In de Week van het Nederlands loont het om een boek uit 1865 te lezen, schrijft cultuurhistorica Lotte Jensen. De missie ervan is springlevend.
Geen Engelsch, Duitsch of Fransch,
Geen Russisch of Japansch,
Verwint in zwier en praal
De Nederlandsche taal.
Met deze verzen opende de schrijver en politicus Jacob van het Lennep in 1865 De Vermakelijke Spraakkunst. Geen taal is zo fraai als het Nederlands, stelt hij onomwonden. In zijn boek zet hij de grammaticaregels van het Nederlands op een rij. Van zelfstandige naamwoorden tot voeg- en telwoorden, alles komt voorbij. Het is een boek vol vrolijke tekeningen en taalgrappen.
© Collectie Stichting Van Lennep
In de Week van het Nederlands loont het om het boek van Jacob van Lennep te herlezen.
Het doet ons beseffen dat zijn missie nog altijd springlevend is. Ook tijdens de tiende editie van de Week van het Nederlands vragen docenten, uitgevers, schrijvers en liefhebbers aandacht voor het Nederlands.
De Week van het Nederlands is een uitgelezen moment om de rijkdom van het Nederlands te vieren en kritisch te reflecteren op de positie ervan in de samenleving
Is dat nodig? Jazeker! De zorgen over de dalende geletterdheid nemen toe en het Nederlands staat al jaren onder druk in het hoger onderwijs. In Nederland is het aantal Engelstalige opleidingen op bachelor- en masterniveau zo snel gegroeid dat kritische stemmen steeds luider klinken. De Week van het Nederlands is een uitgelezen moment om de rijkdom van het Nederlands te vieren en kritisch te reflecteren op de positie ervan in de samenleving.
Nu zou ik een met doorwrochte argumenten onderbouwde tirade kunnen houden op de ongebreidelde verengelsing van het hoger onderwijs, maar laat ik mezelf beteugelen. In plaats daarvan raad ik iedereen aan om deze week zoveel mogelijk lofzangen op het Nederlands te lezen. Daarvoor kan men te rade gaan bij de bloemlezing in O Schone moedertaal. Lofzangen op het Nederlands 1500-2000. De neerlandicus Toon Hagen heeft daarin de fraaiste odes aan de moedertaal bijeengebracht. Van Joost van den Vondel tot Willem Bilderdijk, van Guido Gezelle tot Judith Herzberg, de ene na de andere taalgigant passeert de revue.
© Rijksmuseum Amsterdam
Deze bloemlezing laat zich behalve als een liefdesbetuiging aan het Nederlands ook als een geschiedenis van het Nederlandse taalbewustzijn lezen. Of het nu gaat om het opkrikken van het jonge natiebesef in de vroegmoderne tijd, het verzet tegen Franse invloeden in de napoleontische tijd of het propageren van het Nederlands door de Vlaamse Beweging, steeds klinken de politieke ontwikkelingen erin door. Zelf kan ik nogal genieten van de hyperbolische kreten van Bilderdijk, die de morgenstond van het Nederlands verkiest boven het snorkend neusgebrom van het Frans:
Weg ‘t sijflend mondgebies en rochlend keelgegrom,
Weg ‘t klepprig kaakgekwak of snorkend neusgebrom,
Dat ge uitsist, spuwt en spritst met hakklend woordverslikken, […]
Ons Neêrlandsch slechts bracht de aard heur morgenstond weêrom.
Het Frans krijgt hier de volle laag in reactie op de Franse overheersing die dan nog maar net voorbij is. Het taalnationalisme nam in die periode een hoge vlucht. Ook dichters als Hendrik Tollens, Jan Frederik Helmers en Cornelis Loots voeren uit tegen het Frans. Hun odes moeten worden gelezen als een politiek commentaar op de politieke actualiteit.
Bij Jacob van Lennep druipt het taalplezier van elke zin
Terug naar Van Lennep, die van spelen met de taal hield. Zo schreef hij de E-legende, een verhaal waarin louter de ‘e’ als klinker is gebruikt. “Lees en Beef!” luidt het motto. Het verhaal begint als volgt: “Een vreemde heerscher betreedt Berthes erfdeel. Geen der edelen wederspreekt des wreeden Werners recht, het recht des sterksten”. Bij Van Lennep druipt het taalplezier van elke zin.
Ook zijn werk moet natuurlijk in de tijd zelf geplaatst worden; sommige taalgrapjes zijn nogal gedateerd. Wat te denken van deze uitleg van het geslacht van zelfstandige naamwoorden: “Stad is vrouwelijk, om dat er zoo vele bochten, keerstraatjes en aardige schuilhoekjes in een stad zijn als in ‘t hoofd van een jonge juffrouw”. Maar intussen had Van Lennep wel een serieuze missie: hij wilde de “spraakkunst” van zijn tijdgenoten verbeteren. Hij streefde ernaar dat iedereen de taal naar behoren leerde spreken en schrijven. Alleen zo, zou ook de liefde voor het Nederlands groeien:
Ik wed, als hij dees Spraakkunst leert,
Dat hij geen taal zoo hoog waardeert.
Van Lenneps woorden hebben niets aan actualiteit ingeboet.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.