Bij een borrel onder de brandende zon nam Thomas Heerma van Voss afscheid als redacteur van literair tijdschrift De Revisor. Er klonk bescheiden applaus – en toen was het voorbij.
In het najaar 2015 nodigde een medewerker van boekhandel Athenaeum mij uit om iets te drinken. Zijn naam was Daan Stoffelsen en hij praatte veel, roerde onophoudelijk in zijn cappuccino, en tamelijk nonchalant vroeg hij me om bij de redactie van het literaire tijdschrift De Revisor te komen.
Meteen daarna zei hij: “Ik heb eigenlijk niets te bieden. Geen geld, geen aanzien. Maar het is wel anders dan alles wat je kent, en heel leuk om te doen. We kunnen echt lol gaan trappen en fijne plannen bedenken.”
Dat hebben we vanaf dat moment gedaan, in elk geval af en toe. Direct tijdens de kennismaking zegde ik toe. Ik was net afgestudeerd en vooral dat zinnetje dat het anders
was dan nota bene alles sprak me aan – verandering, variatie, daarnaar verlangde ik. Ik nam aan Daans zijde plaats in de redactie, die sindsdien zeer regelmatig van samenstelling veranderde. Maar in grote lijnen bleven wij tweeën hetzelfde doen, eigenlijk ging het voortdurend zoals bij onze kennismaking: Daan sprak, ik luisterde, en daaromheen zetten we met de rest van de redactie tijdschriften in elkaar. We vergaderden zeer regelmatig, soms vrolijk, soms routineus, soms gefrustreerd wegens verdwijnende abonnees of gefnuikte plannetjes, soms lacherig om precies dezelfde redenen, soms hoopvol als er ineens iets helemaal lukte: een moeilijk bereikbare schrijver leverde plots een overrompelend verhaal in, uit de ongevraagde kopij kwam plots een sterke bijdrage bovendrijven.
Kort nadat ik gedebuteerd was, zei mijn toenmalige redactrice Tilly Hermans: “Nu is het tijd om in literaire bladen te publiceren.”
Ze sprak met de ernst die haar stem wel vaker kreeg en die me altijd deed vermoeden dat ze op het punt stond me te berispen.
Pas later besefte ik dat de volgorde doorgaans andersom is, eerst het literaire blad en dan de debuutroman, en weer even daarna drong het tot me door dat hier inderdaad een berisping op de loer lag. Hermans zag het niet zitten in mijn plan voor mijn tweede roman, ze vond dat er het nodige te verbeteren viel aan mijn schrijfwerk, dit was een efficiënte en voor haar weinig tijdrovende manier om mij te laten bijleren.
Met een wat overdreven geldingsdrang stuurde ik verhalen rond naar alle literaire bladen
Hoe dan ook, ik deed waar zij op aanstuurde. Met een wat overdreven geldingsdrang stuurde ik verhalen rond naar alle literaire bladen. Er ontvouwden zich uitgebreide mailcorrespondenties met tijdschriftredacteuren, scherpe correctierondes over perspectief, over toon, over de ambachtelijke aspecten van schrijven. Ik zou elke beginnende schrijver, zeker schrijvers van het enigszins schuwe soort, adviseren zijn of haar werk naar literaire bladen te sturen, juist omdat ze tamelijk klein zijn. Ze worden meestal gemaakt met dezelfde aandacht als een boek, maar gaan niet gepaard met de bijbehorende verwachtingen of publicitaire tamtam; er is ruimte voor experiment, voor pogingen die af en toe ook faliekant mislukken.
Om diezelfde reden zou ik ook eenieder aanraden om van tijd tot tijd literaire bladen te lezen. Of om, als de mogelijkheid zich voordoet, in een redactie plaats te nemen. Niet per se om een ideologie uit te dragen – de tijd dat literaire bladen een afgebakende literatuuropvatting verdedigden ligt ruim achter ons, misschien omdat ieder literair blad met uitsterven wordt bedreigd en uit overlevingsdrift geen al te strikte poëtica wil formuleren – maar om jezelf alsmaar gesteld te zien voor cruciale vragen: wat beoogt deze schrijver? Hoe valt deze inzending eventueel nog aan te scherpen? Wat gebeurt er met een tekst als de eerste twee alinea’s worden omgewisseld of geschrapt?
Maar na zeven jaar – zo’n vijfentwintig Revisor-nummers – leek het me nu het juiste moment om te stoppen. Ik had al genoeg thema’s en schrijvers aangedragen, het was tijd voor nieuwe bezigheden. Weinig treuriger dan een redacteur die alles rondom zijn blad uit gewoonte doet, die blijft zitten simpelweg omdat niemand hem kan ontslaan.
Singel Uitgeverijen was zo vriendelijk om een afscheid te organiseren. Omdat Daan Stoffelsen min of meer toevallig ook wilde stoppen – na twaalf jaar redacteurschap – werd het een duo-afscheid. Tevens zou de presentatie van ons nieuwe nummer plaatsvinden, en was nu blijkbaar ook het moment daar om de geannuleerde “grote Revisor-schrijversborrel” van vorige zomer in te halen.
Ik zou eenieder aanraden om van tijd tot tijd literaire bladen te lezen. Of om in een redactie plaats te nemen
Heel groot werd het natuurlijk niet, hoeveel er ook gelijktijdig gepland werd. Geheel in lijn met hoe ik De Revisor de afgelopen jaren meemaakte hing er iets kneuterigs om de samenkomst heen, wat me goed deed, iets anders had niet gepast.
In een tuin verzamelden zich enkele tientallen mensen. Medewerkers van de uitgeverij, schrijvers die onlangs enkele Revisor-bladzijden hadden gevuld, nieuwe redacteuren, oud-redacteuren, bestuursleden.
Door de tuin verspreid stonden bakjes met olijven klaar. De vertrouwde kaasstengels, wijn, bier, veel frisdrank. Het idee was dat iedere schrijver ter plaatse de nieuwe Revisor zou krijgen. Maar door een fout bij de drukkerij waren er amper exemplaren bij de uitgever beland. Ter compensatie waren er wel heel veel papieren geprint met het omslag erop en een QR-code eronder, opdat mensen op hun mobiel de nieuwe De Revisor konden lezen. Overal hingen die A4’tjes, op muren en tafels, zelfs op de wc kwam ik ze tegen.
Af en toe klampte iemand me aan: “En? Ga je het missen? Kun je je leven zonder De Revisor voorstellen?”
De sfeer was, ik kan niet anders zeggen, uiterst gemoedelijk. Niemand was in rouw
Stiekem was ik al gestopt, sinds ik het besluit afgelopen winter nam deed ik welbeschouwd niets meer voor De Revisor, maar behalve mijn mederedacteuren had niemand dat in de gaten.
De sfeer was, ik kan niet anders zeggen, uiterst gemoedelijk. Niemand was in rouw. Niemand verzette zich tegen het idee dat Daan en ik vandaag vertrokken. De affaire-Spijkers werd besproken, iemand wond zich op over een longlist voor een literaire prijs die zijn gesprekspartners niet kenden.
Toen was het tijd voor speeches. Querido-redacteur Josje Kraamer sprak uiterst vriendelijke woorden uit voor eigenlijk iedereen die bij het blad betrokken was, oud-redacteur en huidig bestuurslid Gustaaf Peek benadrukte hoeveel plezier het maken van De Revisor hem had gebracht, dat woord herhaalde hij telkens, plezier, pleZIER, plezíér.
Ikzelf zei wat over Daan Stoffelsen, Daan Stoffelsen zei wat over mij. “Er was niets consequents aan onze keuze voor Thomas”, lichtte hij zijn actie uit 2015 toe, gevolgd door: “Ernst is de eerste indruk die je krijgt als je hem ziet. Bekijk zijn auteursportretten maar. Onverstoorbaar, ietwat nors.”
Er hoefde niet onderhandeld of geëvalueerd te worden. Een contract was er nooit geweest dus dat kon ook niet worden beëindigd
Daarna volgde nog een oproep om allemaal abonnee te worden, zoals bij alle eerdere Revisor-gelegenheden bleef Daan bezig met het tijdschrift, lezersaantallen, technische zaken, de appgroep.
Er klonk bescheiden applaus – en toen was het voorbij.
Mijn redacteurschap liep af in de brandende zon in de tuin van Singel Uitgeverijen. Er hoefde niet onderhandeld of geëvalueerd te worden. Een contract was er nooit geweest dus dat kon ook niet worden beëindigd.
Op een gegeven moment, het afscheid was bijna voorbij, stond ik naast Daan Stoffelsen. Zoals meestal tijdens vergaderingen wachtte ik tot hij het woord zou nemen. Hij noemde me “een vriend in literaire zaken, een allround redacteur”, en zei ook: “Het is traditie dat vertrekkende redacties een tekort nalaten. Maar wij hebben het wat dat betreft niet slecht gedaan en de nieuwe redactie heeft er echt zin in, maakt mooie plannen.”
Die indruk kreeg ik ook.
Probleemloos kon ik verdwijnen, dit was het moment.
“En?”, vroeg hij. “Ga je het missen?”
“Ja”, zei ik toen, en even meende ik het.