Feest in het Musée de Flandre in Cassel
De 450ste verjaardag van het overlijden van Pieter Bruegel de Oude kan in het Musée de Flandre in Cassel niet onopgemerkt voorbijgaan: ook hier wordt het Bruegeljaar uitgebreid gevierd. Hoe kan dat passender dan met taferelen van Bruegel en zijn navolgers die in teken staan van feest en kermis?
Wie aan feest en kermis in de Vlaamse kunst denkt, denkt hoogstwaarschijnlijk onmiddellijk aan de feestelijke taferelen die door Pieter Bruegel de Oude (1510/1520-1569) in de zestiende eeuw werden geschilderd. Nochtans heeft deze grote meester amper vier zo’n feesten zelf afgebeeld, maar heel wat navolgers en vooral zijn zonen Jan en Pieter hebben soortgelijke scènes gemaakt en die zijn zich alsmaar meer in het collectieve geheugen gaan vastzetten. Kunsthistorici hebben zich echter nooit echt verdiept in de feesten: zij zijn vooral geïnteresseerd in de raadselachtige afbeeldingen, de (winter)landschappen en de gravures met moralistische strekking van de oude meester. Het Musée de Flandre wil deze hiaat opvullen, want deze creaties zijn niet zomaar een weerspiegeling van de maatschappij, ook zij bevatten de mysterieuze zijde van Bruegel. Bruegels feesten zijn doorspekt met details, personages en symbolen.
In Cassel bieden ze een oplossing aan via de tentoonstelling “Feesten en Kermissen ten tijde van de Bruegels” die de werken van Pieter Bruegel de Oude in een bredere artistieke context plaatst. Voor de gelegenheid werd de volledige 1000m² van het museum in beslag genomen om in totaal meer dan honderd doeken, gravures en muziekinstrumenten uit beroemde musea en bijzondere privécollecties samen te brengen. Het volgens thema georganiseerde traject van “Feesten en Kermissen ten tijde van de Bruegels” laat oude werken en hedendaagse creaties als het ware met elkaar dialogeren. Zowel zijn voorgangers als zijn navolgers treden hier uit de schaduw van Bruegel. De zestiende eeuw bleek weldegelijk een uiterst interessante periode te zijn: de afwezigheid van een dominante beweging en stroming bevorderde de opkomst van experimenten en een veelvoud aan uitdrukkingsvormen. Meesterlijke boerenbruiloften en –kermissen staan zij aan zij met hoofse samenkomsten, waarin hoofse kunst samengaat met losbandigheid.
De bezoeker krijgt dus niet enkel werken van Pieter Bruegel de Oude te zien, maar ook van zijn voorgangers, tijdgenoten en navolgers. Onder andere Albrecht Dürer en Sebald Beham eigenden zich tijdens de eerste drie decennia van de zestiende eeuw deze onderwerpen toe en gaven die in de meeste gevallen een satirische of moralistische inkleuring. De tijdgenoten van Bruegel, Pieter Balten en Marten I van Cleve, beeldden meer dan eens feesten af en zij inspireerden op die manier Bruegel zelf en zijn zonen. Vooral zijn oudste zoon, Pieter II, bleek erg belangrijk bij het succes van de Bruegelfeesten: hij kopieerde enkele emblematische werken van zijn vader, maar kwam ook vaak erg origineel uit de hoek door zijn inspiratiebronnen te combineren en een vernieuwende stijl te hanteren. In het midden van de zestiende eeuw werden die vleselijke geneugten van de feesten alsmaar meer in een context geplaatst waardoor ze kunnen worden goedgepraat: het verhaal van de Verloren Zoon wordt gebruikt als excuus om naar losbandige en amorele gedragingen te verwijzen. In de laatste vijfentwintig jaar van de zestiende eeuw kiezen de Vlaamse schilders opnieuw voor strikt hoffelijke taferelen: hooggeboren gasten worden in een idyllisch kader geplaatst dat uitnodigt tot dromen en hoofse liefde. Zo zijn we al snel een eind verwijderd van de volksfeesten van Bruegel de Oude, maar het toont op een (zintuiglijk) mooie manier hoe die feesten in de zestiende eeuw telkens opnieuw een andere invulling krijgen.
Lees hier ook het artikel uit het jaarboek De Franse Nederlanden 2018 van Sandrine Vézilier-Dussart, de directrice van het Musée de Flandre. Deze tentoonstelling loopt sinds 16 maart 2019 en nog tot en met 14 juli 2019.