Vanaf 13 april kun je in het Museum Benoît De Puydt in Belle (Bailleul) de tentoonstelling “Wonderkamers” bezoeken. Bij deze gelegenheid vernieuwde het museum grondig zijn inrichting. Welkom in het huis van de verzamelaar Benoît De Puydt. (Version française ici)
De stad Belle (Bailleul) kreeg al in het midden van de 19de eeuw een heus museum. Dat had veel te maken met het persoonlijk initiatief van een welgestelde inwoner en kunstverzamelaar, Benoît De Puydt. Hij had geen directe erfgenamen en bepaalde in zijn testament de overdracht aan de stad van zijn woning en collectie, op voorwaarde om er een museum te maken. Dank zij die zeer waardevolle gift kon Belle zich op cultureel gebied onderscheiden in Noord-Frankrijk.
Een rijke collectie
Benoît De Puydt had iets meer op het oog dan “een Vlaamse collectie”. Voor dat laatste bestond toen in de streek wel sympathie, ook in het nabije België. Men vond toen heel wat Vlaamse antiek op de lokale markten. Dat overvloedige aanbod was een gevolg van de Franse revolutie, met de haastige verkoop van veel “kerkelijk” antiek. Vandaag lijkt het eenvoudig om uit dat aanbod pareltjes te halen, maar in de tijd van De Puydt kon men met elementen uit de late barok (zware meubels, fragmenten van biecht- of preekstoelen, kandelaars enz.) geen indruk meer maken in een verzorgd interieur.
De Puydt keek veel verder dan wat er aan stukken uit oude Vlaamse interieurs op de markt kwam. Hij kocht ook bij handelaars van buiten de onmiddellijke omgeving en zelfs in het buitenland. Dank zij zijn kritische geest en speurzin bracht hij zo, naast de prachtige kunstcollectie met schilderijen, kabinetten en tapijten, ook een schitterend ensemble Europese keramiek en faience samen en heel wat porselein uit China en Japan. Hij had ook oog voor het lokale kunstambacht, met stukken in tin en koper.
Die voorwerpen herinnerden het publiek toen zonder twijfel aan “de Vlaamse keuken” die meteen een pittoreske, sociale dimensie in het museum bracht. Daar zijn in de streek wel meerdere voorbeelden van bewaard, zoals bijvoorbeeld in het Hospice Comtesse in Rijsel. De keuken was ook een populair onderwerp in de genreschilderkunst van toen.
De verplaatsing naar Belle waard
Het meer prestigieuze en waardevolle deel van zijn collectie was bestemd voor de inkomhal en de salons die gebruikt werden als leefruimte en voor recepties. Daar vond men de schilderijen, wandtapijten, en een tiental opmerkelijke pronkkabinetten, vooral uit Antwerpen, maar ook uit Italië. Die alleen al zijn de verplaatsing naar Belle waard. Helaas verdwenen er drie tijdens de Eerste wereldoorlog. Zij gaven, naast wandtapijten en schilderijen, prestige aan een rijk Vlaams interieur en beginnend museum. Ze tonen ook dat De Puydt, die in 1859 overleed, een even attent als gedreven verzamelaar was.
Verdwenen schilderijen spoken in het museum
Het huis en de verzameling stonden vanaf 1861 open voor bezoekers. Daartoe behoorden ook leerlingen van de tekenacademie, opgericht op initiatief en dankzij het mecenaat van Benoît De Puydt. Het was een uitstekend middel om de jeugd in contact te brengen met kunst, in een “natuurlijke” omgeving. Soms leidde dat zelfs tot een loopbaan als kunstenaar. Een leerling van de academie van Belle, Pharaon De Winter, kreeg in 1869 een beurs van de Stichting De Puydt, om verder te studeren in Rijsel en Parijs, waar hij een zeker succes behaalde. Hij werd professor-directeur van de school voor Schone Kunsten in Rijsel. Men zag in hem de verdediger van het noordelijk realisme.
©Musée Benoît De Puydt
In 1862 stelde de stad Belle Édouard Swynghedauw aan als directeur van de kunstacademie. In 1881 werd hij conservator van het museum en hij inventariseerde de collectie. Veel van de werken die hij beschreef kan men nu nog zien op de reeks interieurfoto’s die de Ieperse fotograaf Antony in 1914 kon maken. Tijdens het rampjaar 1918 werd slechts een deel van de collectie overgebracht naar Normandië. Van wat in Belle bleef, is niets meer over. De tot dan vrij intact gebleven stad werd in die zomer volledig platgebombardeerd.
Na de oorlog werden de stad en het museum terug opgebouwd. Kunstenaars bleven er inspiratie opdoen en kwamen er werken. De sfeer van toen vindt men bijvoorbeeld terug bij Pierre De Coninck (1828-1910) die les volgde in Ieper, Rijsel en Parijs en in 1859 de “Prix de Rome” behaalde. In 1967 kocht het museum zijn indrukwekkend werk “De dood van Dom Lacaes”. Het museum probeert inderdaad oudere werken aan te kopen die passen bij de in de Eerste Wereldoorlog verdwenen schilderijen.
De herinnering aan die verdwenen werken is in het museum bewaard. Er zijn niet alleen de oude beschrijvingen van conservator Édouard Swyngedauw. Een van zijn opvolgers, Laurent Guillaut, liet de beschrijvingen op de ware grootte van de verdwenen schilderijen afdrukken op borden. Luc Hossepied, een galerijhouder uit Roubaix, had het originele idee om hedendaagse kunstenaars uit te nodigen om op basis van de beschrijvingen nieuwe werken te maken. Op die manier ontstonden er vanaf 2014 drieënnegentig zogenaamde “spookschilderijen”. Die waren onlangs in La Piscine in Roubaix te zien en in 2020 komen ze ook naar het museum in Belle.
Een nieuwe presentatie
In 2019 heeft het museum de presentatie grondig vernieuwd. Het is nog meer de bedoeling om de bezoeker de indruk te geven dat hij binnenkomt in het huis van de verzamelaar. Het gelijkvloers heeft men op een typisch negentiende-eeuwse manier ingericht, met een muur die volgehangen is met schilderijen. De tafel staat netjes gedekt. Een typisch Vlaams interieur wordt tot de details gereconstrueerd, met borden aan het plafond en siervoorwerpen voor de ramen.
Op de eerste verdieping vindt men vooral de Vlaamse schilderkunst en ambachtswerk. Hier zal je ook de werken van Pharaon de Winter kunnen bewonderen. De tweede etage wordt voorbehouden voor de moderne en hedendaagse kunst. Daar wil men de werken van de hedendaagse kunstenaars tonen, geïnspireerd op de beschrijvingen van de verdwenen schilderijen.
De combinatie van een oude collectie, de herinnering aan de verwoestende Eerste Wereldoorlog en het openstaan voor hedendaagse interpretaties van dat verleden, geven aan het museum Benoît De Puydt een boeiende en veelbelovende dimensie.