Eva Spierenburgs kunstwerken besmetten elkaar
Het traditionele doek begon Eva Spierenburg (1987) tegen te staan: wéér zo’n rechthoek aan de muur. Het is niet verwonderlijk dat de als schilder opgeleide Nederlandse kunstenaar zich begon toe te leggen op meer ruimtelijke media als sculpturen en installaties, maar ook op video. Toch is ze recent, met een flinke omweg, teruggekeerd naar het platte vlak.
© Eva Spierenburg
Eva Spierenburg werd oorspronkelijk opgeleid als schilder, aan de Hogeschool voor Kunst Utrecht (HKU). Haar schilderijen van toen hadden een mythologische inslag en werden bevolkt door figuren met een bewust niet-kloppende anatomie. Gaandeweg begon ze schilderen maar benauwend te vinden: alweer zo’n rechthoek aan een witte muur. Vroege pogingen om ruimtelijke elementen aan te brengen omschrijft ze als halfslachtig. Ook figuratie begon haar tegen te staan: ze merkte dat door personen te schilderen, ze de toeschouwer eigenlijk uitnodigde om op dingen te letten die voor haar zelf niet relevant waren. Lijkt deze figuur goed op een mens? Is dit een man of een vrouw? Is diegene mooi? Het ging haar – toen al – helemaal niet om zulke anekdotische vragen.
© Eva Spierenburg
Foto’s beschilderen
Een belangrijke eerste stap richting haar latere multimediale praktijk was de serie He is actually me (2014-2015), bestaande uit een reeks beschilderde foto’s en een video. Het uitgangspunt waren de mannenfiguren die steeds opdoken in haar schilderijen: waren ze een soort alter ego’s? Ze maakte een baard van haar eigen haar en een soort naaktpak en liet zich als deze manfiguren fotograferen, waarna ze de foto’s overschilderde. Echt sluitende antwoorden op de vragen die ze zichzelf stelde kreeg ze niet, maar zo’n soort kunstenaar is ze ook niet. Het ging haar eerder om de verschillende dingen die ze gaandeweg ontdekte, niet in de laatste plaats dat de kruisbestuiving tussen media en de performance-component voor interessante aanknopingspunten zorgde voor nieuw werk.
© Eva Spierenburg
Tijdens haar tweejarige residentie aan de gerenommeerde Rijksakademie van Beeldende Kunsten (Amsterdam), bleef Spierenburg voort haar nieuwe media verkennen; niet een voor een, maar ongeveer gelijktijdig. Dat ze geïnteresseerd was in performance, maar dat ze dat liever niet live deed, leidde bijvoorbeeld tot het werken met video. Ook begon ze ruimtelijk werk te maken, dat ze vaak combineerde met andere objecten en video’s, die samen installaties vormden. De positie van de afzonderlijke objecten ten opzichte van elkaar bleek daarbij van groot belang, want in elkaars nabijheid konden ze elkaar ‘besmetten’ – haar eigen woordkeuze – met hun uitstraling en betekenis. De algemeen-menselijke vragen in haar werk begonnen rond een duidelijk, krachtig thema te cirkelen: het lichaam. Enerzijds is dat voor haar de vlezen drager van je geest en persoonlijkheid, en anderzijds een soort instrument om contact te maken met de wereld om je heen. Personen maakten plaats voor ogenschijnlijk losse lichaamsdelen als armen en handen, of hun (voormalige) aanwezigheid werd gesuggereerd met bijvoorbeeld een rok, die oogt alsof die door iemand achtergelaten is.
© Jan-Kees Steenman
Tactiele huiden
Het is, op basis van die ‘weggelopen’ ledematen en de vaak gedempte, soms ziekelijk ogende kleuren, heel verleidelijk om Spierenburgs kunst in verband te brengen met lichamelijk verval. Dat is volgens haar echter een te beperkte invulling: het gaat haar om zintuigelijke ervaringen, ook in relatie tot een object of een andere persoon. Ziekte kán een deel van die thematiek zijn, maar ook de veerkracht van het lijf, bijvoorbeeld door te blijven functioneren. De losse armen en handen in haar werk ziet ze ook niet als amputaties of het gevolg van geweld, maar juist als gewoon een fragment van het hele lichaam. In die zin staat zo’n arm ‘gewoon’ voor een hele mens. In performances kan zo’n ledemaat zelfs functioneren als extensie van het lichaam.
© Eva Spierenburg
Een opmerkelijke overeenkomst tussen het werk in al die verschillende media, is de aantrekkelijke tactiele uitstraling; de rol van de huid, zou je kunnen zeggen, zowel in schilder- en beeldhouwkunstige als lichamelijke zin. Spierenburg heeft een voorkeur voor onregelmatige oppervlakken, plooien en materiaal waarvan je niet weet of dat natuurlijk of kunstmatig is. Zelfs een video als Three stages of being red (2018) heeft nog iets heel fysieks, hoewel afgespeeld op een glad scherm. Aanvankelijk wordt een mysterieus object, ergens tussen een kussen en een steen, door een hand gestreeld en uiteindelijk door twee knieën gebroken. De fysieke uitstraling is op beide momenten zo vreselijk anders – je zou aan het object willen voelen om uitsluitsel te krijgen over waar je nou mee te maken hebt.
Klaarliggend toneel
Die onderlinge verschillen én overeenkomsten van haar werk, waren goed te zien in haar eerste museale solo Disappearance in slow motion, in het Centraal Museum in Utrecht (12 oktober 2019 t/m 12 januari 2020). Daarin bracht ze verschillende sculpturen en video’s samen in een totaalinstallatie; niet stevig verankerd, maar juist in een losjes ogende constellatie. De objecten varieerden van een soort grote steen tot een silhouet, bestaande uit een stalen frame met een dunne huid van katoen en latex. Mede door het grote, geplooide gordijn in het midden van de zaal, deed de opstelling sterk denken aan een toneeldecor vol rekwisieten én de kleedkamer daarachter – zeker gezien kapstokachtige objecten met daaraan onder andere een rok en handschoenen met vingernagels.
De hele expositie oogde zowel uitgekiend als spontaan en veranderlijk. Spierenburg werkte voor deze expositie voor het eerst met een maquette om de opstelling voor zichzelf helder te krijgen, maar nodigde ook performer Sophia Dinkel uit die verschillende keren – voor de bezoekers aangekondigd én onaangekondigd – de opstelling tot leven bracht. Ze ging een interactie aan met de ruimtelijke objecten, door hun oppervlak af te tasten, soms met de latex handschoenen aan of een extra arm in haar handen. En passant veranderde zo ook de opstelling, waarbij nieuwe besmettingen werden veroorzaakt. Ze maakte een kalme, maar speels-onderzoekende indruk, alsof ze de wereld om haar heen (opnieuw?) in kaart probeert te brengen. De tentoonstelling leek, mede door Dinkels performances, net zoveel op een achtergelaten als een klaarliggend toneel. Ook dát is veerkracht.
© Jan-Kees Steenman
Installaties aan de muur
Recentelijk begon de schilderkunst toch weer te lonken. Spierenburg vroeg zich af of wat ze de laatste jaren had geleerd en ontdekt, kon combineren met het medium waarin ze was opgeleid. Kon ze bijvoorbeeld het ruimtelijke van haar installaties en sculpturen overbrengen naar iets dat eenvoudigweg gewoon aan de muur kan hangen? Dat resulteerde in de serie Hidden Remains, momenteel te zien tijdens haar solo-expositie Holding a fish to avoid sinking in de Rotterdamse galerie Cinnnamon. De platte, rechte dragers hebben plaatsgemaakt voor vaak grillige oppervlakken, waarvan de contouren ontleend waren aan het namaken van bijvoorbeeld een steen of een gat in een rots. Het traditionele (katoenen) doek maakte grotendeels plaats voor materiaal als acrylhars, gips en was.
© Eva Spierenburg
Op of onder die huid vind je de verborgen resten uit de titel, zoals een gedroogde avocadoschil of een gebruik schoenzooltje, wat de schilderijen een gelaagde, avontuurlijke uitstraling geeft. Hun ongebruikelijke vormen en materialen zijn in die zin een logische vertaling van Spierenburgs thematiek van de mens die zijn wereld probeert te begrijpen. Nog meer dan sculpturen zijn deze nieuwe kunstwerken een soort installaties aan de muur, vol elementen die elkaar besmetten.
© Eva Spierenburg
Een stuk stof van het gordijn uit Disappearance in slow motion keert terug in Hidden Remains (Curtain); eigenlijk wel een mooi teken van een zekere continuïteit tussen Spierenburgs verschillende media en benaderingen. Maar de grootste overeenkomsten is dat ook deze nieuwe kunstwerken volop hun huid laten zien: huid waarvan je niet weet in welke mate die organisch is, maar die altijd mysterieus en aantrekkelijk oogt.