De huidige nationale aanpak van de Covid 19-crisis botst met de realiteit van veel bewoners in de grensstreek. Familie, werk en nagenoeg het hele sociale leven spelen er zich af op een paar vierkante kilometer in België en Frankrijk. Maar met een afgesloten grens is het lastig. En vooral: er is geen perspectief op beterschap. Grensbewoners die op een kilometer van elkaar wonen, krijgen dezelfde behandeling als een Antwerpenaar die in de zomer aan de Middellandse Zee wil vertoeven of een Parijzenaar die Brugge wil bezoeken.
Wim Chielens keek in het begin van de Coronacrisis wat verweesd naar de betonblokken die hem scheidden van Frankrijk. Een gedeeld gevoel in de grensstreek, waar de Barakken, Risquons-Tout, Le Bizet, de Zwarte- en Rodeberg en zoveel andere plekken gewoonlijk wemelen van het volk. Nu is het er al weken stil, op politiepatrouilles na.
Over de grens gaan blijft voorbehouden voor woon-werkverkeer, goederentransport en uitzonderlijke ‘essentiële’ verplaatsingen. Familiebezoek is niet-essentieel.
© Bart Noels
Het ontbreken van perspectief maakt mensen moedeloos. “Ik hoop dat de grens weer open gaat. Ik trouw binnen 5 maanden. Mijn trouwjurk bevindt zich in België. Mijn familie ook.” Dit is één van de reacties op een recent verschenen artikel in La Voix du Nord en Nord Eclair met de titel “De frustratie stijgt”. Uit berichten op de sociale media van deze kranten blijkt dat deze titel niet gelogen is. Een bloemlezing:
“Een grens sluiten, dat gaat snel. Heropenen, dat duurt veel langer.”
“Voor koppels van beide kanten van de grens wordt het lastig. Hoe lang nog mogen we elkaar niet ontmoeten?”
“Ik zal dus mijn collega’s kunnen zien in België, maar niet mijn ouders en vrienden.”
“Mijn schoonouders wonen in Moeskroen en mijn man heeft ze nu al meer dan een maand niet kunnen ontmoeten.”
“Mijn vriend woont in België en we zijn al acht jaar samen. Sedert maart moeten we nu apart leven, elk in zijn domicilie. Dat weegt als je 61 en 63 jaar oud bent. Waarom kunnen ze geen regels maken voor grensgevallen? We hebben binnenkort het recht om heel België te doorkruisen, maar om elkaar te zien – een kilometer van elkaar verwijderd – dat kan dan weer niet omdat er een grens is? Desnoods laten we ons tracen door de overheid als dat kan helpen.”
Merk op: niemand trekt de maatregelen die de epidemie moeten helpen verminderen in twijfel. Aan beide zijden van de grens heeft de sociale isolatie – ‘le confinement’ zoals dat zo mooi klinkt in het Frans – ervoor gezorgd dat er minder besmettingen zijn. En dat erkennen mensen ook.
Nationale logica botst met sociale netwerken
Intussen zijn zowel de Belgische als de Franse regering de maatregelen aan het versoepelen. Werk, school, sport, vrije tijd worden stilaan weer mogelijk. Er is in beide landen zelfs een voorzichtig perspectief voor familie- en vriendenbezoek.
Het versoepelen van de maatregelen gaat volgens hetzelfde mechanisme als de vergrendeling (lockdown): een louter nationale logica en aanpak, met verschillende data en verschillende maatregelen en zonder ook maar een greintje grensoverschrijdend overleg. De natiestaat gaat uit van de naïeve veronderstelling dat sociale netwerken homogeen en vooral natiegebonden zijn. De getuigenissen van hierboven weerleggen dit.
© Bart Noels
Voor de duizenden grensarbeiders viel deze periode al bij al mee. Zij hebben gedurende de hele periode kunnen werken in het buurland. Bankier Bruno Raes pendelt bijvoorbeeld dagelijks tussen Zwevegem en zijn Franse kantoor en ondervond amper hinder bij de grenscontroles, zo vertelde hij in een reeks getuigenissen die de Eurometropool
Lille-Kortrijk-Tournai verzamelde.
Maar zelfs de definitie van ‘werk’ wil al eens verschillen. Dat mocht Lydie Vivier uit Menen ervaren. Zij is sedert een aantal jaar schepen van Cultuur in de Franse buurgemeente Halluin. Zij is geboren in Roubaix en groeide op in Tourcoing. Ze huwde een Belg en woont al meer dan veertig jaar in Menen. Haar politiek ambt uitoefenen wordt beschouwd als een niet-essentiële verplaatsing en ze bestuurt nu al weken de gemeente vanuit haar huis. “Ik voel me gevangen”, zegt ze, “Ik vind het jammer dat er geen afstemming is tussen de landen.”
De grens is poreus
“De grens is een mentaal geraamte”, schrijft Michel Quint in Grens/Frontière 1713-2013. Dat was ook de jongste jaren zo, we konden vrij circuleren. De laatste tijd is de grens weer prominenter geworden. Na de aanslagen in Parijs hebben we maandenlange politiecontroles gekend aan de grensposten. En ook nu gingen de verworvenheden van het Schengenakkoord in één nacht op de schop door de brute betonblokken te plaatsen of hopen aarde neer te kwakken op onze grenswegels.
De grensbewoners gaan er intussen pragmatisch mee om. Een friturist uit Wervik levert frieten op de grenslijn tussen Wervik en Wervicq-Sud. Een Franse supermarkt levert haar goederen in Menen. Voor de commercie is de grens geen grote hindernis. En waar het niet officieel kan, gebeurt het onder de radar.
© Bart Noels
In een bijna iconische reportage in sappig West-Vlaams zwerft Kurt Vandemaele langs de grenslijn in Coronatijd. Hij raakt in Watou aan de praat met een bewoner die eieren verkoopt op de grens. “Het grensleven is apart. Het is maar als je hier woont dat je weet wat het is. Niemandsland. Er komt hier geen politie. Alles wordt zo opgelost.”
Het genereuze goedlachse West-Vlaamse imago heeft de afgelopen weken een flinke deuk gekregen
Of neem Menen en Halluin. Nadarhekkens sluiten al weken de Place Jacques Delors af, ooit het pronkstuk van grensoverschrijdend samenwerken. Maar ondanks alle politievertoon, afsluitingen en linten blijft een humuslaag van kleine passages contact over de grens mogelijk maken.
Het dagelijks leven in de grensstreek doet wat denken aan de tijd van de blauwers. Je ziet de douaniers al speuren in de velden. De douaniers van nu zijn mediafiguren geworden. Een law-and-order gouverneur, politieagenten die gretig over campings vliegen met drones, kustburgemeesters die meewarig doen over dagtoeristen… Het genereuze goedlachse West-Vlaamse imago heeft de afgelopen weken een flinke deuk gekregen. Niet enkel in het Belgische binnenland, ook bij de buren. Politiewoordvoerders herleiden Fransen schaamteloos tot hardleerse kopers van goedkope benzine en tabak. Weg nuance, weg begrip.
Er is vandaag geen perspectief voor wie langs de grens woont en vrienden en familie heeft aan beide zijden. Dat vormt een probleem voor wie in de logica van natiestaten denkt, want die kan hiervoor geen oplossing bieden. Volgens de ‘Mission Opérationnelle Transfrontalière’, een observatiecentrum voor grensregio’s, leeft maar liefst 40 procent van de EU-burgers in een grensregio. In veel van die grensstreken zijn Europese Groeperingen voor Territoriale Samenwerking actief en die voeden momenteel de Europese instanties met alle anomalieën die ze op het terrein tegenkomen. Hopelijk zal de EU met deze informatie eens een rol spelen die verder gaat dan het verzekeren van de commercie.
De EU zou haar inspiratie kunnen halen uit de interne Franse aanpak, waarbij de bewegingsvrijheid in verhouding staat tot de besmettingsgraad in de regio’s. Vertaald naar de grensstreek zou je op basis van bijvoorbeeld postcodes mobiliteit kunnen toelaten tussen gemeenten aan beide zijden van de grens. En er zijn vast nog oplossingen denkbaar voor de komende maanden. Als de wil er is om er te bedenken. Want dit grensverkeer is geen vakantieluxe.
“De vakantie en reizen kunnen me niks schelen”, zegt een trieste oma op sociale media, “Ik wil gewoon mijn dochter en kleindochter terugzien aan de andere kant van de grens.”