Ici comme à Paris! Welke impact had de Franse Revolutie op de Nederlanden?
230 jaar geleden bestormden Parijse burgers de Bastille: het begin van de Franse Revolutie. Welke impact had die Revolutie op het noorden van Frankrijk? En wat betekende de situatie in Frankrijk voor de Nederlanden? Wat waren de banden tussen de Franse Revolutie en andere revoluties die zich in dezelfde periode in de Nederlanden voordeden?
Kwam de Revolutie in 1789 zomaar uit de lucht vallen in het noordelijke grensgebied? In het licht van de politieke, filosofische en geopolitieke gevolgen van de Franse Revolutie voor de Europese, zelfs westerse geschiedenis zou je kunnen denken van wel. Maar een hele rits historische studies over de wisselwerking tussen de revolutie in het koninkrijk Frankrijk en de Brabantse Omwenteling in de Zuidelijke Nederlanden noopt ons tot voorzichtigheid. Een blik van naderbij.
Nederlanden rijp voor revolutie
Enkele maanden voor het uitbreken van de Franse Revolutie in mei-juni 1789 zijn er in Noordwest-Europa al heel wat oproerbewegingen. De gebeurtenissen van de Franse Revolutie komen in de zomer van ’89 in het noorden dus niet als een donderslag bij heldere hemel. Integendeel, het is slechts een van de vele fenomenen die zich voordoen.
© Boston Museum of Fine Arts
Want sinds de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1774-1783) beleven de gebieden rond de Atlantische Oceaan roerige tijden. In 1782 ontketent een bonte coalitie van patriotten de Bataafse Revolutie tegen Stadhouder Willem V. Ze dragen de rood-wit-blauwe kokarde, zijn georganiseerd in vrijkorpsen en willen in de Zeven Verenigde Provinciën een republikeinse grondwettelijke akte om zich te wapenen tegen de monarchistische aanvechtingen van het Huis van Oranje.
De warrige poging tot revolutie, die na een burgeroorlog tussen patriotten en orangisten komt, mislukt door de Engels-Pruisische militaire interventie in september 1787. Een klein deel van de naar schatting 40.000 Bataafse patriotten vlucht naar Amerika en de Duitse staten, een groter aantal naar België en de meesten naar Frankrijk.
Ook in de Oostenrijkse Nederlanden heerst al geruime tijd voor de Franse Revolutie politieke onrust. Keizer Jozef II krijg vanwege de reeks ‘verlichte’ hervormingen waartoe hij sinds 1781 de aanzet heeft gegeven (en die sterk doordrongen zijn van een aantal filosofische idealen van de Verlichting) al snel een coalitie misnoegden van zeer divers allooi tegen zich.
In mei 1787 breekt de ‘kleine Brabantse Omwenteling’ uit, op aanstichting van de clerus, de staten Henegouwen en Brabant, de ambachten en het stadspatriciaat van Brussel en Bergen en van het Vlaamse Gent en Antwerpen. Het Oostenrijkse gezag wijkt maar korte tijd. Vanaf januari 1789 neemt het geleidelijk de teugels weer in handen terwijl de kopstukken van de Omwenteling, die zich rond Hendrik Van der Noot en Jan Frans Vonck hebben geschaard, een goed heenkomen zoeken in de Verenigde Provinciën (vooral in Breda), het Prinsbisdom Luik of het Koninkrijk Frankrijk. De Franse Revolutie breekt dus uit op het ogenblik dat de ‘kleine’ Brabantse Omwenteling al op de terugweg is.
‘Ici, comme à Paris’
De gebeurtenissen in België mogen dan geen belangrijke rechtstreekse impact hebben op de situatie in Frankrijk in lente-zomer 1789, het omgekeerde lijkt maar al te zeer het geval.
De Franse Revolutie wakkert de revolutionaire beweging in de Oostenrijkse Nederlanden opnieuw aan. De verenigde Franse patriotten die een Nationale Grondwetgevende Vergadering uitroepen, de nationale burgerwachten die naar Amerikaans model en naar het voorbeeld van de Bataafse patriotten worden georganiseerd, het feit dat ook het Parijse volk meedoet met de Revolutie en daarna ook de boeren tijdens ‘la Grande Peur’ half juli 1789: het werkt inspirerend op de Brabantse revolutionairen.
De Franse Revolutie wakkert de revolutionaire beweging in de Oostenrijkse Nederlanden opnieuw aan
Vanaf juli 1789 circuleren er in de Oostenrijkse Nederlanden politieke leuzes als ‘Ici, comme à Paris’. De democratische beweging rond advocaat Vonck heeft tal van referenties bij en contacten met de Franse revolutionairen, terwijl de behoudsgezinde beweging van Van der Noot afstand neemt en liever een alliantie met Pruisen sluit tegen Oostenrijk. Toch beroept geen van beide partijen zich op de leer van het natuurrecht, die nochtans zo sterk verspreid was onder de Franse revolutionairen. Een duidelijk bewijs dat de Franse aantrekkingskracht op zijn minst beperkt blijft.
Op 24 oktober 1789, op het moment dat de revolutie in Parijs radicaliseert, begint de nieuwe opstand van de Brabantse patriotten, wier ‘maanleger’, dat vanuit de Verenigde Provinciën is vertrokken, op 27 oktober 1789 de Oostenrijkse troepen in Turnhout verslaat. In Frankrijk is er enthousiaste steun voor de Brabantse vrijheidszaak, getuige het verschijnen van het eerste nummer van de krant van Camille Desmoulins in november 1789, Révolutions de France et de Brabant.
Op 11 januari 1790 roepen de meeste (maar niet alle) provinciën van de Zuidelijke Nederlanden, die het Oostenrijkse gezag hebben afgeworpen, verenigd in een Staten-Generaal, de ‘Verenigde Nederlandse Staten’ uit. Alleen al uit de naamkeuze voor dit nieuwe land mag blijken dat de leiders van de Brabantse revolutionairen en in het bijzonder de statisten, die het overwicht krijgen op de pro-Franse vonckisten, zich meer naar het voorbeeld van de Amerikaanse Revolutie richten dan naar de Franse Revolutie.
In januari 1790 worden de grote verschillen tussen het Franse en het Belgische revolutionaire project inderdaad overduidelijk: de Franse leden van de grondwetgevende vergadering hebben door het vernietigen van het Ancien Régime inclusief de grondslagen ervan (sociaal-politieke vertegenwoordiging van de drie standen, privilege en absolutisme) werkelijk een nieuwe orde in het leven geroepen.
Aan Brabantse zijde en in het bijzonder bij de statisten van Hendrik Van der Noot is het revolutionaire project er vooral op gericht het land te bevrijden van de Oostenrijkse heerschappij en vervolgens de structuren van het Ancien Régime te herstellen, die door het hervormingsstreven van Jozef II zijn tenietgedaan. Het gaat in zekere zin om een ‘conservatieve revolutie’.
Een dergelijk politiek project kan bij de verschillende Belgische politieke stromingen en sociale groepen niet op unanieme bijval rekenen. De vonckisten, die pro-Frans zijn, kunnen zich niet vinden in deze weinig democratische revolutie. De Vlaamse boeren kanten zich tegen een contra Jozef II gerichte terugkeer naar het Ancien Régime, die gedomineerd zou worden door de in hun macht herstelde stadselites en clerus. Van de weeromstuit betuigen ze hun trouw aan Keizer Jozef II.
© Rijksmuseum
In de lente van 1790 barst de burgeroorlog los: de statisten consolideren hun macht door middel van een heftige repressie van de vonckisten, van wie de actiefste militanten naar het voorbeeld van hun leider Vonck naar Rijsel vluchten. De Vlaamse boerenbevolking stookt op 31 mei op tot een opstand (‘cabale des misérables’) waarvan het epicentrum tussen Aalst en Oudenaarde ligt. Ook al dragen ze (net als de Franse contrarevolutionairen) de zwarte kokarde van de royalisten, ze vallen in eerste instantie het systeem van de heerlijkheden en de agrarische macht van de grote abdijen aan, die door de Verenigde Nederlandse Staten in hun oude glorie zijn hersteld.
Beide overwonnen partijen maken zich de leuzen van de Franse revolutionairen eigen
Maar de opstand wordt snel de kop ingedrukt. Opvallend bij beide overwonnen partijen is dat ze zich de leuzen en het discours van de Franse revolutionairen eigen maken. Van de democratische vonckisten hoeft dat niet te verbazen; van de Vlaamse plattelandsbevolking des te meer.
Luc d’Hondt heeft deze derdestandscomponent van de opstand bijzonder goed belicht. Net als in Frankrijk wensen de Vlaamse rurale opstandelingen een Revolutie van de Derde Stand tegen de Groten (de wereldse en kerkelijke heren, de clerus, de burgerij en de gildemeesters), wier macht door de hervormingen van Jozef II was ondermijnd maar nu opnieuw is gevrijwaard door de Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten. Ze beogen een terugkeer naar een monarchistisch bewind dat de rechten van het volk zou waarborgen en de vorm zou krijgen van een gezamenlijk bewind van de Derde Stand en de Keizer, via rechtstreeks door dit volk verkozen vertegenwoordigers. Kortom, een experiment dat erg dicht staat bij dat van de Franse monarchie in 1789-1790.
Druk grensoverschrijdend verkeer
De woelingen van de Franse en de Brabantse Revoluties in 1789-1790 zorgen voor druk grensoverschrijdend verkeer. Daardoor wordt de noordgrens, die aan de oorsprong lag van zovele nu eens reële, dan weer ingebeelde gevaren, ook als kwetsbaarder aangevoeld.
Ten eerste zijn er de bewegingen van politieke vluchtelingen. In de richting vanuit het noorden naar Frankrijk gaat het om de in 1788 verslagen Bataafse patriotten die zich voor het merendeel in Sint-Omaars (Saint-Omer) en Duinkerke vestigen (ongeveer 900 in januari 1788, 1026 in de loop van de zomer 1789), om de Belgische patriotten in januari-februari 1789, vervolgens om de vonckisten in april 1790 en in mindere mate om Vlaamse plattelanders die op de vlucht zijn voor de repressie van de Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten in juni 1790, en niet te vergeten ook de laatste aanhangers van deze republiek, die na het herstel van de Oostenrijkse macht in december 1790 de wijk nemen.
Maar de politieke vluchtelingen verplaatsen zich niet in één enkele richting. Er zijn ook politieke vluchtelingen die uit het in revolutie verkerende Frankrijk naar de Zuidelijke Nederlanden trekken, met uiteraard een aanzienlijk politiek verschil, want het gaat hier om contrarevolutionaire emigratie. Veel van deze emigranten zetten hun politieke strijd voort, vooral na het herstel van het Oostenrijkse bewind (van februari tot december 1789, en vervolgens na december 1790). Ze laten contrarevolutionaire pamfletten drukken of brengen in Ath een leger op de been. Vanaf november 1790 nemen vooral Franse refractaire priesters (priesters die weigeren om het pauselijke gezag af te zweren en de eed van trouw aan de Grondwet af te leggen) de wijk naar de Zuidelijke Nederlanden.
Angst en nieuwsgierigheid
Ten slotte zijn er ook een heel aantal minder spectaculaire, meer aan de omstandigheden gebonden migraties van grensbewoners, bijvoorbeeld om goederen in veiligheid te brengen bij politiek gevaar.
Volgens het getuigenis van een boerin uit Linselles bij Roubaix komen er ten tijde van de Oostenrijkse repressie van de Brabantse Omwenteling (eind mei 1790) bijvoorbeeld veel Menenaars naar Halewijn ‘om hun bezittingen’ te redden. Omgekeerd zoeken Franse grensbewoners tijdens ‘la Grande Peur’ van juli 1789 beschutting in de Oostenrijkse Nederlanden als het gerucht de ronde doet dat Engeland een aanval plant op het noorden.
Schrik is niet de enige voedingsbodem voor grensoverschrijdende verplaatsingen. Soms steekt men gewoon uit politieke nieuwsgierigheid of interesse voor feesten de grens over – Henegouwers en (Belgische) Vlamingen bijvoorbeeld die, als we nogmaals het getuigenis van boerin Lepoutre mogen geloven, in de grensgemeenten van het Noorderdepartement op 14 juli 1790 het feest van de Franse federatie komen bijwonen.
Soms steekt men gewoon uit politieke nieuwsgierigheid of interesse voor feesten de grens over
De beweegredenen kunnen ook religieus zijn. Sommige Noord-Franse refractaire priesters die naar de Zuidelijke Nederlanden zijn gevlucht, steken af en toe clandestien even de grens over om voormalige parochianen sacramenten toe te dienen, of soms komen leden van de voormalige herderlijke kudde hen opzoeken in hun schuiloord om een kerkdienst bij te wonen. Volgens Alexandra Petrowski doet dit verschijnsel zich elke zondag voor in Komen, Boesbeke, Halewijn en Linselles, en neemt het ter gelegenheid van de grote feesten van de katholieke kalender spectaculaire vormen aan.
Tot slot worden ook handelsrelaties en seizoenmigraties in stand gehouden – zo goed en zo kwaad als het gaat, want op 5 november 1790 stelt de grondwetgevende vergadering een nieuw douanestelsel in dat binnenlandse tolmuren afschaft maar de barrières aan de buitengrenzen versterkt. Smokkel neemt een hoge vlucht, met de medeplichtigheid van de gemeenten aan weerskanten van de grens. Zo slaan in Wervik de dorpelingen van beide kanten van de grens de handen in elkaar om op 21 januari 1791 met succes in opstand te komen tegen de Franse douanebeambten.
Actief militant
Eenmaal de grens over, kennen de vluchtelingen uiteenlopende lotgevallen, afhankelijk van de ontwikkeling van de politieke context in hun gastland.
Zoals we al zeiden werden de Bataafse patriotten in Frankrijk goed ontvangen. De rijksten en invloedrijksten vinden elkaar in Parijs, de anderen krijgen huisarrest opgelegd in Artesië, vooral in Sint-Omaars en sommigen in Duinkerke en de omliggende stadjes. Ze leven allen van een uitkering van de Franse (koninklijke) staat. Tijdens de Revolutie blijven velen actief militant, door onder meer politieke gezelschappen op te richten, zoals Valckenaer en de Palmboom in Duinkerke, om vervolgens na 1789 de Franse en Bataafse patriottische idealen uit te dragen in de Verenigde Provinciën.
In het begin van de Revolutie verklaren de leden van de grondwetgevende vergadering dat het koninkrijk Frankrijk geroepen is om een vrijplaats te worden voor al wie voor vrijheid strijdt, en Brabantse revolutionairen kunnen er ongehinderd hun toevlucht zoeken. In Rijsel, waar Vonck sinds 30 april 1790 is komen wonen, verbroederen Brabantse en Franse patriotten en ze bewegen zich in dezelfde sociaal-politieke kringen, zoals bij uitstek het Société des Amis de la Constitution; de Rijselse jacobijnen betuigen dan weer hun volle steun aan de oprichting van een Comité des Liégeois et Belges in hun stad.
Deze groepen vluchtelingen aan weerskanten van de grens – Franse contrarevolutionairen in de Oostenrijkse Nederlanden, Bataafse en Brabantse revolutionairen aan de Franse kant van de grens – zorgen onmiskenbaar voor grensoverschrijdend verkeer van politieke discoursen en leuzen.
Zoals Maxime Kaci heeft aangetoond, worden er in het kader van de vonckistische propaganda aan Franse kant politieke liederen gemaakt die door smokkelaars clandestien aan Belgische zijde worden verspreid. Ten slotte dragen ook arbeidsmigratie en handelsverkeer ertoe bij dat de bevolking aan weerskanten van de grens wordt doordrongen van alle nieuwe politieke betogen, of die nu revolutionair dan wel contrarevolutionair van inslag zijn, wat tot verrassende syntheses kan leiden, zoals de zo typisch Franse ‘derdestandsclaim’, die eind mei 1790 door de nochtans contrarevolutionaire Vlaamse plattelandsopstandelingen wordt geuit tegen de Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten.
Omslag in het immigratiebeleid
Na de revolutionaire wervelwind van 1789-‘90 komt er in 1791 in de noordelijke grensstreek een keerpunt. In dat jaar verslechtert de relatie tussen enerzijds de Brabantse vluchtelingen en anderzijds de overheid en bevolking van het Noorderdepartement dermate dat er een omslag plaatsvindt in het immigratiebeleid van de Franse Revolutie.
Oorzaak is de vrees dat de Oostenrijkers in het departement zullen binnenvallen om de broeinesten van door Brabantse en Franse revolutionairen gestookte onrust uit te roeien. Op 21 december 1791 gelast de grondwetgevende vergadering op aansporing van de departementale overheid dan ook dat de Brabantse vluchtelingen de vestingsteden Rijsel en Dowaai (Douai) moeten verlaten en zich moeten verspreiden naar de dorpen van het departement, die op hun beurt weigeren om de vluchtelingen gastvrijheid te verlenen.
De verharding van het beleid gaat gepaard met een opflakkering van oorlogszuchtige taal
Ook noordwaarts, in de Nederlanden, doet zich wanneer de Oostenrijkers de situatie weer in handen nemen dezelfde trend voor waarbij vluchtelingen niet langer welkom zijn. De Belgische bevolking vreest namelijk op haar beurt een Franse invasie die als doel of voorwendsel zou hebben de schuilplaatsen van refractaire priesters en contrarevolutionaire emigranten te vernietigen.
Uit voorzorg, ter wille van het goede nabuurschap en om het beleid van dispersie van de Brabantse vluchtelingen te camoufleren, gelast de Oostenrijkse gevolmachtigd minister Metternich op 22 januari 1792 op zijn beurt dat alle militaire bijeenkomsten van Franse emigranten op het grondgebied van de Oostenrijkse Nederlanden worden ontbonden en op 25 februari dat alle refractaire priesters die zich in de grensgemeenten zijn komen vestigen naar het binnenland moeten trekken.
Deze verharding van het beleid gaat gepaard met een opflakkering van oorlogszuchtige taal en met de geleidelijke installatie van een nieuwe machtsverhouding, die de Franse invasie in België in november van 1792 inluidt.