Deel artikel

Lees de hele reeks
kunst column

Een venster op verdriet

18 april 2023 3 min. leestijd Gerdien Verschoor

Een recente dramatische gebeurtenis jaagt een nieuwe puls door twee oude meesterwerken. Kunsthistoricus Gerdien Verschoor ziet hoe gevoelens van hoop en wanhoop eeuwenlang niets aan kracht inboeten.

De lage landen heeft me gevraagd een stuk te schrijven over de tentoonstelling Vlaams expressionisme. Heerlijke herinneringen. Op naar het Haagse Kunstmuseum. In Utrecht wordt het ineens vol in de trein. Amechtige Amerikanen met grote koffers, kletsende studenten en gehaaste forenzen stromen de stiltecoupé binnen. Vanwege een ernstig treinongeluk bij Voorschoten eerder deze week moeten reizigers de gekste omwegen nemen om van Schiphol of Amsterdam in Den Haag te geraken.

Gelukkig reageert iedereen gemoedelijk op het ongemak. Ik denk dat we allemaal nog van het treinongeluk onder de indruk zijn. Er is één dode te betreuren – de bestuurder van de kraan die op het verkeerde moment op het verkeerde spoor stond. Een goederentrein knalde er bovenop, en daar reed weer een passagierstrein op in. Van de vijftig inzittenden raakten er dertig gewond. Eigenlijk is het een wonder dat dit drama voor zoveel reizigers nog zo goed is afgelopen.

Een uur later wandel ik door de zalen met kleurige, veelstemmige, uitbundige en soms geheimzinnige werken van Edgard Tytgat, Gustave de Smet, Jozef Cantré en Anna de Weert (de enige vrouw in het gezelschap). Dan valt mijn oog op een ongewoon lang bijschrift bij het schilderij Obsessie van Frits Van den Berghe:

De gevluchte Gustave de Smet en zijn vrouw Gusta leven in armoede en vertwijfeling wanneer bovendien hun twintigjarige zoon Firmin op tragische wijze komt te overlijden. Hun enige kind verongelukt in september 1918 bij een groot treinongeval ter hoogte van Weesp. Obsessie toont de wanhoop waarin Van den Berghe zijn vrienden aantreft bij zijn terugkeer naar Nederland.

Op Wikipedia zoek ik naar informatie over dat oude treinongeluk van meer dan een eeuw geleden. “De sneltrein 102 van Amersfoort naar Amsterdam ontspoorde nabij de spoorbrug over het Merwedekanaal bij Weesp en zakte vanaf het talud omlaag. Diverse houten rijtuigen werden versplinterd, waardoor er in deze rijtuigen veel slachtoffers vielen.”

Er waren 41 doden te betreuren, nog eens 42 mensen raakten gewond. Eerste hulp werd verleend door artsen, militairen en vier nonnen – hulp die voor Firmin de Smet te laat kwam of misschien helemaal geen zin meer had. Gewonden werden met hulptreinen en toevallig passerende schepen afgevoerd.

Onderzoek zou uitwijzen dat het zand onder de sporen door de langdurige regen doorweekt was geraakt en dat er kwelwater uit het Merwedekanaal onder de kleidijken was doorgesijpeld. De vloeibaar geworden dijk kon het gewicht van de trein niet meer dragen.

Frits van den Berghe heeft een hartverscheurend werk geschilderd. Links op de voorgrond zien we een staande mannenfiguur, gehuld in een donkere kamerjas. Met de handen in zijn zakken staat hij afgekeerd van zijn vrouw die op de achtergrond, in het licht, aan een tafel zit. Haar gezicht is niets meer dan een lichte vlek.

De schilderijen lijken in alle opzichten omkeringen van elkaar. Net daarom lijken ze sterk met elkaar verbonden

Over de tafel een wit, smetteloos kleed, twee lege stoelen zijn aangeschoven: de ene in het volle licht, de andere in de donkere schaduw. De ruimte achter de vrouw heeft Van den Berghe gevuld met grote, pasteus geschilderde vlakken in groen, geel, oranje. Misschien vormt een van de vlakken een venster met uitzicht op een landschap met ondergaande zon. De geabstraheerde vormen drukken het grote verdriet uit van twee mensen die elkaar in hun rouw niet kunnen bereiken.

Onwillekeurig moet ik denken aan een ander vader-zoonschilderij: Rembrandts De terugkeer van de Verloren zoon uit de Hermitage in Sint-Petersburg. De schilderijen lijken in alle opzichten omkeringen van elkaar. Net daarom lijken ze sterk met elkaar verbonden.

Waar Van den Berghe de vader in schaduwen gehuld heeft, staat hij bij Rembrandt in het volle licht. En omgekeerd: waar Van den Berghe de moeder in het licht heeft gezet, heeft Rembrandt de figuren op de achtergrond juist in schaduwen verborgen – ook de vrouw die misschien de moeder van de jongen is.

De rouwende man op het schilderij van Van den Berghe verbergt zijn handen diep in de zakken van zijn donkere mantel, als in een machteloos gebaar van verdriet. Maar de zoon op het schilderij van Rembrandt is thuisgekomen. En dat is het moment dat door Rembrandt is vastgelegd. Hij heeft de handen van de vader nodig om ze op de schouders van zijn zoon te leggen. Ze vormen de kern van het schilderij. Je leeft. Je bent thuis. Ik laat je niet meer gaan.

Gerdien Verschoor 1

Gerdien Verschoor

auteur en kunsthistoricus


Foto © Fjodor Buijs

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000291b0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)