Gunther Van Neste, de nieuwe baas van de Taalunie: ‘Alles begint bij taal’
Lange tijd bevond de Taalunie zich in woelig vaarwater en was ze zoekende naar haar bestemming. Monter zet de nieuwe algemeen secretaris Gunther Van Neste koers op het versterken van het Nederlands binnen en buiten het eigen taalgebied. De taalvaardigheid van leerlingen in Vlaanderen en Nederland mag flink afgenomen zijn, hij heeft het volste vertrouwen in een mooie toekomst voor het Nederlands.
Als de dag van gisteren herinnert hij zich nog hoe hij in de jaren van de vorige eeuw als kleine jongen in Brussel voor sale flamand werd uitgescholden. Het heeft Gunther Van Neste tot in zijn vezels doen voelen hoe belangrijk je eigen taal is. “Ik ben altijd bezig geweest met hoe je je binnen een samenleving goed kan voelen en je kan ontplooien. Telkens opnieuw kwam ik terug bij je start in de taal”, zegt hij op een novemberdag in het Brusselse kantoor van de Taalunie. Sinds enkele maanden bestiert Van Neste het algemeen secretariaat van deze in Den Haag en in de Belgische hoofdstad gevestigde organisatie.
Eerder was hij tien jaar lang directeur van het Huis van het Nederlands in Brussel. “Ik heb in Brussel het Nederlands mee op de kaart kunnen zetten als een taal waarmee je verder komt”, zegt Van Neste. “We zijn vooral naar buiten getreden met de boodschap: in Brussel kan je de taal spreken die je wilt, maar met het Nederlands spring je gewoon verder. Dat heeft een positief imago gegeven aan de taal. Mensen die bij ons Nederlands hadden geleerd en een job hadden gevonden, maakten mond-tot-mondreclame. We lieten zien wat de gevolgen zijn van het beter beheersen van Nederlands. Uiteindelijk wil elke mens het beste voor zichzelf, zijn kinderen of de mensen om wie die geeft.”
Ook als kabinetschef van de liberale ministers Bart Somers en Gwendolyn Rutten had hij speciale aandacht voor de rol van taal bij inburgering en samenleven. Toen begin dit jaar de vacature voor algemeen secretaris van de Taalunie passeerde, dacht hij; “Ik wil al heel mijn loopbaan met taal bezig zijn, hoe kan dat mooier dan door aan het roer van de Taalunie te staan?”
Dat vergde wel enige moed. De Taalunie bevond zich in woelig vaarwater. Een visitatiecommissie had geoordeeld dat de organisatie onvoldoende duidelijk wist te maken waartoe ze op aarde was. Kris Van de Poel, de algemeen secretaris tot een tussenpaus in juli 2023 orde op zaken kwam stellen, had moeten opstappen na interne onrust. En de Tweede Kamer had de Taalunie gepasseerd toen ze een extra miljoen voor het stimuleren van de neerlandistiek wereldwijd rechtstreeks toekende aan de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), een besluit dat velen als een motie van wantrouwen jegens de Taalunie opvatten, ook al heeft de IVN dit geld tot op heden nog niet ontvangen.
Nieuwe missie
Meteen na de bekendmaking dat hij zou aantreden als nieuwe chef mocht Van Neste al ervaren dat hem een pittige opdracht wachtte. Op 22 april 2024 vierde het Comité van Ministers van de Taalunie, waarin de ministers van Onderwijs en Cultuur uit Nederland en Vlaanderen zetelen, dat het voor de honderdste keer bijeenkwam. Bij de feestelijke bijeenkomst in de Antwerpse Zoo gaf Rik Vosters, voorzitter van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, het publiek onder wie Van Neste zich bevond veel stof tot nadenken mee.
Vosters vertelde dat de Taalunie er in 1980 vooral op Vlaams initiatief was gekomen. Het Nederlands was in België lang geen vanzelfsprekendheid. De Vlamingen voerden een ontvoogdingsstrijd, eisten ruimte op voor de eigen taal en cultuur in een lange tijd door een Franstalige elite gedomineerd land. De Taalunie zagen ze als een vehikel om de positie van het Nederlands te versterken. Samen met grote broer Nederland stond Vlaanderen sterker. Ruim veertig jaar later is het Nederlands ook in België geen bedreigde taal meer. Daarmee is de oorspronkelijke missie van de Taalunie voor een belangrijk stuk weggevallen. Ze moet daarom op zoek naar een nieuw, groot maatschappelijk streven, betoogde Vosters.
© Saycheese
“Ik onderschrijf die diagnose deels”, zegt Van Neste enkele maanden later. “De Taalunie is op aarde om het Nederlands te versterken en te ondersteunen. Dat is haar ziel. De manier waarop en de acties waarop je inzet verschuiven in de loop van de tijd. Het gaat niet langer over het Nederlands als bedreigde taal in Vlaanderen die zich moet emanciperen ten opzichte van het Frans. De opdracht is nu leerlingen taalcompetent te houden. In ons taalgebied daalt zowel in Vlaanderen als Nederland de taalcompetentie van jongeren. Buiten het taalgebied gaat het om het ondersteunen van het Nederlands in de wereld. In veertig landen wordt er Nederlands gegeven. Dat is niet altijd vanzelfsprekend. Soms doen docenten dat in hun eentje. Daar moet de Taalunie ondersteuning bieden.”
Vosters stelde ook dat de Taalunie haar nieuwe toekomst niet van boven moest opleggen maar ontdekken in samenspraak met alle betrokkenen uit het veld.
“Dat zijn we aan het doen”, zegt Van Neste. “Voor een terreinverkenning hebben we voor de zomer al onze partners bevraagd. Op dit ogenblik zijn we bezig met ons meerjarenbeleidsplan waarbij we opnieuw alle stakeholders bevragen wat er volgens hen moet gebeuren en hoe de Taalunie ten dienste kan staan van hun opdracht en missie.” Over de opbrengsten van die ronde kan Van Neste op dit moment weinig prijsgeven. Die moeten zich nog uitkristalliseren, het plan wil hij op 31 maart 2025 voorstellen.
'Over het Instituut voor de Nederlandse Taal zou je een documentaire kunnen maken. Ik denk niet dat veel Vlamingen of Nederlanders weten wat er allemaal gebeurt op die plek waar eigenlijk het fundament van het Nederlands wordt gelegd'
Wel kan hij alvast zijn enthousiasme delen over al het moois dat rondom de Nederlandse taal gebeurt. “Ik ben bij het Instituut voor de Nederlandse Taal geweest. Daar zou je een documentaire over kunnen maken. Ik denk niet dat veel Vlamingen of Nederlanders weten wat er allemaal gebeurt op die plek waar eigenlijk het fundament van het Nederlands wordt gelegd. Of neem het Taalfeest. Hoe fijn was dat, met die mooie mengeling van lezingen, slam poetry en gezang.”
© Bas Bogaerts
Grote bekommernis
Nog een opdracht die Vosters de nieuwe algemeen secretaris meegaf: stel prioriteiten in de veelheid van dingen die de Taalunie nu doet. “Onze eerste prioriteit is dat we verbindend moeten zijn”, zegt Van Neste. “Wij hebben een unieke positie waarbij we in Nederland, Vlaanderen en zelfs Suriname rond het Nederlands kunnen werken en denken. Ik kom zelf vanuit de Vlaamse kant en ik zie nu wat we allemaal missen door niet langer een beroep te doen op wat er gebeurt in ons buurland en in andere landen waar we met het Nederlands bezig zijn. Wij moeten verbindend werken zowel op beleidsniveau als naar partners toe. Hun expertise bijeenbrengen en zo de zaken laten bloeien.”
Verbinding tussen Vlaanderen en Nederland, het is ook waar de Vlaamse cultuurminister Caroline Gennez sterk de nadruk op legt. In haar beleidsnota cultuur schrijft ze dat de banden met Nederland “bijzonder intens” zijn. “Met de Taalunie als centrale spil zet ik de komende jaren verder in op een gedeelde taal- en leescultuur”, tekent ze op.
'Je voelt vanuit de twee overheden dat de dalende leesvaardigheid een grote bekommernis is. Natuurlijk is het tij te keren'
Van Neste neemt de handschoen graag op. “Je voelt vanuit de twee overheden dat de dalende leesvaardigheid een grote bekommernis is. Als Taalunie hebben wij een uniek zicht op experten en onderwijsactoren aan beide kanten en we brengen die bij elkaar, zodat ze van elkaar kunnen leren. Natuurlijk is het tij te keren. Je moet in het onderwijsproces continu bezig zijn met het Nederlands. Elke leraar zou de facto ook een stukje taalleraar moeten zijn. Met de verschillende overheden gaan we nu kijken hoe we de instrumenten die we hebben, zoals Iedereen taalcompetent, kunnen laten doorstromen.”
Het klinkt zo logisch: in hetzelfde taalgebied kennis en ervaring uitwisselen en samen ontdekken welke oplossingen goed werken. Maar dan moeten de beleidsmakers aan beide kanten van de grens wel een verlangen koesteren de handen ineen te slaan. De huidige Nederlandse regering lijkt samenwerking met Vlaanderen minder in het vizier te hebben. De geruchten gaan dat het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap juist aanstuurt op een splitsing met Vlaanderen in het taalbeleid.
Als een volleerd diplomaat zegt Van Neste dat hij daar niets van heeft gehoord of gemerkt. “In de drie maanden dat ik nu aan het werk ben, heb ik dergelijke signalen niet opgevangen en heb ik vanuit Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in Nederland en de Vlaamse departementen Onderwijs en Cultuur een gelijke betrokkenheid ervaren.”
Een gelijk engagement leek er toch niet te zijn, toen de neerlandistiek recentelijk uit Oslo verdween. Naar verluidt lobbyde de Vlaamse vertegenwoordiging in Noorwegen daar flink tegen, maar gaven de Nederlandse ambassade en OCW niet thuis. Van Neste zegt niet te weten hoe dat precies is gelopen, maar herkent het beeld niet. “We zijn onlangs samen met de Nederlandse en Belgische ambassade en de Vlaamse politieke vertegenwoordiging naar Barcelona gestapt, waar zich een gelijkaardige situatie voordoet. De samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland is hier zoals ze moet zijn en wij kunnen daar als Taalunie een ondersteunende rol bij bieden.”
'Wat in Oslo gebeurd is, is uiteraard heel jammer. Maar in buurland Zweden gaat men in Stockholm de opleiding Nederlands juist versterken'
De ontwikkelingen in Oslo zijn geen signaal van een bredere terugloop van de internationale neerlandistiek wereldwijd, denkt Van Neste. “Algemeen hebben taalopleidingen het moeilijk. Niet alleen in het buitenland. In Nederland en Vlaanderen daalt de belangstelling voor taalopleidingen jaar na jaar. Maar we zien nu een stagnatie en zelfs weer een stijging van het aantal mensen dat Nederlands studeert in de wereld. Wat in Oslo gebeurd is, is uiteraard heel jammer. Maar in buurland Zweden gaat men in Stockholm de opleiding Nederlands juist versterken. Vaak speelt de plaatselijke situatie een rol. Hoe staat de instelling erin? Ik denk dat het aan de Taalunie is om na te gaan wat goede voorbeelden zijn en wat de randvoorwaarden zijn om een afdeling Nederlands vorm te kunnen geven met het oog op de lange termijn.”
Gewrongen?
Van Neste kwam aan het roer van een organisatie waar een onveilig klimaat zou heersen en in korte tijd veel mensen vertrokken. Hij heeft niet veel aandrang daarop terug te blikken. “Het meerjarenbeleidsplan waar we nu mee bezig zijn, is een enorm interessant experiment omdat we nu met dertig experts om de tafel zitten en samen kijken: waar gaan we naartoe?”, zegt hij. “Ik kan niet terugkijken op waar ik niet bij ben geweest en zorg nu vooral dat we samen ergens naartoe gaan.”
De nieuwe algemeen secretaris komt over als een aimabel man die zijn personeel alle ruimte wil bieden om te bloeien. Maar de onrust die binnen de Taalunie heerste, was volgens de Nijmeegse hoogleraar taalkunde Marc van Oostendorp, die in 2021 ook de visitatiecommissie voorzat, niet alleen aan de vorige leiding te wijten, er lag een dieper probleem onder. De instelling zat in zijn ogen gewrongen tussen twee modellen: aan de ene kant een vanuit het Comité van Ministers politiek aangestuurde organisatie, aan de andere kant een onafhankelijk adviesorgaan.
'Ik kan niet terugkijken op waar ik niet bij ben geweest en zorg nu vooral dat we samen ergens naartoe gaan'
Als voorbeeld gaf Van Oostendorp de toekenning van de Prijs der Nederlandse letteren aan Astrid Roemer in 2021. Er ontstond toen commotie over de steun die zij gaf aan de voormalige Surinaamse legerleider Desi Bouterse, die voor zijn rol in de Decembermoorden is veroordeeld. Het was aan de algemeen secretaris om in de media op te draven en tekst en uitleg te geven. Eigenlijk raar, vond Van Oostendorp. Als er politieke commotie is over een ander onderwerp zoals de verbreding van een snelweg zal het een minister zijn die het beleid verdedigt, en niet een hoge ambtenaar. Naar het inzicht van Van Oostendorp was het noodzakelijk een radicale keuze te maken. Of de ministers staan voor het beleid van de Taalunie en de algemeen secretaris krijgt de rol van een hoge ambtenaar die hen ondersteunt. Of het wordt een onafhankelijk beleidsorgaan.
“Ik begrijp dat er een evenwicht gezocht moet worden”, zegt Van Neste. “Maar de Taalunie is in dat opzicht niet zo bijzonder. Ook bij de overheid wordt case per case bekeken wanneer de minister of, als het meer in de uitvoering zit, een ambtenaar het woord neemt. De Taalunie heeft vier geledingen. De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, een adviserend orgaan dat op eigen initiatief adviezen kan geven. Het Comité van Ministers, dat de grote lijnen uitzet. Het Algemeen Secretariaat, dat het beleid voorbereidt en uitvoert in de lijn van de beslissingen die de ministers hebben genomen. En het controlerend orgaan, de Interparlementaire Commissie. Dat zijn eigenlijk de rollen die je ook ziet bij andere organen zoals de onderwijsraden.”
Hans Bennis, van begin 2017 tot begin 2020 algemeen secretaris, kreeg vooral uit Vlaanderen flinke politieke tegenwind toen hij stelde spelling eigenlijk oninteressant te vinden, geen bezwaar te hebben tegen “hun hebben” en verkondigde dat de Taalunie er niet was om op te leggen wat je al dan niet kan zeggen. Van Neste vindt het geen teken dat de onafhankelijkheid van de Taalunie in het geding is. “Het Algemeen Secretariaat is nu eenmaal een uitvoerend orgaan. Je hebt dan een andere rol dan wanneer je voorzitter bent van de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren, wat expliciet een onafhankelijk adviesorgaan is. Als je algemeen secretaris wordt, weet je dat je in een bepaald kader stapt. Dat is niet zoveel anders dan voor andere instanties die nauw samenwerken met overheden.”
Toch is er een markant verschil: de Taalunie is tot stand gekomen door een verdrag tussen twee landen en is zwaar opgetuigd met een Comité van Ministers en een Interparlementaire Commissie. “Daar kunnen we eigenlijk blij mee zijn”, zegt de algemeen secretaris. “Ik heb bij andere organisaties gewerkt, zoals het Huis van het Nederlands, waar we ongelooflijk goed werk deden maar we minder slagkracht hadden omdat we niet de organen hadden waarin we rechtstreeks met ministers of parlementariërs in contact konden treden. Je kan dat als ballast beschouwen, maar ik denk dat we het eerder als een opportuniteit moeten zien om dichter bij het beleid te zitten en het mee te inspireren.”
© Saycheese
Van Neste benadrukt dat hij zichzelf vooral ziet als verbinder tussen alle partners in het taalveld. Maar wil hij zelf ook iets bereiken binnen de speelruimte die de politiek hem biedt? “Ik wil dat we trots zijn op onze taal”, zegt hij. “We hebben een ongelooflijk cultureel verleden. Onze taal is voor een stukje gekoppeld aan onze identiteit, het Nederlands is de taal die ons hier verbindt. Ik zou enorm blij zijn als het Nederlands in alle lagen versterkt wordt. Ook binnen het onderwijs. Het is niet fijn om te zien dat de taalcompetentie van onze leerlingen achteruitgaat. Dat heeft op termijn ook een economische impact. Tegelijkertijd vind ik dat we het Nederlands in de wereld veel beter moeten positioneren als een taal waarmee je zowel een economische als een culturele verbinding kan leggen met de Lage Landen.”
Sombere bespiegelingen over verengelsing en de teloorgang van het Nederlands zijn niet aan Van Neste besteed. Zijn ervaringen in Brussel hebben hem geleerd dat het mogelijk is het Nederlands op te stoten in de vaart der volkeren. Ook gelooft hij dat velen net als hijzelf een diepe band met de taal hebben. “Dit interview kan ik niet doen in een andere taal omdat ik bepaalde essenties van de vragen zou missen. Hetzelfde is het geval als ik bepaalde emoties wil uitdrukken, bij verdriet of groot geluk. Dan doe ik dat het liefst in het Nederlands. We zijn met vijfentwintig miljoen mensen die Nederlands als thuistaal hebben. Een groot deel daarvan heeft ook deze emotionele verbondenheid met het Nederlands.”
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.