Deel artikel

Lees de hele reeks
literatuur column

‘En je schrijft dus boeken?’, vroeg ze vertwijfeld

30 november 2021 5 min. leestijd Thomas Heerma van Voss

Thomas Heerma van Voss was te gast op de radio. De presentatrice wist niet wie voor haar microfoon zou verschijnen, zo schreef het format voor. ‘Daar stond ik, als tweederangs verrassing die helemaal geen verrassing wilde zijn.’

Niet al te lang geleden, het voelt in elk geval als recent, belandde ik bij een radioprogramma waar niemand mij kende. Dat was onderdeel van het format, zo werd me door de redacteur telefonisch en met enige trots verzekerd. De presentatrice wist van tevoren wel dat er halverwege haar uitzending een gast zou verschijnen, maar niet welke – opdat ze spontaan zou reageren. “Anders ligt alles van tevoren al zo vast”, zei de redacteur.

Aarzelend stond ik op de desbetreffende dag klaar, achter de deur die naar de studio leidde. “Zal ik niet gewoon alvast naar binnen gaan?”

De redacteur hief zijn hand op, als een verkeersagent die een auto verbiedt nog een centimeter te bewegen. Toen herhaalde hij dat magische woord: format, ik wist toch wel wat het format was, ik mocht niet tegen het format ingaan.

Door een rond glazen raampje bovenin deur kon ik de presentatrice al zien. Soepel voerde ze het woord, als je haar zo zag staan had ze helemaal geen gast nodig. Mij zag ze niet, ze was geconcentreerd, eerst op de woorden die ze zelf uitsprak, toen op de woorden die via een luidspreker tot haar kwamen en die ik ook kon horen.

“Een jonge, mannelijke schrijver”, werd er door een mannenstem gezegd.

De wenkbrauwen van de presentatrice gingen omlaag. Ze wreef nadenkend over haar voorhoofd. “Ik heb nog een hint nodig”, zei ze toen.

“Hij houdt van hiphop”, klonk het.

De wenkbrauwen zakten nog iets verder omlaag.

“Hij is opgegroeid in Oud-Zuid”, zei de mannenstem.

De redacteur tikte me tevreden aan. “Zo leuk aan ons format, dit spelelement. Dat hoor je nooit op de radio.”

Onafgebroken bleef ik naar de presentatrice kijken, die ontzettend haar best deed om te raden wie ik was. Van tevoren had ik tegen de redactie van het programma gezegd: schrap dit onderdeel, dat levert enkel een pijnlijke situatie op, ze raadt niet wie ik ben, ze kent me niet. We hadden elkaar immers nooit ontmoet.

Als tiener was ik wel heimelijk verliefd geweest op haar, en hoewel ik niet van plan was haar hier bij naam te noemen voelt dat nu onvermijdelijk: ze speelde een onvergetelijke bijrol in de film All Stars, die ik rond mijn veertiende, vijftiende maandelijks keek. Maar die verliefdheid had ik – zoals veel gevoelens – vanzelfsprekend voor mezelf gehouden.

“En hij komt uit een schrijversgezin.”

Secondenlang bleef het stil.

Daar stond ik, als tweederangs verrassing die helemaal geen verrassing wilde zijn. Ik keek naar Ricky Koole en ik zag dat sprankelende gezicht waar ik als tiener zo gefascineerd naar had gekeken, ik zag hoe ze langdurig aarzelde. Toen gingen haar wenkbrauwen eindelijk omhoog, haar gezicht ontspande, en met verwachtingsvolle stem vroeg ze: “Is het Robert Vuijsje?”

Toen ik een paar tellen later de studio in stapte – de redacteur zwiepte de deur voor me open, nu leek er prompt wat haast – confronteerde ik Koole met de werkelijkheid. “Sorry, geen Vuijsje”, zei ik om verdere misverstanden te voorkomen.

Hoe meer ik praatte, hoe sterker het voelde alsof ik kwam solliciteren

Ze was te professioneel om echt beteuterd te kijken, maar ik meende te merken dat ze baalde. Bovendien wist ze, ook nadat ik mijn naam had genoemd, geenszins wie ik was. Door de opzet van het interview had ze me niet eens vluchtig gegoogeld, dus moest ik mezelf voorstellen. Opsommen wat ik zoal had geschreven. Waar die boeken over gingen. Wat me daarbij motiveerde. Hoe meer ik praatte, hoe sterker het voelde alsof ik kwam solliciteren, alsof ik helemaal niet was uitgenodigd maar hierheen kwam om ongevraagd aan Ricky Koole te vertellen wie ik was.

“En je schrijft dus boeken?”, vroeg ze vertwijfeld.

Gemakshalve had ik mijn laatste boek meegenomen, dat over muziek ging en kort voordien verschenen was. De uitgeverij had het werk losgezongen willen noemen, mijn toenmalige redacteur had die titel glimlachend geopperd: “Dat woord past extra goed omdat het echt iets is wat niemand met jou associeert, jij bent zo down to earth, zo droog.”

Koole bladerde al pratende door het boek.

“Inderdaad, erg veel hiphop”, zei ze peinzend.

Ik wist niet zeker of het een vraag was. “Ook andere genres”, zei ik maar, als een soort tweederangs pitch.

Terwijl ik verder sprak, dacht ik aan All Stars, aan die scène op de midgetgolfbaan wanneer Peter Paul Muller een poging doet om Koole te versieren: hij slaat zijn bal expres op de verkeerde baan, rent zich excuserend maar tegelijk flirterig naar haar toe. Een paar scènes later hebben ze seks in haar auto. Ik wilde tegen Koole nu iets over All Stars zeggen, iets om het gesprek open te breken, maar vreesde dat ze daar vaker over was aangesproken, dat ze hier niet twintig jaar na opname nog aan herinnerd hoefde te worden, misschien vond ze mijn associatie wel banaal.

En ik dacht weer aan dat woord, losgezongen, dat ik nooit met mezelf geassocieerd had en dat ik als titel direct had afgeschoten.

“Ik ga je lezen”, zei Koole ten slotte.

Ik dacht weer aan dat woord, losgezongen, dat ik nooit met mezelf geassocieerd had

Sindsdien heb ik haar nooit meer gezien of gesproken – behalve bij het inmiddels jaarlijks herbekijken van All Stars – maar het gevoel dat ik tegenover haar in die studio had, is zelden ver weg; de mengeling van gêne en ongewenste opdringerigheid.

Ik voelde iets soortgelijks toen ik laatst aanschoof bij televisieprogramma Brommer op zee en daar ter plaatse een brief schreef aan een geadresseerde die ik niet zelf mocht kiezen. Ik voel dezelfde aarzeling nu ik een korte verhalenbundel afrond terwijl zo veel culturele instellingen weer dichtgaan. Straks slinger ik ongevraagd nieuw werk de wereld in, niemand heeft erom gevraagd, wie zit erop te wachten?

Het zal zijn zoals naar buiten te treden – hoe en met wat dan ook – in zekere zin altijd voelt, wat zowel het aantrekkelijke als het onprettige ervan is: je staat voor een deur en daarachter bevindt zich een publiek dat jou niet kent. En je moet maar hopen dat men als jij jezelf opdringt niet al te afwerend reageert.

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000299c0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)