‘Een koord boven de afgrond’ van Cyrille Offermans: tussen corona en Oekraïne
In de derde aflevering van zijn persoonlijke journaal schakelt Cyrille Offermans soepel tussen literaire beschouwingen, intimistische familieportretten en gedachten over de door oorlog getekende actualiteit.
Denkend aan het journaal zie ik een almaar vaker voorkomende, belachelijke scène voor me. Ik zie journalisten, na uren wachten, politici achternahollen die een of andere ambtswoning verlaten. Met micro’s in de hand achtervolgen zij hen tot diep in de Wetstraat of het Binnenhof, vruchteloos op zoek naar een doorgaans nietszeggend antwoord. Breaking news vereist nu eenmaal voortdurende haast; reflectie fungeert als obstakel.
Na Een iets beschuttere plek misschien uit 2017 en Midden in het onbewoonbare uit 2020 vormt Een koord boven de afgrond het derde deel van het persoonlijke journaal van Cyrille Offermans (1945). Denkend aan zijn journalen, “soepel schakelend tussen intellectuele essays en intimistische dagboekaantekeningen”, wandel ik, aan de hand van een bedachtzame gids, door de meest verrassende wederwaardigheden van de actualiteit, van de verschrikkingen van nabije en verre oorlogen tot in de oneindige ruimtes van de menselijke geest. Breaking news wordt er in perspectief geplaatst.
Dit derde journaal bestrijkt de periode tussen juli 2021 en december 2022, wanneer de coronapandemie gaandeweg haar verlammende werking op het leven begint te verliezen en Poetins inval in Oekraïne, “een wereldschokkende gebeurtenis die alle andere gebeurtenissen naar de achtergrond verdrong”, vervolgens onrust zaait. Heeft die inval Offermans geïnspireerd tot de titel? “Ik zit als elke ochtend voor mijn Mac en volg de liveblogs over Oekraïne, waar de oorlog steeds uitzichtlozer en dreigender wordt.” Nergens in het boek wordt de titelkeuze toegelicht. Ik vind een aforisme van Franz Kafka dat aardig in de buurt komt: “De ware weg loopt over een touw dat niet in de hoogte gespannen is, maar vlak boven de grond. Het lijkt eerder bedoeld te zijn om te doen struikelen dan om bewandeld te worden.” Op zijn tocht door de soms afgrondelijke actualiteit in Oekraïne lijkt hij soms te struikelen. Ik kom er nog op terug.
Offermans neemt je mee naar zijn enorme boekenkast, waarin het geheugen van de menselijke cultuur ligt opgeslagen, niet alleen maar toch vooral van de Europese cultuur (er zijn bijvoorbeeld wel uitstapjes naar Japan). Het gros is, niet verwonderlijk, gewijd aan het domein van de letteren. Zoals die andere begenadigde journaalschrijver en essayist Benno Barnard is Offermans een stilist, even virtuoos, maar anders, meer ingehouden, minder bravoure, minder franjes, meer reflectie, meer helderheid. Formuleringen in de vorm van een chiasme (“staand op de pedalen kwam ik niet bij het zadel, zittend op het zadel niet bij de pedalen”), een trefzekere metafoor (“de sprinkhanenplaag van het massatoerisme”), of een pertinente bespiegeling (“geen liefdesbenadering zonder schijnbeweging, geen liefdesbetuiging zonder elektrificerende metaforen”) zijn legio.
Er is voor elk wat wils. Aanstekelijke boekrecensies schrijft hij, bijvoorbeeld van De opgang van Stefan Hertmans en De onbevlekte van Erwin Mortier, heerlijk uitgesponnen essays over Robert Walser, Knut Hamsun, Vasili Grossman, Annie Ernaux, Elsa Morante en Roberto Calasso, afgewisseld met kleine portretjes uit het familiealbum, over zijn ouders, kinderen en kleinkinderen. Ik maak nu een onmogelijke keuze. Als essay kies ik voor ‘Een hoogst merkwaardige richting’. Daarin evoceert Offermans liefdevol de grote originaliteit van de Noorse Nobelprijswinnaar Hamsun, ook al noemde die Hitler “een strijder voor de mensheid”. Terwijl het gros van de hedendaagse critici hem daarom bij voorbaat als een ordinaire fascist zou afserveren, herleest Offermans empathisch de zinnen in Honger en Langs overwoekerde paden, de meest karakteristieke boeken van de schrijver met “het malende, fantaserende, ijlende, aan permanente stemmingswisselingen onderhevige hoofd”. Als familieportret kies ik voor ‘Verdwijningen – een drieluik’. Driemaal wordt een fiets gestolen, die van de auteur, van zijn kleinzoon en van zijn moeder. De gestolen fietsen overbruggen de vergankelijke tijd: het verlies van een fietssleuteltje bezorgde hen de slechtste week in hun leven.
Offermans schrikt er niet voor terug om heilige huisjes te slopen
Offermans schrikt er niet voor terug om heilige huisjes te slopen. Als jurylid van literaire prijzen sabelt hij Olga Tokarczuk neer, in 2018 samen met Peter Handke winnaar van de Nobelprijs. Evenmin kent hij genade voor Noam Chomsky – noch zijn taalkundige theorieën noch zijn anti-Amerikaanse houding kan hij pruimen – terwijl hij minder befaamde figuren voor het grote publiek – beeldend kunstenaar Toon Teeken of blokfluitist en dirigent Frans Brüggen – een forum geeft. Dat doet hij ook wanneer andere schilders en componisten de revue passeren, faam doet er niet toe. Bij zijn Antwerpse vriend en schrijver-schilder Jan Vanriet ontmoet hij de in Vlaanderen vrij populaire schrijver Christophe Vekeman, vreemd genoeg “hem alleen van naam bekend”.
De journaalschrijver is tegelijk wereldburger en Nederlands-Limburger, al heeft hij een dubbelzinnige verhouding tot het daar door nagenoeg iedereen gehanteerde Limburgse dialect: – “Ik spreek van huis uit geen dialect, en dat niet alleen, ik had lange tijd een demonstratieve aversie tegen alles wat zich als dialectcultuur manifesteerde”. Even gedreven schrijft hij over het weerbarstige, bedreigde tijdschrift Zout van zijn oud-leerling Wido Smeets als over zijn eigen beginjaren bij De Groene Amsterdammer – ‘O tempora, o mores’ – als over het laatste boek van filosoof-kluizenaar, Ton Lemaire, ook al een Limburger. In de in Sittard tot Toon Hermans Theater omgedoopte stadsschouwburg luistert hij naar Fidelio van Beethoven. En de omnivoor van de kunsten houdt ook van wielrennen. Hij volgt de veelzijdige loopbaan van Mathieu van der Poel en mijmert, denkend aan de Cauberg in Valkenburg, over zijn jeugdidolen Charly Gaul en Raphaël Géminiani, nog een generatie ouder dan Van der Poels grootvader, Raymond Poulidor.
De journaalschrijver is tegelijk wereldburger en Nederlands-Limburger, al heeft hij een dubbelzinnige verhouding tot dialect
Weer kies ik uit die heerlijk melancholische taferelen, particulier Limburgs en toch zo universeel, één parel: ‘ik zal altijd meisje heten’. Een ode aan de vriendschap op het eerste gezicht tussen Henk Simons, “de beste Nederlandse schrijver zonder boek”, en Cyrille Offermans, de schrijver van negenentwintig boeken. Ze hadden elkaar leren kennen in de vroege jaren 1970, toen ze allebei leraar waren aan een provinciale school in Midden-Limburg. Het is het allerlaatste fragment uit dit journaal, verdriet vreet aan elk van de nooit uitgegeven woorden van zijn vriend om de dood van diens dochter Lidewij. Ze overleed op haar negende, in Weert op 24 december 1992. Ik zal altijd meisje heten werd de titel van een roman die Simons nooit zou uitgeven.
Uit De coronastorm, het essay van “de vermoedelijk productiefste Nederlandse filosoof”, René ten Bos, citeert Offermans de historicus Richard Hofstadter over het radicaal manicheïstische type politicus, “voor wie nooit minder op het spel staat dan een conflict tussen het absolute goed en het absolute kwaad, en daarom is wat nodig is niet een compromis, maar de wil om zaken tot het bittere einde te bevechten”. Die uitspraak is naadloos toepasbaar op de politieke actualiteit die vanaf 24 februari 2022 als een koord boven de afgrond hangt.
Eerst was er nog de tumultueuze en chaotische terugtocht van de Amerikanen uit Afghanistan. In de ogen van Offermans heeft die iets positiefs. In navolging van Hans Magnus Enzensberger noemt hij Biden zelfs een held van de terugtocht, een man “met voldoende morele moed om, desnoods tegen de imperiale fantasieën van hun aanhang in, te kiezen voor het ontnuchterende niet-handelen, voor de ontmanteling, de ontwapening”. En dan volgt de inval van Poetin in Oekraïne. Vanaf dan worden we op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de oorlogsgebieden. Dit journaal wordt een echt tijdsdocument.
Opvallend, in schril contrast met de andere fragmenten, is de stelligheid over Oekraïne. Van een terugtocht of onderhandeling met Rusland is geen sprake. Offermans’ grote onrust en ergernis over Poetins agressieve inval zijn natuurlijk terecht. Maar wat nu? Wat is het einddoel? Hij voert een heftige polemiek met de feministe Alice Schwarzer, die een wapenstilstand bepleit en oproept tot “een compromis dat beide zijden kunnen accepteren”. Offermans is uitgesproken: “Oekraïne moet winnen, een alternatief is er niet. Maar winnen kan Oekraïne alleen met westerse steun, concreet, in de vorm van generatoren, kleding, voedsel, medicijnen en vooral van meer en zwaardere wapens.”
© Pexels
Zijn we slaapwandelaars die een Derde Wereldoorlog bespoedigen door de escalatie op te drijven? Of naïevelingen à la Chamberlain die zich laten bedotten, als we onderhandelingen bepleiten? Volgens Offermans geldt dat laatste voor Schwarzer en onder meer ook voor filosoof Jürgen Habermas. Maar kun je de huidige situatie vergelijken met die van de jaren voor de Eerste of de Tweede Wereldoorlog? Ben je een Putinversteher, als je de diplomatieke weg blijft bewandelen en oproept tot de-escalatie? Zijn demilitarisering van Duitsland en herbewapening van Europa het enige antwoord op lange termijn? Elders schrijft Cyrille Offermans: “de vooruitgang komt niet uit de loop van het geweer maar uit verbreiding van de rede, al het andere is bedrog.” En “pas zoveel later, schoorvoetend, werd ingezien dat die ‘verwestersing’ onmogelijk uit de loop van een geweer kon komen.” Toch sterven vandaag ontelbare Oekraïense “jongens op hun ellebogen op het asfalt, een geweer in de aanslag”.
7 oktober 2023 viel buiten het tijdsbestek van dit journaal. Terwijl ik dit schrijf, vallen duizenden doden in de strijd tussen Israël, Hezbollah, Hamas en Iran. Intussen is Mark Rutte secretaris-generaal van de NAVO. De man die volgens Offermans alleen “boeken leest over Amerikaanse presidenten die het spel om de macht het slimst gespeeld hebben”, mag nu met die presidenten spreken over wapenleveringen aan Oekraïne. Ter bevrijding van onze waarden? Ter bevrijding van Europa? Van welk Europa? Dit zijn de slotwoorden van zijn boek:
We zullen het idee dat Europa een waardengemeenschap is moeten leren vertalen in termen van onderwijs en vorming, pedagogiek en politiek. Daarbij is een kritische heroriëntatie op Europa’s ontzagwekkende, maar schromelijk verwaarloosde culturele erfenis wenselijk, zo niet noodzakelijk – dan kan een unieke schatkamer in zicht komen, maar een schatkamer met het karakter van een morele imperatief, dus met verplichtingen.
De vraag is of en hoe die omslag zich in het vandaag nagenoeg unisono heersende oorlogsdiscours kan voltrekken.
Cyrille Offermans, Een koord boven de afgrond, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024, 592 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.