‘Wanneer mensen me tegenwoordig vragen wat ik zoal uitspook, denk ik altijd eventjes: ja, wat ben ik eigenlijk in godsnaam aan het doen?’, schrijft Thomas Heerma van Voss. En moet hij dat virus nu in een verhaal verwerken, of juist niet?
Het bericht kwam van een goedlachse redactrice. Ze had beloofd feedback te geven op een kortverhaal dat ik op haar verzoek had geschreven en stuurde me een mailtje van twee regels: “Het verhaal past goed in onze reeks, alleen raad ik met klem aan het thema ‘corona’ te schrappen – we merken dat titels over dit onderwerp slecht gelezen worden. Mensen willen waar mogelijk ontsnappen aan die realiteit.”
Eerder stelde ik mezelf op deze website al de vraag op welke manieren corona de literatuur de komende jaren in zal sijpelen of de literatuur zelfs zal sturen, op inhoudelijk vlak althans – ongetwijfeld zal corona ook een serieuze rol spelen bij de toekomst van uitgeverijen, boekhandels, bibliotheken en op die manier ook mede bepalen wat voor boeken verschijnen, maar in deze column beperk ik me graag tot de actieve rol van corona in literair werk.
Wat wordt straks als typische coronaliteratuur beschouwd?
Tijdens mijn studie Nederlandse taal & cultuur spraken docenten regelmatig over typisch naoorlogse literatuur en, één of twee weken later, over boeken die kenmerkend waren voor de wereld “post nine eleven”. Als voorbeeld uit die laatste categorie werd steevast Arnon Grunbergs Tirza genoemd. Daarin herkent hoofdpersoon Hofmeester terrorist Mohammed Atta in de vriend van zijn dochter. Zo noemt Hofmeester de jongen in gedachten ook voortdurend: Atta, Atta – een gegeven dat altijd werd aangestipt als het ging over wat Tirza zo vintage elfseptemberliteratuur maakte. Ik heb dat altijd wonderlijk gevonden: had Hofmeester in die jongen Snoop Dogg of Eddie Murphy herkend, was die roman dan ook typisch geweest voor het moderne tijdsgewricht? Of was het volgens mijn docenten dan een wezenlijk ander boek geweest?
En wat wordt straks als typische coronaliteratuur beschouwd: boeken waarin het virus sluimert op de achtergrond, waarin het personage het woord “corona” regelmatig uitspreekt, of eerder waarin corona expliciet wordt gethematiseerd?
Ikzelf weet nu al dat ik geen fictie in die laatste categorie zal schrijven. Daarvoor ben ik te twijfelend ingesteld, misschien ook te veel gericht op in zichzelf opgesloten hoofdpersonen, en niet op potentiële wereldverbeteraars of revolutionairen.
Het voelde bijna onnozel aan om nu een verhaal over een tobbende twintiger te schrijven zonder daarin iets van het virus te verwerken
Toch leek het me, toen de goedlachse redactrice me een maandje geleden voor het eerst mailde, juist een goed idee om corona in mijn verhaal te verwerken. Omdat dat enigszins tegen mijn natuur en gewoontes in druiste, actualiteit direct betrekken bij mijn proza. Omdat het wereldvreemd, bijna onnozel aanvoelde om nu een verhaal over een tobbende twintiger te schrijven zonder daarin iets van het virus te verwerken.
De redactrice – of ze echt goedlachs is weet ik eerlijk gezegd niet zeker, we zoomden kort en daarbij lachte ze aldoor, mogelijk domweg omdat er veel stiltes vielen – had me vrij spel gegeven. Haar opdracht: een bijdrage schrijven aan een reeks fictieverhalen die in de lente moest verschijnen. In haar uitnodiging benadrukte ze dat ze graag een “positief” verhaal van me ontving. Wellicht zinspeelde ze daarmee al op coronavrij proza, wellicht volgde ze bij haar inhoudelijke verlangen blindelings de statistieken: blijkbaar waren er minder lezers voor corona te vinden, dus publiceerde ze die liever niet.
© Huub Zeeman via Flickr
Dit roept een nieuwe vraag op, een vraag die de afgelopen jaren al akelig vaak heeft geklonken uit de kelen van suggestieve politici die de neiging hebben alles van waarde in termen van nut te vangen – namelijk welk doel kunst dient. Lezers iets leren? Onze blik op de wereld aanscherpen, veranderen? Ons aan het lachen krijgen, laten meeleven? Of inderdaad vooral lezers laten ontsnappen aan de realiteit?
Eerlijk gezegd vind ik het al heel wat als een verhaal mijn aandacht blijft vasthouden, als ik een boek van het begin tot het einde wil blijven doorlezen.
Als ik een boek van begin tot einde wil blijven doorlezen, vind ik dat al heel wat
Een uitgever met wie ik onlangs een wandeling door het Vondelpark maakte, zei me terwijl hij nipte van zijn afhaalmacchiato: “Ik denk dat mensen door deze crisis het belang van literatuur weer extra gaan inzien. Met de boekhandels gaat het slecht natuurlijk, met de uitgeverij ook, ik ga daar niet over liegen, maar daardoor kunnen mensen zich wél ineens voorstellen hoe de wereld zonder boeken zou zijn. Daarom denk ik dat ze straks allemaal massaal weer naar de boekwinkels gaan en dat ze dan niet zoeken naar coronaverhalen, maar naar goeie literatuur, ik ben ervan overtuigd.”
Ik besloot te knikken. Niet omdat ik zijn gedachtes deelde, maar omdat we dergelijk optimisme allebei zeer nodig hebben.
Diezelfde dag nog schrapte ik alle coronagerelateerde bijzinnetjes en terzijdes – meer dan bijzinnetjes en terzijdes waren het al niet geworden – uit mijn verhaal voor de goedlachse redactrice. Mijn verhaal werd er tot mijn verbazing eerder sterker dan zwakker door.
Wat overblijft is, zoals altijd, een vaag gevoel van tekortkoming. Dat ik niet in staat ben geweest de huidige wereld te vatten in mijn verhaal. Dat mijn uitgeschreven linkjes met de actualiteit ietwat geforceerd werden, dat ook bij mij de dagen zo eentonig in elkaar overgaan zonder dat ik de vrijgekomen tijd echt effectief benut of tenminste iets schrijf wat alleen nu geschreven kan worden.
Ik besloot te knikken. Omdat we optimisme allebei zeer nodig hebben
Wanneer mensen me tegenwoordig vragen wat ik zoal uitspook, denk ik altijd eventjes: ja, wat ben ik eigenlijk in godsnaam aan het doen, waar is het afgelopen jaar gebleven? Vervolgens hoor ik mezelf antwoorden geven die mij al licht teleurstellen. “Ditjes en datjes.” “Bezig met een verhalenbundel, geen grote haast. Wat jij?”
In de tussentijd word ik ’s ochtends moe wakker, al weken, ook als ik de dag ervoor niets heb uitgevoerd. Ik wandel wat. Ik sport minder dan ik me heb voorgenomen. Ik lees over boeken die voor een tweede of derde keer worden uitgesteld. Ik moet nog steeds mijn cd’s op zolder opruimen. Mijn ex belt over het opzeggen van onze gemeenschappelijke bankrekening: “Het is verdrietig maar het moet echt eens gebeuren.” Een van mijn beste vrienden stelt zijn al tot in detail geplande bruiloft uit naar de zomer van 2022. “Volgend jaar extra groot feest, dan halen we alles in”, antwoord ik hem, en even, heel eventjes geloof ik werkelijk wat ik schrijf.