‘Here’ van Bas Devos is een magisch stadsgedicht
Met zijn poëtische vierde film zoekt Vlaams regisseur Bas Devos naar andere krachten dan actie en conflict om zijn verhaal aan te drijven. Here is zijn meest lichtvoetige werk tot nog toe.
De aftiteling van Here, de vierde speelfilm van Brusselaar Bas Devos, ziet er niet uit als de gebruikelijke lijst medewerkers die in volgorde van belang van onder naar boven over het scherm trekken, maar als een muur van namen die gebroederlijk het gehele scherm vult: robuust maar met open ruimtes. De “gaten” worden een voor een opgevuld door de bijbehorende voornamen die bij hun reeds geprojecteerde achternamen verschijnen. De naam van Devos staat ergens middenin.
Het past perfect bij deze tot in zijn poriën doorvoelde, niet-hiërarchische film, die het resultaat is van wat Devos “horizontaal filmmaken” noemt. Het is een gesamtkunstwerk. Niet alleen van de mensen achter de camera, maar meer nog van hoe de wereld voor de camera, in de film, in beeld wordt gebracht. Niet verwonderlijk dus dat de bedachtzame wijze waarop de camera door Grimm Vandekerckhove werd gehanteerd op het International Film Festival Rotterdam werd bekroond.
Mensen, planten, gebouwen, ruimtes, treinen, licht, lucht, regen: de film is een symbiotisch samenstel en samenspel van al die elementen die in elkaar opgaan en langs en door elkaar bewegen. Zoals Devos in de aftiteling de ruimte tussen de bouwstenen benadrukt, zo laat hij in de film zelf zien hoe er leven zit tussen de bouwstenen van de stad; hoe er mos groeit tussen stoep en kantoorkolos. Die vaak over het hoofd geziene loze ruimte is de belangrijkste “bouwsteen” waarin Devos is geïnteresseerd.
In Here maakt de Roemeense bouwvakker Stefan zich na de laatste werkdag op om te vertrekken uit Brussel en de zomervakantie door te brengen in zijn geboorteland. Hij ruimt zijn koelkast leeg, maakt een soep van wat hij nog aan groente heeft en trekt vervolgens te voet door de stad om bakjes soep te brengen aan een bevriende nachtwaker, de garagemedewerkers die zijn auto repareren en zijn zus, die nachtdienst draait in een ziekenhuis. Onderweg ontmoet hij een Brusselse van Chinese komaf in een afhaalrestaurant, dat luistert naar de naam La Longue Marche. Later komt hij haar elders weer tegen – ze blijkt een mosonderzoekster – en maken ze samen een lange wandeling door de natuur aan de rand van de stad. In Berlijn werd de film eerder enthousiast ontvangen en uitgeroepen tot beste film van de Encounters-competitie en kreeg hij de Fipresci-prijs van de internationale filmkritiek.
Die onwillekeurige zwerftocht zagen we al in Devos’ eerdere films. In zijn debuut Violet (2014) zwierf een vijftienjarige jongen rond in de buitenwijken van Brussel, rouwend om het verlies van een zomaar doodgestoken vriend. Hellhole (2019) ging over de nasleep van de Brusselse aanslagen van 2016, de indruk die de gebeurtenissen achterliet in het dagelijks leven van een drietal bewoners van de stad. In Ghost Tropic
(2019) wandelt een 58-jarige schoonmaakster naar huis door een nachtelijk Brussel als ze in slaap is gevallen in de laatste metro en pas bij het eindpunt ontwaakt.
Terug naar de loze ruimte. De (Amerikaanse) conventie wil dat films worden gedreven door actie en conflict, waaruit het hoofdpersonage na de nodige strijd gelouterd tevoorschijn komt. Devos hoort bij een stel Europese filmmakers die zoeken naar andere krachten om hun verhaal aan te drijven. Zoals Céline Sciamma bijvoorbeeld verlangen gebruikte voor haar Portrait de la jeune fille en feu (2021), in Cannes bekroond met de prijs voor beste scenario. En zoals Michaela Coel in de serie I May Destroy You verhaalde over een zwarte schrijfster in de Londense wijk Hackney, die niet op zoek is naar zelfverbetering, maar genoegen neemt met haar imperfecte zelf.
Stefan, op zijn beurt, in Here, is een twijfelaar. Een lange, breedgeschouderde jongen die iets verlegens heeft: misschien blijft hij na de zomer wel in Roemenië, misschien ook niet. Devos stelt het onbestemde boven daadkracht. Kiest voor connectie in plaats van conflict. En kiest steevast – zoals ook in zijn eerdere films – voor verstilling in plaats van actie. Hij is een filmmaker die zijn kijker tussen de regels wil laten lezen. Of beter gezegd: tussen de beelden wil laten kijken, horen en voelen. Dromen krijgen een plek in de filmvertelling.
Omdat Devos het gebruik van woorden van overschatte waarde vindt, zijn dialogen niet leidend, maar slechts een van de vele bouwstenen. De geluidsband wordt daardoor belangrijker: die benadrukt en laat weg wat vaak over het hoofd wordt gezien. Of beter gezegd: door het oor voor vanzelfsprekend wordt genomen.
Delicaat als een Vlaamse zenmeester gaat hij daarbij te werk. Als Stefan soep maakt, zien we hem niet de groente snijden, maar toont Devos het stilleven op de snijplank erna: wat er over is aan uienschillen, zaadlijsten van de paprika, de worteltjes van de prei. In een volgend shot – na het pannetje op het vuur – zien we niet het gezicht van de jongeman, maar zijn donkere silhouet op het balkon tegen de schemering van de stad, met een kleurenpalet van verre lichtjes dat hem omlijst.
Zo gaat het door: Stefan bezoekt een vriend die nachtwaker is in een leeg restaurant. Dus niet de eters overdag, maar de rust achter de schermen, als de tafels worden ingedekt voor het ontbijt de volgende ochtend. Stefan bezoekt zijn zus, een verpleegster in een ziekenhuis, niet in de hectiek overdag, maar tijdens een pauze in haar nachtdienst. Ze ontmoeten elkaar aan de achterkant van het gebouw, waar het rode licht van de “Urgences” boven de deur wordt weerkaatst in een plas: er is geen haast, ze hangen wat.
Eigenlijk geldt dit principe voor de hele film: Stefan is een heel weekend bezig te vertrekken, maar in feite bungelt hij in een “misschien”; een tussenruimte, tussentijd: het “hier” dat door besluiteloosheid wordt geregeerd. Daarin ligt ook een zeker mysterie besloten: een snijplank met groenteresten vertelt een verhaal over wat daaraan waarschijnlijk vooraf ging, zoals de ingedekte tafels een belofte in zich dragen van het ontbijt dat daarop zal volgen.
Niet toevallig vindt Stefan onderweg in een bus een handje zaden in zijn jaszak. Geen idee hoe die daar komen of van welke planten ze zijn, maar ze symboliseren wat hij doet met zijn bakjes soep: zaadjes planten. Ze leiden tot ontmoetingen die connecties leggen, potentie hebben om te groeien, voor wie zich laat leiden door nieuwsgierigheid, toeval of intuïtie.
Zo haalt Devos zoveel mogelijk stenen uit de filmische structuur-muur, zonder dat-ie omvalt. Om het verband te laten zien dat het bouwwerk dat de werkelijkheid is, overeind houdt. Het mos ertussen. Dat blijkt overigens – uit shots onder de microscoop – ook weer een celstructuur te hebben die ook iets van bouwstenen heeft: groen met afgeronde hoekjes. En net als mensen reageert mos op zijn omgeving. Zo maakt het groen in de stad een elementair onderdeel uit van de ruimte die het krijgt in beeld, naast de wind en de regen, waardoor je Brussel anders dan gebruikelijk ervaart: als een symbiose van beton, groen, voertuigen, mensen en de elementen.
Als Devos dan een vanzelfsprekend geluid even weglaat, valt alles met elkaar samen en ontstaat er magie. Wat opvalt, is dat hij daarbij een lichtvoetiger toon aanslaat dan in zijn eerdere, wat meer bedrukte films. Here is een poëtische film die drijft op een onbestemd gevoel, misschien wel een belofte.
Op de Berlinale werd Here uitgeroepen tot beste film van de Encounters-competitie. De film kreeg ook de Fipresci-prijs van de internationale filmkritiek. Here is nu in de Belgische bioscopen en vanaf 27 juni in de Nederlandse filmtheaters te zien.