Fietsend en snauwend zet Fieke Van der Gucht misschien wel een taalverandering in gang.
We fietsten samen naar het werk, het lief en ik. We trapten allebei tegen de wind in, met onze stadsfiets, onze manden gevuld met rugzak (hij) en handtas (ik) en ambtelijke boterhammen met kaas (beiden). Ik had er geen zin in: niet in de wind, niet in de dreigende regen, niet in de herfst, niet in het werk en al helemaal niet in de boterhammen.
Terwijl ik iets gromde, ongetwijfeld iets erg opbeurends, kwam een twintiger me voorbijgesnord op een elektrische fiets. Nu kan ik het van een jagger of vitalo nog enigszins verdragen dat die een elektrisch duwtje in de rug krijgt, maar al wie jonger is dan ikzelf moet een stevige motivatie kunnen voorleggen. Voor ik de e-biker daarnaar kon vragen was de twintiger al tien, twintig, dertig fietsers verder.
“Zie mij hier toch afzien op mijn mechanische fiets”, snauwde ik, terwijl ik pedaalslag na pedaalslag voortpeddelde. “Sssjjtt, niet zeggen!”, hapte het lief me toe, alsof hij zo het taalonheil kon afwimpelen. “Bij nader order rijden wij nog altijd op een fiets, zij op een e-bike. Zíj zijn de uitzonderingen, niet wij.”
Zou ik met de ‘m-fiets’ een retroniem uitgevonden hebben?
Hij had gelijk, bedacht ik. Had ik met mijn snauwerij een taalverandering in gang gezet? Zou ik met de mechanische fiets – de m-fiets had ik hem al in gedachten gedoopt als mooie tegenhanger voor de e-bike
– een retroniem uitgevonden hebben?
In tegenstelling tot de m-fiets verzon ik het woord retroniem niet zelf: dat werd al gemunt door de Amerikaanse journalist Frank Mankiewicz in 1980 toen ik nog geeneens volzinnen sprak. Het was Mankiewicz namelijk opgevallen dat mensen plots hardcover(book) gingen gebruiken om naar een boek met harde kaft te verwijzen, en wel sinds de introductie van de boeken met zachte kaft. Tot voor het bestaan van de paperback, heette een hardcover nog gewoon book – hardcover is dus een soort modern vintagewoord.
Het fenoneem van de retroniemen blijkt erg productief, niet alleen in het Engels, maar ook in het Nederlands. Tot de uitvinding van de dieseltreinen en elektrische treinen heetten de stoomtreinen nog gewoon treinen bijvoorbeeld. En meer recent duiken cisgender (en zelfs cismannen en cisvrouwen) op, woorden die het Nederlands aan het Engels ontleende en die verwijzen naar mannen en vrouwen bij wie de seksuele identiteit overeenstemt met hun biologische geslacht. Tot transgenders in het vizier kwamen, mensen die zich níét identificeren met hun natuurlijke geslacht, bestond het woord cisgender niet. (Overigens: voorvoegsel cis– komt uit het Latijn en betekent ‘aan deze kant’, trans– betekent dan weer ‘aan de andere kant’).
Tot transgenders in het vizier kwamen, bestond het woord cisgender niet
En verder verwees het woord bevalling tot het midden van de twintigste eeuw naar een thuisbevalling: vier op de vijf vrouwen bevielen immers thuis. Bevallen in het ziekenhuis was toen een voornamelijk stedelijk fenomeen, weggelegd voor een minderheid, waarnaar verwezen werd met ziekenhuisbevalling. Met het eerste lid van de samenstelling werd de uitzonderlijke status van dit soort bevalling benadrukt.
In de tweede helft van de twintigste eeuw begon die verhouding te kantelen. In 2012 koos maar liefst 99 procent van de Belgische vrouwen voor een bevalling in het ziekenhuis. Naar een bevalling in privéomgeving wordt daarom nu expliciet met thuisbevalling verwezen. Thuis bevallen krijgt dus een nieuwe woordvorm thuisbevalling die de oude vorm bevalling vervangt.
Zal het met fiets dezelfde kant opgaan als met book en bevalling, bedacht ik me, terwijl ik voorttrapte. Wordt de fiets met lijfelijke trapkracht zo stilletjesaan niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk ingehaald door de e-fiets? Denken mensen bij het woord fiets sneller aan een elektrische dan aan een mechanische fiets en dekt het bestaande woord dus niet meer precies de lading voor de fysiek aangedreven fiets?
In 2018 had de helft van de verkochte fietsen, 503.119 om precies te zijn, al een elektrische aandrijving, had ik nog maar even eerder gelezen in de krant. Als die helft nu zou stijgen tot een flinke drie kwart e-bikes en de mechanische fiets tegelijkertijd nog maar een weinig zou verkopen, zou dat dan de opmars van het retroniem m-fiets betekenen?
Voor ik de vraag kon voorleggen aan het lief, moest ik in de remmen, voor een speed pedelec – die gaat tot 45 kilometer per uur, nog sneller dan de e-bike die tot 25 per uur gaat. Ik hield mijn commentaar voorlopig voor mezelf. Ik ben nog te zeer aan het woord fiets gehecht.