Waar je naar kijkt, kijkt ook naar jou in ‘Een vlam Tasmaanse tijgers’ van Charlotte Van den Broeck
Vanuit haar fascinatie voor een uitgestorven dier verkent Charlotte Van den Broeck de gebieden tussen waarheid en mythe en tussen beschouwing en vertelling. Verhalen verhelderen én verhullen, zo blijkt uit haar essayistische zoektocht naar de Tasmaanse tijger.
In het huis van haar oma was nergens een stukje vloer te zien door de vele tapijtlagen, schrijft Charlotte Van den Broeck (1991). Dit beeld blijft haar sterk bij. Ze vergelijkt de tapijten met verhalen, die allemaal over elkaar schuiven, elkaar deels overlappen en zo de ware toedracht (of de echte ondergrond) zouden verhullen.

© Carmen De Vos
Zo begint Charlotte Van den Broeck haar nieuwe boek Een vlam Tasmaanse tijgers. Het is het begin van een fascinatie die zich vertaalt in een uitvoerige zoektocht naar de geschiedenis van de Tasmaanse tijger, een zoektocht die zowel persoonlijk als wetenschappelijk van aard is. Ze wil de overlappende tapijten van de verhalen over deze tijger begrijpen en lostrekken, tot ze de grond, de kern, kan zien. Ze hanteert daarvoor een vorm die tussen beschouwing en vertelling in zit, en die ze eerder op bijzonder geslaagde wijze liet zien in Waagstukken (2019), dat ging over architecten die zichzelf doodden na een faliekant mislukt project.
Waarom haar interesse nu naar een uitgestorven dier is uitgegaan? “Mijn familiegeschiedenis wordt gedragen door dieren. Ze vormen schakels en symbolen, stootkussens en schokdempers, omwegen voor liefde en verdriet, kale plekken, zachte plekken”, schrijft ze. Er werd vaak over dieren gepraat, eigenlijk liever dan over menselijke zaken. En waarom dan specifiek de Tasmaanse tijger? Die vraag lijkt onderdeel van de zoektocht zelf. Eerst is de fascinatie voor een dier dat (door menselijk handelen) uitgestorven is en nog altijd omgeven wordt door mythes en mysterie. Waarom Van den Broeck gedreven is om het dier tot in elk spoor te zoeken en wat deze zoektocht over haarzelf zegt als mens en als schrijver, zijn vragen die de stuwkracht vormen van dit boek.
We reizen mee naar vroegere dierentuinen, ontdekkingsreizen, voormalige koloniën, huidige natuurparken, stoffige archiefruimtes, laboratoria en natuurhistorische musea. Van den Broeck bezoekt onderzoekers en allerlei mensen die iets te maken hebben met het verhaal van de Tasmaanse tijger: van mensen die meldingen ontvangen van mogelijke ontmoetingen met het dier, mensen die zelf op zoek zijn naar het dier, en mensen die het dier hebben onderzocht of dat nog altijd doen, bijvoorbeeld in een laboratorium waarin gepoogd wordt het dier te klonen. De auteur is duidelijk in haar streven: ze wil dat haar zoektocht correct en volledig is en stort daarom nogal wat data over de lezer uit. Interessante en minder interessante anekdotes en stukjes tot leven gebrachte geschiedenis passeren de revue.
De hoop om de Tasmaanse tijger in leven te zien en de waarschijnlijkheid dat dit niet kan, wisselen elkaar af
Een vlam Tasmaanse tijgers toont treffend hoe fervent zoeken naar iets altijd meer oplevert dan de oorspronkelijke vraag oproept. Naast het vergaren van allerlei informatie waarvan je het bestaan niet wist, houdt een dergelijke zoektocht een spiegel voor: wat zegt zo’n onderneming over jou, wat zijn je eigen overtuigingen en hoe verhoud je je tot verschillende meningen en inzichten? Er ontstaat een boeiende dynamiek tussen onderzoeker en onderzoeksobject: waar je naar kijkt, kijkt ook naar jou. De auteur merkt op dat deze tocht, het achternareizen van de Tasmaanse tijger, een oefening is in opmerkzaamheid. Het zoeken speelt in op “de angst om aan de oppervlakte te blijven, om niet door te dringen, om op een afstand te leven”. Het heeft ook te maken met controle: “Het heeft iets verleidelijks, de poging om over een specifiek iets alles te kunnen weten, de schijn van een controleerbare werkelijkheid waarin de zorgzaamheid voor details het bewaarde in bewaring neemt.”
De hoop om het dier toch in leven te zien en de waarschijnlijkheid dat dat niet kan, wisselen elkaar af. Er zijn mensen die nog altijd naar de tijger zoeken en de auteur lijkt daar soms ook in te worden meegetrokken. Hier lijkt voornamelijk volharding een beslissende rol te spelen, om jarenlang te blijven proberen bewijsmateriaal te verzamelen. Een interessante vraag speelt op: “Kan je geluk beïnvloeden met doorzettingsvermogen?” Het antwoord lijkt diffuus: de volharding om telkens verder te zoeken, levert zowel ongemak (slaapgebrek, vermoeiende wandeltochten) als bevrediging (antwoorden, stimulerende ontmoetingen) op.
Van den Broeck blijft in haar zoektocht bewegen tussen twee polen: de waarheid en de mythe, en verkent het gebied ertussen. Zo gaat het over verhalen die uit meerdere lagen bestaan die dan wel ogenschijnlijk verschillen, maar toch allemaal ook waar kunnen zijn:
Misschien, denk ik terwijl ik een ingewikkeld verlies probeer te plaatsen, laat een verhaal zich slechts vertellen in een weefsel van verhalen en misschien draait het erom iets van dat weefsel zichtbaar te proberen maken, om ergens in de veelvuldigheid en tegenstrijdigheden die ermee gepaard gaan te luisteren.
Zo laat haar zoektocht zien dat de kracht van het verhaal een grote rol heeft gespeeld in het lot van deze tijger. Het dier zou als zondebok worden aangewezen voor het verlies van schapen, het zou als bloedzuiger te werk gaan en kreeg zo de namen “vampier” en “schapendoder”. Voor het (dood) aanleveren van het dier kon je op een zeker moment zelfs een vergoeding krijgen. Waar het dier in oude verhalen uitschot werd, werd het naarmate het zeldzamer werd in andere delen van de wereld (voor musea, dierentuinen, verzamelaars) een pronkstuk. Beide verhalen gingen over de rug van het dier: “De geschiedenis van de Tasmaanse tijger is zo’n verdrietige getuigenis van de impact die we als mensen uitoefenen op de natuur, maar het brengt ook in de praktijk hoeveel gevolgen verhalen kunnen hebben.” Van den Broeck stelt: “Folklore en mythologie kunnen dieren omdopen en heruitvinden.”
Het uitsterven van dit dier door toedoen van de mens en hoe we sindsdien met het verhaal omgaan, zegt alles over de mens als zelfzuchtig en kortzichtig wezen dat het narratief graag buigt naar zijn eigen belangen.
Het is interessant hoe secuur Van den Broeck laat zien hoe het verhaal van het dier verdergaat in musea en er keuzes worden gemaakt die onze visie vormen. Zo is er sprake van een seksistisch vertelmodel, dat op subtiele wijze de machtsverhoudingen toont: “In de weinige displays waarin het mannetje en het vrouwtje van een soort samen tentoongesteld stonden, constateerde ze [onderzoeker Rebecca Machin, FB] dat in driekwart van de gevallen het mannetje hoger en meer rechtop stond – ook wanneer dat postuur niets met het gedrag van het dier te maken heeft.” Tussen mens en natuur staan een hoop overtuigingen.
Een interessante vraag speelt op: ‘Kan je geluk beïnvloeden met doorzettingsvermogen?’
Zo is er ook de overtuiging dat het terugbrengen van de Tasmaanse tijger, door middel van klonen, écht niet lang op zich zal laten wachten en het terugbrengen van het dier het ecosysteem goed zou doen. Toevalligerwijs bezocht schrijver Margaret Atwood eerder het natuurhistorisch museum in Oxford voor dit dier, als research voor een kortverhaal. Atwood schreef uiteindelijk over een Tasmaanse tijger die uit onbaatzuchtigheid en schuldgevoel gekloond wordt en dus een nieuw leven krijgt. Maar uiteindelijk wordt het dier gekocht door een rijke man die het in een stoofpot laat verwerken, omdat hij de enige persoon op aarde wil zijn die Tasmaanse tijger heeft gegeten. Zowel in fictie als in non-fictie wordt misschien wel de enige manier waarop de mens met zo’n dier kan omgaan op een indringende en alarmerende wijze getoond: het draait om de mens en het dier zal het altijd afleggen.
Een vlam Tasmaanse tijgers is een bijzonder boek, vooral door de vorm: de geslaagde mengeling tussen feiten en gedachten, fantasie (ook de metaforische rouwaap en gaaiwolgaai komen langs) en wetenschap. Van den Broeck formuleert prachtig, zoals wanneer zij een tijger beschrijft die in een dierentuin wordt gehouden en die eindeloos in rondjes loopt:
Te opgejaagd om stil te staan. Te bang om te bewegen. Dan maar de beweging worden. […] Met elke omlijning een en dezelfde cirkel lopen tot zich vanbinnen eenzelfde cirkelvormige beweging voltrekt, maar kleiner en kleiner, en nog kleiner, steeds dichter draaiend om het middelpunt, tot het draaien zelf het punt wordt waarin het dier in zichzelf kan verdwijnen – onzichtbaar, veilig.

Inhoudelijk biedt het geheel een intense leeservaring, met de vele natuurbeschrijvingen, data en feiten. Dat vraagt om gedoseerd lezen. Tegen het einde voel je aan dat er geen openbaring kan komen, de climax blijft uit, waardoor het einde wat willekeurig voelt. Wat na het lezen vooral blijft hangen, is de fascinatie die Van den Broeck tot haar zoektocht dreef en bewondering voor de rijkdom aan verhalen die het haar brengt, van wetenschap tot mythe, van geschiedenis tot toekomstplannen, van anekdote tot roddel. Van den Broeck treedt al deze visies met een open geest tegemoet en laat ze samenvloeien tot een meerstemmig, fascinerend verhaal.
Charlotte Van den Broeck, Een vlam Tasmaanse tijgers, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024, 272 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.