Herman de Coninck, balancerend tussen Toon Hermans en Hans Faverey
(Ad Zuiderent) Ons Erfdeel – 1997, nr 4, pp. 482-488
Wie beter op de hoogte is van de Nederlandstalige poëzie dan van het Vlaamse culturele leven in ruimere zin, kan zich moeilijk voorstellen hoeveel ingrijpender de dood van Herman de Coninck in Vlaanderen is geweest dan in Nederland. Op vrijdag 23 mei 1997, de dag na zijn onverwachte dood in Lissabon, had de Vlaamse krant De Morgen alle acht pagina's van kunstbijlage ‘Café des Arts' aan de dichter gewijd.
Daarin geven vrienden en collega's te kennen dat De Conincks pleidooi eind jaren zestig voor heldere poëzie in Vlaanderen voor hen een doorbreking betekende van een impasse; dat zijn interviews samen met Piet Piryns in Humo in de jaren zeventig een verademing betekenden in de Vlaamse journalistiek; dat hij met het Nieuw Wereldtijdschrift, waarvan hij vanaf de oprichting in 1984 hoofdredacteur was, de verzuiling in de Vlaamse literatuur had weten te doorbreken; dat hij in 1987 aan de wieg had gestaan van ‘Café des Arts', waarin hij sindsdien met zijn beschouwingen over poëzie - maar ook over fotografie, media of reizen - drempels had weten te verlagen; dat hij bovendien een buitengewoon beminnelijk mens was, iemand die - in de woorden van Marc Schaevers (mederedacteur van het NWT) - weliswaar kunstpaus was, maar zich wist te gedragen als dorpskapelaan. De Coninck was in het Vlaamse literaire leven een cruciale figuur. Bedenk daarbij dat zijn poëziedebuut, De lenige liefde (1969), met meer dan tien drukken een ongekend succes was geweest en dat hij op zijn drieënvijftigste in het harnas stierf (op weg naar een literaire manifestatie), en het zal duidelijk zijn hoe groot het verlies is voor het Vlaamse culturele leven.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden