Het is zwemmen of verzuipen in de laaglandse films ‘Milano’ en ‘Hokwerda’s kind’
Typisch laaglandse elementen verbeelden de gevoelswerelden van miskende kinderen: water in de Nederlands-Belgische speelfilm Hokwerda’s kind en wind in de Vlaams-Nederlandse productie Milano. De twee drama’s hebben wel meer met elkaar gemeen.
Lichtbundels vallen binnen in de zacht-groene waas van een borrelende onderwaterwereld. Een hand schiet als een speer door het water, aan een molenwiekende arm die haar ritmisch voortduwt. Op de waterspiegel draait het hoofd van vroegdertiger Lin Hokwerda (Sanne Samina Hanssen) omhoog en omlaag: de cadans van haar ademhaling past bij een zwemkampioene die zich thuis weet in het water. Ze traint voor de oversteek van het Nauw van Calais: een uitputtingsslag van zo’n veertien uur.
© Witfilm
Het is treffend hoe dit shot uit de Nederlands-Belgische speelfilm Hokwerda’s kind van Boudewijn Koole (Kauwboy, Nooit meer slapen) lijkt te echoën in de introductie van de twaalfjarige Milano in het gelijknamige Vlaams-Nederlandse speelfilmdebuut van Christina Vandekerckhove (Rabot). Dat begint met een close-up van een stel suizende fietsbanden die hun schaduw in hoog tempo over het asfalt voortjagen. Op de straf rondmalende trappers staat een stel gympen, waarin de blote benen van Milano (Basil Wheatley) steken. Die is bezig, met uitdrukkingsloos gezicht, zijn vader bij te benen, op weg naar het verlepte “schimmelkot” waarin ze wonen. Vader Alain (Matteo Simoni) komt aan de kost als frietbakker, hosselt wat met wietverbouw, heeft een drugsverleden.
Gaandeweg zal blijken hoe de cyclische bewegingen in beide films symbool staan voor een trieste geschiedenis die zich dreigt te herhalen.
Armpje drukken
Net als bij Milano voert Lins terugkerende patroon terug op jeugdervaringen. In een flashback gooit haar vader het meisje keer op keer over een rietkraag in een vaart, waarna ze naar de steiger zwemt om er door hem weer te worden uitgetild. Op zoek naar haar vaders goedkeuring is ze grenzeloos in haar loyaliteit, bewijsdrang en afhankelijkheid: rillend tot op het bot, de uitputting nabij, blijft ze vragen om “nog een keer”. Omdat hij geen grens stelt aan het uitdagende spel, wordt het machtsverschil gecultiveerd en krijgt het steeds grimmiger trekken. Een sadistisch potje armpje drukken, tot het meisje bijna verzuipt. Zo leert Lin al vroeg hoe het voelt om vrouw te zijn in een macho mannenwereld.
© Lumière
In Hokwerda’s kind is water een integraal in de vertelling verweven motief met vele gezichten: het geeft Lin een leven, maar symboliseert ook de dood. Haar bijna-verdrinkingsdood in het bruine water biedt een verleidelijke rust: warm en dromerig, een terugkeer naar de baarmoeder, verlossing van het gevecht dat haar leven is. Met de overtocht van Dover naar Calais lijkt ze het onbedwingbare te willen bedwingen. Alsof ze de woeste baren van de Styx over moet om een nieuwe kust te bereiken, voor een ander, stabieler leven. In sfeervolle shots zien we haar trainen in open water, in de schemer, tussen nevel en mist.
Miskende kinderen
In Milano zijn het de wind en regen die Milano’s gevoelswereld verbeelden. Bij oplaaiende emoties komt er plots een wilde wind opsteken of zet prompt een regenbui in. Als Milano thuiskomt voor een dichte deur, van zijn vader hoort dat zijn moeder nog leeft of ziet hoe zijn vader terugvalt in drugsgebruik, rukt zijn ingehouden woede buiten onmachtig aan de takken van de bomen. Het is jammer dat het magisch-realisme van deze zo overduidelijke film-windvlagen en nep-regens zo weinig verankerd zijn in het decor van de film. Nu trekken ze je eerder uit Milano’s belevingswereld in plaats van je daar verder in op te nemen.
Als de dove Milano rust zoekt, haalt hij het hoortoestel van zijn hoofd. Omdat dan ook de geluidsband even stilvalt, ervaart de kijker het vacuüm waarin hij verkeert. Zoals Lin een vrouw van weinig woorden is, zo weigert Milano te spreken, ook al kan hij dat in theorie wel leren. Beide miskende kinderen zijn ervan doordrongen dat er voor hun noden geen oor is.
Behalve typisch laaglandse elementen (water en wind) als klankbord voor hun gevoelsleven, hebben Lin de zwemmer en Milano de fietser meer met elkaar gemeen. Het zijn kinderen die gewend zijn dat er te veel van ze wordt gevraagd. Die door hun ouders niet zijn beschermd of gekoesterd: de liefde – als die er al is – is grillig, voorwaardelijk, afhankelijk van of het kind in de ogen van de ouder aan diens verwachtingen weet te voldoen.
Beiden komen uit een gebroken gezin: Milano wordt opgevoed door zijn vader en heeft zijn moeder – die een junk blijkt – nog nooit gezien. Zijn vader vertelde eerder dat ze dood was, maar als ze blijkt te leven, wil Milano haar ontmoeten.
Lin zag haar vader nooit meer sinds haar tiende, toen haar moeder, die door hem werd geslagen, vertrok. Ook zij zoekt – op zoek naar antwoorden en verzoening – haar vader weer op.
Pijnlijk onvermogen
In beide vertellingen blijkt het stempel dat de vaders op hun kinderen drukken bepalend. Vooral bij Milano’s vader Alain, die zelf door falende ouders in jeugdinstellingen opgroeide, druipt het pijnlijke onvermogen ervan af. Bij gebrek aan het goede voorbeeld weet hij niet hoe met zijn zoon om te gaan: hoe te communiceren, voor hem te zorgen, emoties te hanteren. Radeloosheid en frustratie strijden om voorrang, terwijl hij zijn zoon een leven als “prutser” wil besparen. Als Milano er in een friettent uitflapt dat hij een “geweldige vader” is, schiet Alain vol.
‘Milano’ en ‘Hokwerda’s kind’ zijn twee films over hardnekkige vicieuze cirkels, waarvan de wetmatigheden in de jeugdjaren door gemankeerde ouders in hun kinderen worden ingekerfd
Lins verleden speelt op door haar vurige relatie met onderwaterlasser Henri (Kevin Janssens), die de kern van de vertelling vormt. Ze herkennen elkaar in hun gemis: ook hij is een kind van een hardvochtige vader. Het leidt tot een intense seksuele band: intuïtief, intiem, maar ook destructief. Behalve begrip voor elkaars kwetsbaarheden delen ze de angst om in de steek te worden gelaten. Overgave blijkt een gevaarlijk spel, dat steeds grimmiger vormen aanneemt. Ze dagen elkaar uit, proberen elkaar te overtroeven, gaan ruw met elkaar om; er vallen klappen.
Als Lin van Henri in bed een kettinkje cadeau krijgt met een “beschermheilige van de hopeloze gevallen” lachen ze er samen om. Maar als zij zich daarna afwendt, valt ze stil, met haar hand in de zijne: een olympische titel heeft haar minderwaardigheidsgevoel niet uitgewist. Veiligheid is precies waar het haar altijd aan ontbrak, waardoor ze moeite heeft om anderen te vertrouwen. In die dynamiek versterken de elkaar steeds wanhopiger aantrekkende en afstotende Lin en Henri elkaar in een neerwaartse spiraal die ontaardt in geweld.
Zwemmen of verzuipen
Bij gebrek aan veiligheid dreigt ook Milano kopje onder te gaan: oudere pestkoppen uit de buurt belagen hem ’s avonds thuis als ze weten dat zijn vader op stap is. Milano’s enige vriend is een verwaarloosd hondje waarover hij zich ontfermt.
Voor Lin en Milano is het leven zwemmen of verzuipen. In beide films speelt een verdrinking een bepalende rol.
Wat opvalt is dat Hokwerda’s kind – een vrije verfilming naar de twintig jaar geleden verschenen gelijknamige roman van Oek de Jong – een radicaal andere koers vaart dan het boek. Veel van het leed in de roman blijft Lin in de film bespaard. In lijn met de tijdgeest hebben de filmmakers van haar geen slachtoffer willen maken. Tegelijk lijkt het wegpoetsen van pijnlijke kwesties een wat makkelijke manier om Lin aan een beter leven te helpen: een typische manier waarop in Nederland – en de Nederlandse film in het bijzonder – problemen vaak worden “opgelost”. Wordt het verhaal van miskende kinderen daarmee niet opnieuw geweld aan gedaan?
Wat het boek en de film met elkaar gemeen hebben, is dat de relatie met Henri niet levensvatbaar is. Dat geldt ook voor die tussen Milano en zijn vader. Het past bij de wetenschap dat 98 procent van ons handelen onbewust is en beslissingen intuïtief worden gestuurd, ruim voordat de rede er een draai aan denkt te geven. Milano en Hokwerda’s kind zijn twee films over hardnekkige vicieuze cirkels, waarvan de wetmatigheden in de jeugdjaren door gemankeerde ouders in hun kinderen worden ingekerfd en die zich nadien niet eenvoudig laten doorbreken. Wat de vraag opwerpt of daar niet meer geluk dan wijsheid bij komt kijken. Maar zwemlessen kunnen zeker geen kwaad.
Hokwerda’s Kind (Boudewijn Koole) is vanaf 24 oktober te zien in de Nederlandse bioscopen. Milano (Christina Vandekerckhove) speelt vanaf 6 november in de Belgische bioscopen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.