Luc Devoldere waarschuwt voor valse vrienden en zingt de lof van een taal die in verschillende landen wordt gesproken: het Nederlands.
Voor mijn eenentwintigste verjaardag vroeg en kreeg ik van mijn ouders de Liddell & Scott Greek-English Lexicon (Oxford, Clarendon Press), 2042 bladzijden en een supplement van 153: noblesse oblige als je een student oude talen bent. Mijn editie was gedrukt in 1977, het jaar van die verjaardag, maar de eerste druk dateerde al van 1843.
Ik bladerde vandaag opnieuw in mijn Liddel & Scott omdat Alain Finkielkraut in L’Identité malheureuse de verdediging had opgenomen van het Griekse woord aidoos. Die vorm van ingetogenheid, retenue
deed me in Van Dale de betekenis van “schroom” opzoeken, één van mijn favoriete woorden. Ik was verrast erbij het label “verouderd” te zien staan: ik ben zelf ouder geworden dan ik dacht. De woorden halen ons links of rechts in, of glijden terug in het verleden, krijgen patine en worden uiteindelijk… oud. Op een dag word je wakker en zijn ze… verouderd.
Daarom is elke omgang met woordenboeken dubbelzinnig: je zoekt er verheldering, en komt vaak terug met meer onzekerheid. Beschrijven ze nu of schrijven ze subtiel voor? Woordenboeken zijn tijdsopnames. Ze zijn al verouderd op het moment dat je de laatste druk in handen hebt. En voor de rest: je leest niet in woordenboeken, maar je grasduint erin, je vist er woorden uit om ze tegen het licht te houden. Lexicon non legitur sed carpitur.
Elke omgang met woordenboeken is dubbelzinnig: je zoekt er verheldering, en komt vaak terug met meer onzekerheid
In de krant las ik een definitie van het woord “ideologie” die me naar Van Dale deed grijpen: de auteur had ideologie omschreven als een denkkader dat de werkelijkheid wil voorschrijven. Het woordenboek hield het bij een beschrijving van een denkkader. Een subtiel maar belangrijk onderscheid.
Er wordt wel eens gezegd dat Vlamingen en Nederlanders gescheiden zijn door dezelfde taal. Zo’n vaart zal het wel niet lopen, maar tussen hen in staan wel valse vrienden: faux amis. Valse vrienden zijn woorden uit de ene taal die (bijna) identiek zijn in een andere, en in die zin dus vrienden
zijn, maar juist iets anders betekenen, en dus vals zijn. Een voorbeeld. Liberal betekent in de VS links, en wordt er vaak als scheldwoord gebruikt: het is niet hetzelfde als liberaal in Nederland en België. Let dus op als je woorden meeneemt naar het buitenland.
Maar valse vrienden heb je ook in dezelfde taal, als die in meerdere landen wordt gesproken. Andere landen brengen namelijk ook andere culturen met zich mee. Een voorbeeld. Vrijzinnig
is in Nederland de naam voor de kritische gelovige die altijd weer de overgeleverde waarden en waarheden toetst op hun zeggingskracht in veranderende tijden. Vrijzinnige christenen laten zich inspireren door de geschriften van de joods-christelijke traditie, maar voor hen is daarin het laatste woord nog niet gezegd. Vrijzinnigen in België hangen daarentegen geen enkel godsdienstig geloof aan, verwerpen elke moraal die steunt op openbaring en behoren tot geen enkele kerkgemeenschap. Vaak – meestal – zijn het militante atheïsten. Vrijzinnigheid is in België juist te begrijpen als de tegenmacht van een dominant katholicisme. De kerk heeft een tegenkerk opgeroepen.
Vlamingen hebben in stations een afdeling “verloren voorwerpen”. In Nederland zijn die “gevonden”
Mooier wordt het bij de subtiele variaties. Vlamingen hebben in stations een afdeling “verloren voorwerpen”. In Nederland zijn die “gevonden”. Het is een verschil dat diep gaat: het perspectief bepaalt of men melancholicus is of niet. Wie iets vindt, kan het opnieuw gebruiken: hij heeft halfvolle, geen halflege glazen. Wie verloren heeft, mist van alles. Hij ziet de verlatenheid van de dingen die aan hun lot zijn overgelaten en onbruikbaar geworden.
Joke van Leeuwen heeft de vervreemding maar ook de verrijking van het gescheiden zijn door dezelfde taal feilloos verwoord. Als meisje van dertien strandde ze in Brussel en botste er op twee vreemde talen: het Frans en het Nederlands, de soorten Nederlands zoals die in België worden gesproken – van standaard, over tussentaal tot dialect.
Voilà. Beter kan ik het niet zeggen. Goesting verschilt van trek zoals bloedworst
van kaas. Andere voorbeelden. In Vlaanderen verandert de mosterd na de maaltijd traag maar zeker in vijgen na Pasen. En op plechtige uitnodigingen tref je in Nederland rsvp aan: répondez s’il vous plaît. Onderaan kun je dan vaak “tenue de ville” lezen. Voor heren is dat (ik heb het opgezocht) een net pak, al dan niet driedelig, donkerblauw of grijs (niet bruin), met overhemd en das, zwarte (gepoetste) schoenen en donkere sokken. Voor dames: een mantelpakje of een geklede jurk, met panty’s of kousen (geen blote benen), met of zonder hoed. “Stadskledij” (eerder dan “stadskleding”) vind je dan weer op een Vlaamse uitnodiging uit hetzelfde etiquetteregister. Tenue de ville klinkt lichtelijk blaaskakerig in Vlaanderen: men ruikt daar niet graag aan het parfum van het chique én ooit dominante Frans. Men spreekt het beter dan in Nederland, maar blijft er liever op een afstand van.
Goesting verschilt van trek zoals bloedworst van kaas
Onze taalcorrector zal steevast mijn vaststelling (Belgisch-Nederlands) vervangen door constatering. Ik heb daar vrede mee. Ik herinner mij wel levendig de glazige blik in de ogen van Nederlandse redacteuren toen het woord waterkans met een plons in de poel viel van een redactievergadering. In het Belgisch-Nederlands betekent dat volgens Van Dale: een zeer kleine, onzekere kans. Maar de waterkans dat het woord begrepen werd door mijn gespreksgenoten was groot – of moet ik zeggen: klein? Toch gescheiden door dezelfde taal? Het houdt nederig. Overigens hield ik mijn Nederlandse redacteuren voor dat ze die dag een mooi Nederlands woord hadden bijgeleerd. Wat ze beaamden. Zalig de taal die in verschillende landen wordt gesproken. Laat duizend bloemen bloeien in haar tuinen.