Het gelijk van Maarten 't Hart
(Yvan de Maesschalck) Ons Erfdeel - 1992, nr 5, pp. 718-725
Het is langzamerhand een bekende methode geworden: om het in de kunst waar te maken, moet je ongenadig van je aftrappen, jezelf de hoogte in prijzen door je grootste geestelijke concurrenten neer te sabelen. In \Een dasspeld uit Toela\", (een bundel essays), kruist Maarten 't Hart gezwind de degen met elke Nederlandse grootheid die hem voor de voeten komt. Maar er is meer aan de hand: in de bundel komt zijn drang naar voren om het unieke van de esthetische ervaring en het wezenlijke van het schrijverschap te verwoorden. Hij graaft verder naar wat hij wezenlijk acht voor een boek, een schrijver, het schrijven zelf. Daarom zijn de essays van de bundel essentialistisch van inslag, al zijn ze keer op keer doortrokken van soms hoogstpersoonlijke getuigenissen. Zo zijn de meeste essays in embryonale vorm in vroeger proza aan te treffen. Verder komt zijn afschuw voor recensenten als een chronisch zeer weer opzetten, maar toch blijkt telkens weer hoe veel Maarten 't Hart zich gelegen laat liggen aan hun oordeel. 't Hart valt ook de eeuwenoude stelling aan dat elk onderdeeltje van een literair werk \"functioneel\" behoort te zijn. Aan de hand van drie voorbeelden uit de literatuur toetst de auteur de stellingen van 't Hart; hij meent dat Maarten 't Hart niet helemaal ongelijk heeft, zelfs als zijn theorie toegepast wordt op een boek van 't Hart zelf, \"De Kroongetuige\". \"Maar betekenisvol acht ik de details in dit boek wel, zelfs in die mate dat ze de ware aantrekkingskracht ervan uitmaken. Als lezer heb ik er, geloof ik, gewoon recht op.\"
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden