Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten artefacten uit de Rijksmuseumtentoonstelling Slavernij spreken. Babeth Fonchie schreef een gedicht geïnspireerd door een eeuwenoud houten voetblok en bijbehorende ijzeren boeien.
© Rijksmuseum, Amsterdam
het vormingsproces van een korst
het metaal is koel maar niet zo koud
als de mensen die je aan je vel
meenamen. nerven in het hout zijn
de inkepingen in jou. ergens tussen
zeereis, uitgestald worden op wagens
en geluidstrillingen van zweepslagen,
is de opperhuid haar taak verloren.
het gaat overwegend snel hoe
vaker je de wond opentrekt
hoe meer het lichaam
vergeet zich te beschermen, er zit
vlees aan het bot bang is het bot.
je verwordt tot aders op knappen,
razernij die niet kan ontsnappen, spieren
stuiptrekkend, dat is
het bijeffect van een dag beulen.
gebochelde rug hitte in de vlek
die litteken wordt – bij deze generatie
blijft het niet, pigment migrerend
de diepere huidlaag penetrerend
en weer een dag die overloopt
in de tint van vuil onder je nagels
in striemen en afdrukken, roest
is niet voor niets rood en bruin.
dit gereedschap is gemaakt
om de mens
uit het lijf te wringen.