In de woorden van de nieuwe Vlaamse minister van Cultuur, Caroline Gennez, klinkt alvast waardering door: “DeBuren heeft de culturele wereld in Brussel, maar ook in heel Vlaanderen en Nederland, verrijkt. Ik hoop dan ook dat deBuren de komende twintig jaar een plek blijft waar iedereen met liefde voor de Nederlandse taal én voor de Vlaamse en Nederlandse cultuur terechtkan: voor debat, educatie en inspiratie.”
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.