Twee keer per jaar bloemleest Jozef Deleu, oprichter van Ons Erfdeel en hoofdredacteur van 1957 tot 2002, vier gedichten uit recente Nederlandstalige bundels.
Deze keer koos hij voor verzen van Anneke Brassinga, Paul Demets, Stefan Hertmans en Frank Keizer.
ANNEKE BRASSINGA
Nostalgie
Er is een bliksem ingeslagen door de dagen heen:
iets heeft het trouwe, altijd op afroep spoorslags
argeloos aandravend verleden de genadeklap gegeven.
We hoefden maar een rijpe peer te ruiken, vers brood, of
te denken aan iemands stem – en daar kwam het alweer
als bijna tedere, zware dodelijke beer ons bedelven
met omhelzing, stak een machtige tong in ons oor.
Waar zijn de hoge zalen? Daarin het blauwe droomgewas
van sigarettenrook, de ijle hunkering, oeroud gesternte
beloftevol blinkend in ieders oog? Geluk was beweging
ongeacht waarheen; tijd bron en bedding, romig
voerde ons haar stromen mee – als dieren die de weg al
kennen zonder te vermoeden wat daar te wachten staat.
Wie kon weten dat een toekomst eerder sterft dan wij?
De beer heeft zelf zijn klauw in eigen hart geslagen.
Uit: Verborgen tuinen, De Bezige Bij, Amsterdam, 2019, 98 p.
PAUL DEMETS
Eigenheimer 7
Welkom thuis. Hier kan niemand blijven. Wat men
voorzien moet voor onderweg: een broek
die niet sleept, schoenen die de juiste kant uit gaan.
Lopen we dan over zandgrond, bruingeel karton,
is de tuin te groen geverfd, het licht in de rivier is van plastic.
Lichamen bollen op als ze langdurig drijven. We zwemmen
achter onze stemmen. Iemand trekt ons overeind.
Hier moeten we niet zijn. Is hier iemand aan wie we
de weg kunnen vragen? Er zijn draagarmen en een bed
en een laken straks over ons heen geslagen.
Uit: De klaverknoop, De Bezige Bij, Amsterdam, 2018, 64 p.
STEFAN HERTMANS
Ze zaten in stromende
regen, spraken met trage
gebaren het orakel tegen.
Hadden een klank voor
beuling en voor nacht,
voor neolithisch zwanger zijn
en huilen in de schemer.
Hun vingers zijn doorschijnend
als ze zingen; het tegenlicht
is hun bekend van horen blaffen
en verzinnen.
Maar in de verte is
beweging voelbaar, dat
wat de tijd wegvreet.
Zij zijn de laatsten.
Je ziet het gloeien in
de holte van hun ogen,
leeg en donker
als het vuur.
Ik zal een van hun vrouwen,
roven, geheimen lispelen
in haar neanderthaleroren en
haar vertellen over de leugen
en de duur.
Uit: Onder een koperen hemel, De Bezige Bij, Amsterdam, 2018, 116 p.
FRANK KEIZER
onze relaties met de aarde
onze relaties met de aarde waren al niet meer hetzelfde
als eerst, en toch stonden we er, begonnen zelfs te denken
met tentakels. Dat gebeurde toen we elkaar verhaaltjes
voorlazen over ons overleven. eerder was het vaak gegaan
over de gevaren die ons te wachten stonden, de behuizing
die krakkemikkig was terwijl we haar uit bleven wonen.
precariteit, heette dat. later noemden we dat de zeespiegel-
stijging. we keken ernaar als naar een afgrond die met
zekerheid was gespleten door de mensen die het geluk
afdankten om erin te kunnen verdwijnen. dat wilden we
niet, wat wij ons afvroegen is welke kussentjes er waren,
om terug te veren.
Uit: Lief slecht ding, Polis, Antwerpen, 2019, 64 p.